Over scheren en schminken: ‘Mijn lichaam was een wandelende to-dolijst’
Waar komen de ideeën over hoe vrouwen zich kleden, gedragen en voelen vandaan? Op die vraag formuleert de Duitse feministe Margaret Stokowski een antwoord in ‘Vanonder vrij’. Aan de hand van persoonlijke anekdotes en frappante feiten doet ze de lezer nadenken over structurele ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een voorproefje.
Ik ben twaalf. Op een dag sta ik onder de douche en plotseling word ik door angst overvallen. Ik stel me voor hoe deze twee mini-heuvels die langzaamaan aan het groeien zijn, binnen een paar jaren groot zullen zijn. Borsten. In het begin had ik er geen aandacht voor. Maar. Ik stel me ook voor dat er onder mijn volgroeide borsten een gleuf zal ontstaan waarin viezigheid zal ophopen. Het is moeilijk om onder je eigen borsten te kijken. Je weet dus niet eens hoe vies het daar is. Omdat je bezig bent met kinderen krijgen, een man hebben, werken, vergeet je als vrouw dat zich daar jaren – en zelfs decennialang, vuil verzamelt. Dat kan hoogstens weggaan als je eens gaat zwemmen. Dan wordt alles door het chloor weggespoeld. Maar anders stapelt het zich daar op en schimmelt het. Bah!
Ik heb het gevoel dat ik tijdens het douchen een heel belangrijke ontdekking heb gedaan. Ik neem dus de borstel waarmee ik anders mijn vingernagels schrob en met een zeer grote kwak douchegel was ik zeer, zeer grondig het gebied onder mijn eigenlijk nog niet zichtbare borsten. Ik schrob en wrijf om voor minstens vijf jaren proper te zijn. Ik vind mezelf buitengewoon briljant. ’s Avonds heb ik uitslag.
Mijn lichaam wordt een wandelende to-dolijst
Zeventien jaar later las ik Machen fur alles van Charlotte Roche waarin het superneurotische hoofdpersonage vertelt hoe ze zich doucht: ‘Ik til mijn ietwat zware borsten op, omdat ik erop moet letten dat het daaronder proper blijft. Stel je voor dat zich een ontsteking voordoet in de plooi onder mijn borsten.’ Ik vraag me af of ik toen ook zo neurotisch was en of ik dat vandaag nog steeds ben. Maar ik stel opgelucht vast dat ik vandaag heel goed weet dat je op een of andere manier toegang hebt tot dat gebied onder de borsten. Dat is toch al een begin.
Daarmee is het thema ‘aan je lichaam werken’ helemaal nog niet afgehandeld, nee, nu begint het pas echt. Als mijn moeder voor de spiegel staat en haar wenkbrauwen tekent, zegt ze tegen mij: ‘Dat heb jij niet nodig, je hebt zulke mooie donkere wenkbrauwen. Dat zag ik al bij je geboorte.’ Aan de ene kant denk ik: yessss, mooie wenkbrauwen. Anderzijds leer ik dat je als vrouw taken hebt die ontstaan door je lichaam. Net zoals je je tanden moet poetsen omdat je een mens bent en tanden hebt, moet je als vrouw je wenkbrauwen in orde brengen voor je het huis uit gaat. Eigenlijk schminkt mijn moeder zich niet veel, ze is in drie minuten klaar met alles – maar misschien valt het me juist daarom op. Zelfs zij, die bijna niets doet, weet dat helemaal zonder ook niet kan.
Voor mij is dit het begin van de fase ‘experimenteren met drogisterijartikelen’. Op een dag begint de strijd tegen haar. Ik test alle ontharingscrèmes, verschillende merken van scheermesjes en koude wasstrips uit en blokkeer urenlang de badkamer, omdat een okselhaar tevoorschijn komt. Ik benadruk: één. Onder mijn rechteroksel. Op een gegeven moment zijn het er drie, daarna alles samen zo’n vijf, onder beide armen. Maar een goed begin is het halve werk. Alles moet weg. Sinds mijn eerste okselhaar scheer ik me om de zoveel dagen. Wie weet wat er anders nog allemaal zou komen. Hetzelfde geldt voor mijn schaamhaar en omdat je daar dan toch bent, kan je ook meteen de benen doen. (Op een gegeven moment komen er ook nog de armen, omdat mijn vader ooit over mijn armen wreef en zei ‘Mijn klein mammoetje.’ Okay, dan doe ik ook maar mijn armen. Alleszins maar zolang totdat een schoolvriendin me zegt dat dit er erg vreemd uitziet, zulke naakte armen, en dat besef ik ook.)
Uitgerekend op het moment dat mijn lichaam tekenen van het vrouw-zijn begint te vertonen, bestaan mijn zorgen uit het weer verwijderen van deze tekenen.
Later in het ontharingsvraagstuk begint het mooi maken voor een speciale gelegenheid, dat tijdens mijn kindertijd nog speels was, een karwei te worden. Mijn lichaam wordt een wandelende to-dolijst. Uiteindelijk is de eigenlijke inspanning niet bijzonder groot, zeker nadat ik op een gegeven moment koos voor een bepaalde methode zodat het zelfs minder lang duurt dan tandenpoetsen. En het is ook geen kwestie van uitproberen en ‘wat als’ meer, maar wel een dagelijkse noodzakelijkheid, tenminste zo ervaar ik het. Ik heb het gevoel dat het mijn heilige plicht is om ervoor te zorgen dat niemand mijn lichaamshaar kan zien, vooral dat in mijn oksels. Ik zie ze als een onredelijke beproeving van de wereld en laat ze niet langer worden dan een millimeter, zelfs niet tijdens het kamperen of in het putje van de winter.
De eerste keer dat ik mijn okselhaar zie groeien is als ik als jonge twintiger door een acuut nierfalen in het ziekenhuis lig. Daar doet scheren er eigenlijk niet toe. Dat besef ik pas achteraf als ik thuis ben. Ik neem een douche en kijk onder mijn armen en denk, eh, interessant, ik heb theoretisch gezien al sinds mijn tiende okselhaar en heb het nog nooit eerder gezien. Aha. Vervolgens haal ik het meteen weer weg. Als iemand me zou vragen waarom ik dit doe, zou ik zeggen: omdat ik het mooier vind en omdat het er properder uitziet. Of: omdat de anderen het ook doen. Wat ik in geen geval zou zeggen: omdat deze samenleving het vrouwelijk lichaam controleert, veel meer dan het mannelijke lichaam. En omdat ik de idealen en dwang die voor vrouwelijke lichamen gelden al zozeer geïnternaliseerd heb dat ik zelfs niet meer besef dat ze van buitenaf komen.
Het ingewikkelde is dat alle uitspraken correct zijn. Wat betekent het dat een of andere ‘dwang’ van ‘buitenaf’ komt? Heeft destijds een alien me naar een drogisterij gesleurd en gezegd: hier, neem dit soort scheermesjes voor € 2,50 per stuk? Helemaal niet. Niemand dwingt me. Het is een merkwaardige tegenstelling dat uitgerekend op het moment dat mijn lichaam tekenen van het vrouw-zijn begint te vertonen, mijn zorgen bestaan uit het weer verwijderen van deze tekenen. Mijn borsten kan ik niet weghalen, dat is duidelijk. Mijn enige angst is alleen het vuil dat zich eronder zou kunnen verzamelen.
De meisjes uit mijn klas die zich schminken beschouw ik als sletten die overdrijven en oppervlakkig zijn – en zo wil ik niet zijn
Maar die nieuwe haren kan ik verwijderen – en gek genoeg voel ik me bijzonder volwassen op de momenten waarop ik aan het werk ben met koude waxstrips of scheermesjes om de toestand van mijn lichaam weer te herstellen. Alles is mooi glad. Zo heb ik het gevoel dat ik alles onder controle heb. Eigenlijk is het niet zo dat ik bang ben om volwassen te worden – ik heb er net zin in. Als bij toverslag begin ik me aan rituelen te onderwerpen waarvan ik geloof dat ze er nu eenmaal deel van uitmaken.
Mijn zakgeld, dat ik voordien vooral in Mickey Mouse-schriften en snoep investeerde, geef ik nu uit aan producten waarvan verondersteld wordt dat ze van mij een vrouw zullen maken – alsof ik er anders geen zou worden. Haarlak, oogschaduw, lipgloss en bodylotion die naar aardbeien ruikt. Ik oefen ijverig hoe ik me moet schminken en heb een schminktas waarmee je een dragqueen kan opdirken om haarfijn het podium op te gaan. Maar als ik uit de badkamer kom, zie ik er net zo uit als voorheen, omdat ik alles er weer af was.
Ik schaam me, niemand mag me geschminkt zien. De meisjes uit mijn klas die zich schminken beschouw ik als sletten die overdrijven en oppervlakkig zijn – en zo wil ik niet zijn. Op hetzelfde moment leer ik Faust I uit het hoofd en neem in de eerste weken van het schooljaar het hele boek fysica door – zo iemand ben ik dus en als zo iemand wil ik ook gezien en erkend worden. Niet als iemand die urenlang voor de spiegel staat en blush probeert aan te brengen, hoewel ik dat natuurlijk wel doe.
Daarmee heb ik als twaalfjarige tenminste onbewust beseft hoe tegenstrijdig de eisen voor vrouwen en hun lichamen zijn. Wees mooi maar niet te mooi. Verzorg je uiterlijk – maar niet zo dat men ziet hoeveel werk je erin gestoken hebt. Wees seksueel aantrekkelijk – maar pas op dat je er niet uitziet alsof je ‘gemakkelijk te krijgen’ bent.
We mogen er tijdens de overgang naar de derde graad dan wel als levensmoeë kleine zeehonden uitzien, we leren tenminste dat sakkeren over gemeenschappelijk ervaren onrechtvaardigheden iets verenigends kan hebben
Tijdens lichamelijke opvoeding vergelijk ik in de kleedkamer mijn vreemde lichaam met de vreemde lichamen van de anderen. Het is de plaats van maximale blootstelling. Niet alleen qua kleding natuurlijk, dat ook. Maar ook anders. Het gaat over: wie heeft al grote borsten? Hoe ziet iedereen eruit en wie scheert zich? Wie draagt welk ondergoed?
De meisjes die er het meest sexy willen uitzien, dragen hun trui direct over hun beha. Push-up beha, natuurlijk – iets anders is er voor ons nog niet. Als je een beha hebt, push dan, push, push, zo ver mogelijk. Geen idee wie dat van die trui direct over je beha als eerste heeft uitgevonden of van porno heeft afgekeken, maar dat is dus de stijl. Ik doe het niet, omdat ik niet wil bevriezen. Ik bevries al genoeg, omdat ik zo dun ben.
Wat ons verenigt, is de wolk van ‘Vanilla Kisses’-deo die ons allemaal omringt. Zoet en doordringend. En de woede tegenover de sportlerares, mevrouw Schorf. Ze noemt me ‘muisje’, omdat ik tijdens het hoogspringen de paal naar beneden haal of tijdens basketbal niet scoor. Ze zorgt ervoor dat ik me schaam voor elke beweging die ik maak. Ik wil niet haar muisje zijn. Zelfs de meisjes die sportief zijn, vinden mevrouw Schorf om van te kotsen, omdat ze hen ervan beschuldigt niet hard genoeg te trainen of niet aan wedstrijden deel te nemen. Er doet een gerucht de ronde dat ze vroeger een bekende atlete voor de Olympische Spelen getraind heeft. Niemand durft haar te vragen of dit klopt. En niemand van ons slaagt erin haar tevreden te stellen.
Het is goed om samen boos te zijn op mevrouw Schorf. We mogen er tijdens de overgang naar de derde graad dan wel als levensmoeë kleine zeehonden uitzien, we leren tenminste dat sakkeren over gemeenschappelijk ervaren onrechtvaardigheden iets verenigends kan hebben.
Dit is een fragment uit ‘Vanonder Vrij’ van Margaret Stokowski, een Duitse feministe en columnist voor Der Spiegel. Het boek is te koop bij Borgerhoff & Lamberigts. p>
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier