Café ’t Licht der Dokken in Antwerpen

© Griet Hendrickx

Een havencafé waar de stamgasten allemaal Frans heten en de meisjes voortdurend iets aangeboden krijgen ‘van meneer’. Hier branden de lichtjes van de Schelde!

Een warme woensdag. We rijden langs de kaaien van ’t stad. Voorbij Het Steen, langs het Mas op ’t Eilandje, slaan achter het tankstation rechtsaf, de Londenbrug over. Maar niet helemaal, net voor de brug over het water gaat ligt aan de rechterkant een klein havencafé. ”t Licht der Dokken’, zegt de luifel. Binnen hangen alleen heren aan de toog. Het is middagpauze en de jongens van ‘de maritiem’ drinken pintjes van Maryse, de barmoeder. Franske zit op de vensterbank met een fluitje in de hand, een klein biertje, hij komt hier al 65 jaar. “Ik kwam hier voor het eerst met mijn vader, juffrouwke”, zegt hij, pretoogjes lichten op. “Ik was toen tien. De deuren gingen om zeven uur open en dan zat het vol binnenschippers die naar de burelen moesten bellen. Ze hadden in die tijd geen telefoon aan boord. ’t Lichtje was toen een echt blauwebroekencafé. Dokwerkers, schippers, matrozen, iedereen die hier kwam, werkte in de haven.”

Show me heaven op de radio, de radiohit uit 1990 van de Amerikaanse zangeres Maria McKee. Nostalgie door de boxen en in het bruine meubilair. ”t Licht der Dokken’ lag vroeger op een eilandje. Als alle bruggen open stonden, konden de havenjongens hier niet weg. Vandaag wordt met het Eilandje de hippe woonbuurt verderop bedoeld, daar waar het Mas ondertussen een jaar open is en Dries Van Noten zijn werkruimte heeft.

“De buurt evolueert enorm”, zegt Franske. “Alles wordt moderner. Veel oude gebouwen verdwijnen, dat doet pijn.” Hij pauzeert. “En wat is er mis met een bakstenen huis? Vandaag moet het allemaal glas en platen zijn. Zie die hoge zwarte woonblok daar. Vindt u dat nu schoon, juffrouwke? Eerlijk hé. Dat past toch niet tussen die oude gebouwen hier.”

Schipper zoekt vrouw

Aan de muur hangt een foto uit 1901. Een bende mannen staat erop afgebeeld, buiten voor de gevel. ’t Café heette toen nog ”t Zicht der Dokken’. ‘Staking van de dokwerkers’ zegt het onderschrift. “Die mannen staakten toen echt voor hun boterham”, zegt Franske, “niet voor de luxe.” ”t Lichtje’ is altijd een volkscafé geweest, met verschillende eigenaars aan het roer. De tegels op de vloer, de tafels en stoelen en de lambriseringen zijn al jaren dezelfde. Acht jaar geleden kwam de kroeg in handen van Rik Danckaert en Maryse De Grave. Rik had voordien een café op de Vogelmarkt, Maryse runde daartegenover een broodjeszaak. Allebei waren ze aan een nieuwe uitdaging toe en samen besloten ze ”t Lichtje’ nieuw leven in te blazen.

Als Maryse even tijd vindt, smeert ze toastjes voor de klanten. Met komkommersalade, krabsla, zalmsla. “Ik kan het niet laten, die hapjes serveren”, zegt ze. “Dat zal mijn verleden in die broodjeszaak zijn, zeker? Het is ook echt geen kost.” Non-stop vult ze ook kommen met chips. En dan staat er nog een toren snoepjes aan het einde van de toog. Allemaal gratis en in overvloed. Toen Franske vorige week zijn vijfenzeventigste verjaardag vierde, werden maatjes geserveerd. “Een café runnen is veel meer werk dan een verfborstel kopen en een lik verf tegen de muur smeren”, lacht Maryse. “Toch als je je klanten wil soigneren.”

Voor het café ligt een opleidingsschip aangemeerd. Vroeger kon iemand die aan wal werd geboren geen schipper worden. Vandaag is matroos een knelpuntberoep. “Veel jobs in deze sector werden vroeger van vader op zoon doorgegeven”, zegt Franske. “Als schipper werd je geboren. Maar vandaag zijn er matrozen tekort, daarom is het goed dat dit schip hier ligt. Om te slagen als binnenschipper, heb je drie jaar ervaring nodig. Een matroos moet twee jaar vaart op zee kunnen bewijzen.”

Zelf sleepte Franske de schepen van de sluis naar hun meerplaats. Hij kende alle dokwerkers van de haven. De Londenbrug was zijn eerste werkpost, al heette die brug toen anders. Daarna stond hij vijfentwintig jaar aan Kaai 62. Vervolgens trok hij naar de Fordbrug en tegen zijn fin de carrière was zijn werkpost kilometers opgeschoven tot aan de Lillobrug. “Kan ik het goed uitleggen, juffrouwke? Dat doet me plezier, want voor een massa spreken heb ik altijd moeilijk gevonden. Zenuwen, hé. Daarom ben ik nooit opperhoofd willen worden.”

Of we het programma Boer zoekt vrouw soms kennen, wil Franske weten. “Want een schippersleven is net zo apart en onregelmatig als dat van een boer. Ken je dat moment in het tv-programma waarop de boer om vier uur ’s nachts de vrouwelijke kandidaten wakker maakt om de koeien te melken?” lacht hij, weer die pretogen. Zelf is Franske nooit getrouwd. Hij wordt meteen een beetje gelaten als we het onderwerp aansnijden. “Ik heb daarin een beetje pech gehad, juffrouw. Verstaat u?”

De mannen van de schoolreis

Aan de zijkant van de toog heeft een andere gast ondertussen een ijsje besteld. “Deze meneer heet ook Frans”, zegt Maryse. “Maar hij is tien jaar jonger, wij zeggen soms Frans I en Frans II.” Zijn ijsje blijkt een Hoegaarden te zijn waarvan het bierglas in de diepvries is gekoeld. “Dat is caféjargon hé”, lacht Maryse. “Als Leoke straks zijn dagschotel vraagt, weet ik dat hij een sherry met ijs bedoelt.”

Frans II is bevriend met zaakvoerder Rik. “Ik ben hem naar hier gevolgd van zijn café op de Vogelmarkt. En in de broodjeszaak van Maryse ging ik vroeger altijd twee straffe martino’s kopen.” Drie keer per week komt Frans II met de bus uit Hoboken tot hier. Straks komt zijn vrouw Monique hem ophalen. Heel zijn carrière werkte hij als eregriffier aan de rechtbank van koophandel. “Weinig cafés kunnen zeggen dat er zo’n gemengd publiek over de vloer komt”, zegt Maryse. “Hier zie je naast de havenwerkers ook advocaten, ambtenaren, directeurs of dertigers die een babyborrel organiseren. En ’s vrijdags wordt er gedanst. Dan sluiten we niet voor vier uur ’s nachts. Ah, daar zijn de mannen van de schoolreis zie!”

Twee heren uit Moerzeke in Oost-Vlaanderen komen binnengewaaid. Elke week maken ze een uitstap naar Antwerpen. “Met het openbaar vervoer, dan mogen we al eentje meer drinken”, lacht de ene. “Ja, ze noemen ons de mannen van de schoolreis. We zijn allebei gepensioneerd en vinden dit een leutig bruin café. De Stella smaakt hier beter en we komen om Maryse te doen blozen.”

Franske is ondertussen aan het poseren voor de foto. “Franske jong, ’t is niet voor de Playboy hé”, roept een van zijn makkers. “Wacht, ik zal zijn zweet eens afdoppen.”
“Och juffrouwke, hier sterf ik nog”, zegt Franske. “Dat familiale, ik vind dat zo plezant. Ik heb zelf geen gezin, maar ik ken de facteur, de bakker, de wijkagent. Ik heb mijne klap.” Wat hij het mooiste vindt aan zijn leven in de haven? “Het is dat water, hé. Een schipper kan niet zonder water. Het moeilijkste aan pensioen en voor altijd aan wal gaan, is dat je een andere hobby moet vinden. Ik ken iemand die totaal geen hobby heeft, dat is erg. Je hebt al een vet pensioen nodig om elke dag op café te kunnen gaan. Ik kijk gelukkig graag sport op tv.” ‘De maritiem’ volgt Franske nog elke dag. Tweemaal per week leest hij de scheepvaartkrantjes en ook het Scheepslicht volgt hij op de voet.

De neuzen zien ondertussen rood van de ijsjes, de sfeer blijft even hartelijk, de tooggesprekken gaan over leven en dood. Monique is gearriveerd om Frans II op te halen. De twee zijn al achttien jaar samen. “Een schoon madame uit Congo”, zo had hij zijn tweede vrouw aangekondigd. “Ik kom hier graag naar de boten kijken”, zegt ze. “En sinds je niet meer mag roken, zit ik ook vaak binnen. Dan bestel ik een watertje, dat komt in en mooi flesje, of een thee citroen. In het weekend al eens een cava.”

Leoke zit met zijn sherry in een hoekje van ’t café, maar als hij ziet dat we aanstalten maken om te vertrekken staat hij op en geeft ons zijn e-mailadres op een bierviltje mee. “Je weet nooit dat het nog van pas komt.” Ook Leo heeft er vijftig jaar carrière in de maritieme sector opzitten. “Ladingen zoeken in heel België en Luxemburg om de containers vol te krijgen. Heel plezant.” Hij grijpt in zijn binnenzak en geeft ons een balpen van de haven van Antwerpen. “Aandenken aan een leuke dag.” “Heb ik geen schone vriendinnen?” fluistert Franske schaapachtig als we met camera en statief door de deur naar buiten gaan. Zelden een vent die zoveel geleefd heeft zo ontroerend zien openbloeien, daar op zijn barkruk, de boten dobberend achter zijn rug. “Daar in dat kleine café aan de haven. Daar zijn de mensen gelijk en tevree.”

Elke Lahousse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content