Madagaskar

Een bijzondere etnische mix en een eeuwenlang isolement hebben Madagaskar gemaakt tot een unicum in het Afrikaanse continent. Wie door dit ‘rode eiland’ trekt, wordt getrakteerd op een indrukwekkende natuur, boeiende volkeren, bizarre rituelen en onvergetelijke visuele souvenirs.

Als een langwerpige omelet ligt het vierde grootste eiland ter wereld – na Groenland, Nieuw-Guinea en Borneo – 400 kilometer verwijderd van de zuidoostkust van Afrika. De Portugezen waren de eerste Europeanen die hier aan land gingen en wel in 1506. De Hollanders volgden, maar niemand slaagde erin het land te bezetten door de vijandigheid van de bevolking en door de tropische ziekten die de bemanning velden.

Pas in 1896 slaagden de Fransen erin het eiland te koloniseren. Madagaskar kreeg zijn onafhankelijkheid terug in 1960 en werd een republiek, die eerst werd geregeerd door een premier maar daarna door legerchefs die het communisme aanhangig waren. Toch kan je niet spreken van een militaire dictatuur, want de regering houdt er geen wilde filosofieën of gewapende strategieën op na.

Aantrekkelijke hoofdstad

De hoofdstad Antananarivo, door de Malagassiërs eenvoudig Tana genoemd, is opvallend aantrekkelijk voor het oog. Behalve het Hilton-hotel dat boven het gemiddelde gebouw uitpiekt, kent de stad weinig wolkenkrabbers.

De felgekleurde huizen van de invloedrijke Merina staan gestapeld tegen de heuvelhellingen. De Merina zijn van Maleisisch-Polynesische afkomst: hun huidskleur varieert van ivoor tot donkerbruin en met hun steil, zwart haar zien ze er heel Aziatisch uit.

Rond de hoofdstad strekken zich de hoogvlakten uit. De route nationale in zuidelijke richting loopt door een streek die je even in Indonesië doet wanen. Vernuftige irrigatiesystemen bevloeien de terrasvormige rijstvelden. Een felgroene schittering in de zon.

Langs de wegkant staan okerbruine huisjes met een strooien dak, sommige van hen hebben pastelkleurige luikjes. De muren zijn bepleisterd met een lekker mengsel van koeienvlaaien en bananensuiker. De stevigste bouwwerken zijn de cementen familiegraven die verspreid liggen in het landschap.

Antsirabe en haar pousse-pousses

Antsirabe staat bekend om zijn prachtig geschilderde pousse-pousses. In tegenstelling tot wat hun naam doet vermoeden, worden de op riksja’s lijkende wagentjes voortgetrokken. Met de brandende kaars achterop zijn het net vuurvliegjes die geluidloos over de brede boulevard zweven.

De Champs Elysées van Antsirabe verbindt de twee mooiste gebouwen uit de koloniale periode: het gigantische Hôtel des Thermes en het station. In de jaren twintig waanden de Fransen zich hier in het mondaine Vichy. Op deze hoogte van 1500 meter konden ze even bekomen van de tropenhitte en genieten van de geneeskrachtige werking van de warmwaterbronnen.

Ambositra, prachtig omringd door heuvels, kondigt de provincie van de Betsileo aan. Het zijn energieke landbouwers. In een poging de erosie tegen te gaan, werden de akkers afgewisseld door aangeplante eucalyptusbossen. In deze omgeving ligt het laatste stukje primair woud met zijn zeldzame houtsoorten. Het schitterende houtsnijwerk van de balkonnetjes en luiken verklapt de handvaardigheid van deze stam.

Ronddwalen door de natuur

Naarmate de weg afbuigt naar het zuidwesten, richting Tuléar, verdwijnen de rijstvelden. De natuur wordt dorrer, er verschijnen meer bergen met romantische namen als Le Bonnet de l’Eveque.

Eenmaal voorbij de Portes du Sud wisselen asfaltwegen en stoffige pistes elkaar af. Grillige zandstenen heuvelformaties gesculpteerd door erosie worden van elkaar gescheiden door diep ingesneden canyons.

Isalo is een buitengewone plek met vreemde endemische planten als de dwergbaobab en eenzame landschappen. Sinds 1962 is 80.000 hectare beschermd Nationaal Park waar je dagenlang kan ronddwalen in de kloven en langs riviertjes omzoomd met pandarusbomen.

Eenmaal over de Col des Tapis, genoemd naar de Tapia-fruitbomen, waarvan de kleine vruchten een appel-pruimsmaak hebben, daalt de asfaltweg kronkelig naar Tuléar. In Tuléar vind je geen exotisch palmstrand, maar een met uitwerpselen en ander afval vervuilde zandstrook, naast een getto van vissershuisjes.

De lemuur: het boegbeeld van Madagaskar

Het park van Berenty, dat zich op 85 km van Fort Dauphin bevindt, is de toeristische trekpleister. Er leven verschillende soorten halftamme lemuren, katachtige diertjes die zowat het boegbeeld werden van Madagaskar. De tocht op zich is een spektakel van groene bergruggen, met op de voorgrond de waaiervormige arbre du voyageur.

Halverwege de tocht is de overgang van de oostelijke naar de zuidelijke klimaatzone duidelijk zichtbaar in het landschap. De groene begroeiing maakt plaats voor gigantische cactusachtige planten die tot vijftien meter hoog reiken. Sisalplantages beslaan duizenden hectaren en omsluiten het Berenty National Park.

Berenty is vooral bekend om zijn lemuren en sifaka’s. Eenmaal het donker is, kan je er de nachtelijke soorten observeren. Het leuke aan dit natuurpark is dat je er eindeloos kan wandelen over de brede paden en ook zonder gids het familieleven van de witte sifaka en de roestbruine lemuren kan gadeslaan.

Na gedurende een week een stukje van het eiland te hebben doorkruist, raak je in de ban van het natuurschoon en de cultuur van zoveel verschillende stammen. Dan bekruipt je het verlangen om ook nog de geheimen van het regenwoud aan de oostelijke piratenkust te verkennen. Of jezelf onder te dompelen in de kleurrijke koraalriffen van het noorden. Of de vanilleplantages te ruiken…

Bron: Weekend Knack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content