Wat doe je wanneer je kind uitspraken doet als ‘jij bent te dik voor de trampoline’ of ‘die zwarte man is vuil’?

© Michiel Devijver
Elke Lahousse
Elke Lahousse Journalist voor Knack Weekend

In hun boek ‘Sssst… dat mag je niet zeggen!’ geven Eva Dierickx, Kato Luyckx en Zarissa Windzak handige inzichten en tips om te reageren wanneer jonge kinderen al stereotiepe of kwetsende uitspraken doen, of zelf worstelen met een negatief zelfbeeld. “We hebben allemaal vooroordelen. Je daar bewust van zijn, is de eerste stap.”

‘Die noemt mij vuile homo, juf!’

‘Ballet is toch voor meisjes?’

‘Ik vind mijn bruine kleur niet mooi.’

Nadat ze meermaals met hun mond vol tanden stonden en zich onvoorbereid voelden om te reageren op de stereotiepe, racistische of kwetsende uitspraken die hun eigen kinderen soms deden, of kinderen in hun omgeving, besloten Eva Dierickx, Kato Luyckx en Zarissa Windzak op zoek te gaan naar antwoorden en oplossingen. Die bundelden ze in het zopas verschenen ‘Sssst… dat mag je niet zeggen!’, een handboek voor ouders, leerkrachten, babysitters, tantes en nonkels en iedereen die met jonge kinderen omgaat.

Foto uit ‘Ssst dat mag je niet zeggen’

“Als kleuters al racistische of seksistische uitspraken doen, zijn we vaak geneigd de schuld bij anderen te leggen (dat hebben ze van school), de oorzaak biologisch te verklaren (boys will be boys) of het gedrag snel af te keuren (ssst, dat mag je niet zeggen)”, schrijven de auteurs. “Maar de werkelijkheid is complexer: vooroordelen hebben we allemaal. We categoriseren allemaal de werkelijkheid om die beter te kunnen begrijpen. We maken hokjes – een vlak met vier poten is doorgaan zitmeubilair – maar iedereen maakt fouten in die hokjes”, zo staat in deel één van het boek, waar de schrijvers een aantal concepten als racisme, seksisme en stereotiep denken uitleggen zodat lezers voldoende basiskennis hebben voor de concrete tips die volgen in deel twee van het boek.

Stereotiep speelgoed

Grofweg gesteld: vooroordelen en denkfouten ontstaan door wat we meemaken. “Als kinderen alleen vrouwelijke, witte leerkrachten op school zien, kunnen ze gaan denken dat een bruine jongen geen leerkracht kan worden”, stellen de auteurs. “Daarnaast spelen een aantal concepten mee, zoals het ingroup favoritism: onbewust vinden we mensen die op ons lijken beter, leuker, slimmer dan andere groepen van mensen, zo blijkt uit onderzoek. Maar ook speelgoed kan stereotiep denken in de hand werken. Als we meisjes consequent keukentjes en poppen geven en jongens vechtspeelgoed en auto’s, dan zeggen we hen onbewust “hier hechten we waarde aan, we willen dat je dit leert.”

Huidskleurpotloden en ander divers speelgoed zijn een goed begin voor gesprekken op maat van je kind.

Omdat de allerjongsten al bezig zijn met identiteitsvorming, mikt het boek op de opvoeding van kinderen van nul tot zeven jaar. “Baby’s van drie maanden herkennen al verschillende huidskleuren. Uit onderzoek weten we dat peuters in de jaren daarna langzaam bepaalde huidskleuren, maar ook gewicht, gender of beperkingen leren associëren met ‘beter’ of ‘slechter’. Tegen dat ze vijf zijn, worden vriendschappen gemaakt en klasgenoten uitgesloten op basis van stereotiepe ideeën die kinderen hebben over zaken als gender en identiteit.”

Over de auteurs

Eva Dierickx is kleuterleerkracht, onderwijskundige, onderzoeker en lerarenopleider aan de AP Hogeschool Antwerpen en geeft lezingen over sociaal rechtvaardig kleuteronderwijs.

Kato Luyckx is onderwijskundige en werkt als lerarenopleider en praktijkonderzoeker in de opleiding Kleuteronderwijs aan de AP Hogeschool Antwerpen.

Zarissa Windzak is oprichter van Cargo Confetti, een inclusieve webshop voor speelgoed en kinderliteratuur. Daarnaast is ze communicatiemedewerker bij Kif Kif en mede-oprichter van Worlds of Colour, een schrijverscollectief voor vrouwen van kleur.

Concrete tips

Dé vraag is dus: hoe kan je de ontwikkeling van stereotiepe ideeën bij je kind zoveel mogelijk beperken? En kunnen we jonge kinderen al leren om op te komen voor zichzelf en anderen? Enkele tips uit het boek:

–             Alles begint bij reflecteren over je eigen vooroordelen en privileges. Wat wil jij als opvoeder nog bijleren over diversiteit? Wat weet je bijvoorbeeld over bepaalde religies? Durf je mensen aan te spreken als ze kwetsende uitspraken doen? Hoe divers zijn de mensen die je volgt op sociale media? Of die je uitnodigt bij je thuis? Veelvuldig onderzoek toont aan dat dé beste manier om vooroordelen te verminderen is door contact te hebben met diverse mensen.

–             Vermijd uitspraken als: ‘Het maakt mij niet uit of kinderen nu wit, bruin of paars zijn. Voor mij zijn alle kinderen gelijk.’ Die houding komt vaak voort uit de allerbeste bedoelingen. Maar hoe goed bedoeld ook, door die houding ontneem je kinderen de taal om over zichzelf en anderen na te denken en ontken je een stukje van hun identiteit. Door kinderen of bepaalde thema’s te negeren, geef je onbedoeld mee dat het onderwerp taboe is. De auteurs noemen dit ‘diversiteitsstilte’.

–             Stimuleer kritisch denken bij je kind. Doet je kind een uitspraak als ‘glitterschoenen zijn voor meisjes’, dan kan het zinvol zijn om te vragen: ‘Waarom denk jij dat dat meisjesschoenen zijn?’. Of: ‘Kunnen jongens geen schoenen met glitter dragen?’ Antwoorden met een nieuwe vraag kan net zo leerrijk zijn voor je kind als een kant-en-klaar antwoord.

–             Benoem stereotypen als je ze tegenkomt. ‘Hé, op deze puzzel zijn alle prinsessen wit en heel mager. Dat klopt niet, hé? Prinsessen kunnen ook dikker zijn.’

Zoek boeken met personages waarin kinderen zich herkennen.

–             Help kinderen een sterk, positief zelfbeeld te ontwikkelen. Doet je kind met multiraciale achtergrond uitspraken als ‘ik vind mijn bruine kleur niet mooi’ dan kan je samen bijvoorbeeld zelfportretten tekenen. Of samen zoeken naar bekende personen die op je kind lijken. Benoem wat je ziet en waardeert, bijvoorbeeld de huidskleur, vorm van ogen of gezinssamenstelling. Leer je kind dat je afkomst iets is om trots op te zijn door samen boekjes te lezen of films te kijken met hoofdpersonages die qua haar of huidskleur lijken op je kind. Men zegt niet voor niets: You can’t be what you can’t see. Let erop dat je als opvoeder ook je eigen zelfbeeld niet voortdurend laat bepalen door je gewicht of uiterlijk.

–             Bied diversiteit in speelgoed aan. Geef meisjes bewust speelgoed dat ruimtelijk en wiskundig inzicht stimuleert zoals puzzels, Lego en treinen. Bied jongens ook ‘verzorgend’ speelgoed aan, zoals poppen en keukentjes. Voeg eventueel boren en schroevendraaiers toe aan de keuken, of dino’s bij het poppenhuis. Speel samen met je kind en neem zelf de genderstereotype-doorbrekende rol op. Kan mama de keeper zijn? Kan opa de hondenkapper zijn?

–             Reageer altijd wanneer je kind stereotiepe opmerkingen maakt. Uitspraken als ‘jij bent te dik voor de trampoline’ of een ander kind uitsluiten van een spelletje voetbal omdat het niet goed Nederlands spreekt, zijn allemaal voorbeelden van gedrag dat pre-vooroordelen vertoont en kan uitgroeien tot vooroordelen en discriminatie als opvoeders niet duidelijk reageren. Vertrek in je reactie vanuit het gekwetste kind: ‘Gaat het?’ Spreek je kind vervolgens rustig en duidelijk aan: ‘Stop, dit zeggen we niet, want dat kwetst.’ Afhankelijk van de vraag of uitspraak, kan je vervolgens anders reageren. Zo kan het nodig zijn om informatie te geven op niveau van je kind. Bijvoorbeeld: ‘Het kwetst als je niet mag meedoen omwille van hoe je er uitziet. Iedereen heeft een ander lichaam of spreekt verschillende talen, maar dat zegt niets over wat we kunnen of willen.’ Ook je kan samen tegenvoorbeelden opzoeken, zoals: ‘Ken jij nog voetballers die andere talen dan Nederlands spreken?’ Maar weet: elke situatie is anders en elk gesprek dus ook.

Sssst… dat mag je niet zeggen (24,95 euro) is uitgegeven bij Owl Press, Borgerhoff & Lamberigts

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content