Nathalie Cardon

‘In de reeks “dingen die leuk lijken tot je ze effectief moet gaan doen”: op een rommelmarkt staan’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

In de reeks ‘dingen die leuk lijken tot je ze effectief moet gaan doen’: op een rommelmarkt staan. Weken geleden schreven mijn vriend en ik ons in voor de buurtverkoop voor de eigen voordeur. Van de troep af zonder naar de kringwinkel te moeten rijden, hoe makkelijk kon het zijn. En voor onze populariteit was het ook goed. ‘Toch een tof koppel’, hoorde ik de buren al denken. ‘Op straatfeesten hebben we ze nooit gezien terwijl wij met schotels tiramisu liepen te zeulen, maar kijk ze daar eens zitten, gul en praatgraag. Wat hebben we ons in hen vergist.’

Ik stond er niet bij stil dat zo’n rommelmarkt al een week op voorhand je huis binnensluipt. Soebatten in de kelder: “Hoeveel vragen we nog voor deze triestige vaas?” “Die gaat niet weg hoor.” Jurkjes staan strijken tot middernacht. En dan het doornemen van de verkoopstrategie. Mijn vriend komt nooit op rommelmarkten, ik af en toe. Vanuit die positie voelde ik me genoodzaakt hem aanwijzingen te geven. “Kleur, mensen willen kleur zien op een rek.” “Die schoenen van je vader achteraan zetten.”

Uiteindelijk breekt de dag aan waarop je ziel op straat ligt. Wat voor houding neem je aan, naast een rek met kleren waar je ooit trots in hebt rondgelopen? Ik kies voor de rol van onverschillige verkoopster: de vrouw op een stoeltje die casual de krant leest omdat haar stijlvolle stukken zichzelf aanprijzen. In mijn mooiste handschrift heb ik de prijzen gestift op kartonnen bordjes: te beginnen bij 4, te eindigen bij 25 euro (“Dat is honderd procent zijde”, zou ik zeggen in geval van protest). Waarom eigenlijk? Buurtbewoners groeten me, maar gunnen mijn waren geen blik waardig. Hipsters stevenen recht op het rek van mijn vent af, waar hij achteloos een tiental bompatruien uit de jaren tachtig op heeft gegooid – “Een blaam voor onze kraam!” heb ik vanmorgen nog geroepen. Ze vragen of zijn pulls echt maar vijf euro kosten. “Allez, zo’n schoon wolleke?” Er komen smartphones tevoorschijn, bij wijze van spiegel. Mouwen worden opgerold tot de maat juist lijkt. Verdraaid, nu zie ik het ook. Boven een wijde broek en onder een fris hoofd kan zo’n trui met gestoorde motieven zo de catwalk van Dries Van Noten op. Terwijl mijn vriend glimlachend geld teruggeeft en een koude winter aankondigt, verwijder ik subtiel de 25-, 10- en 6 euro-bordjes van mijn eigen rek. Alles zal nu niet meer dan 4 euro kosten. Zijde is ook maar gewoon een stof.

Het is straf, hoe iets in waarde stijgt als een ander het wil. Hoe meer jonge mannen en vrouwen zich voor het rek van mijn vriend verdringen en er de meest oversized gilets uit plukken, hoe meer ik het gevoel krijg dat ik iets gemist heb. Dat grofgebreide ecru vest waar iedereen naar grijpt, zou ik dat niet beter voor mezelf houden? De nieuwe look is hobbezak, de toekomst is genderneutraal en het is dringend tijd dat ik bijbeen. Een meisje wijst naar een paar lange rijglaarzen dat ik heb uitgestald. “Oh my god, zo fout!” Twaalf jaar geleden trok ik hier gewoon mee naar mijn werk, en niemand schold me uit voor hoer. Maar aan die uitleg begin ik zelfs niet.

Waar ik ook nooit bij stilstond: hoe zo’n rommelmarkt nazindert. Een dag lang doen alsof je de krant leest gaat niet in je koude kleren zitten. De schaamte van een vol rek weer naar binnen slepen nog minder. Gelukkig heb ik een enorm ecru vest nu. In de spiegel zag het er niet uit, maar als dekentje om mijn wonden onder te likken is het perfect. Wie heeft een ego nodig als je honderd procent wol in huis hebt?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content