Jean-Paul Mulders

‘Vroeger leerde je dingen van je grootvader, maar die is nu door een app vervangen’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

Mijn kapotte klok geeft het juiste uur aan, zoals ze twee keer per etmaal toevallig doet. Er passeert een ambulance zonder zwaailicht en in de tuin fluit de vogel titatita die daar zo vaak titatita fluit, maar die ik nog nooit heb gezien. Tot voor kort noemde ik hem: de eentonige tweetonige, omdat hij telkens opnieuw diezelfde twee tonen ten gehore brengt zonder spoor van fantasie. Ik weet van toeten noch blazen als het aankomt op ‘de klasse van gewervelde dieren bij wie de voorste ledematen in vleugels zijn veranderd terwijl het lichaam bedekt is met veren’. Zo omschrijft het woordenboek het curieuze verschijnsel dat doorgaans kan vliegen en dat de mensen vogel noemen.

Onlangs kwam ik erachter dat ik op mijn manier een soort vogel ben. Ergens zag ik mijzelf omschreven als een zevenvinker.

Zoals de meeste mensen, herken ik meer automerken dan vogelsoorten. De laatste tijd bekruipt mij soms de vreemde drang te weten wat er rond mij zoal kwaakt, kwettert, krast, snatert, koert, roekoet, kekkert, kwinkeleert of schettert. Vroeger leerde je zulke dingen van een grootvader met een gelooide huid en vriendelijke ogen, maar nu is die door een app vervangen. Ik installeer BirdNET op mijn smartphone, laat de software los op de titatita en de eentonige tweetonige valt door de mand. Hij blijkt een doodgewone koolmees. In mijn stadstuin schijnt ook merel, heggenmus en roodborst rond te scharrelen. Als ik zelf een liedje schuifel, ontmaskert de software mij als ‘Mens – Homo sapiens’. Mijn dochter van tien kan de app wel om de tuin leiden door zelfbedachte aria’s te zingen. Zij was al een kievit en een knobbelzwaan en dat vindt zij dolle pret.

Onlangs kwam ik erachter dat ik op mijn manier ook een soort vogel ben. Ergens zag ik mijzelf omschreven als een zevenvinker. In de ornithologie is dat een kleine, actieve zanger met een kenmerkend, hoog getjilp die je voornamelijk in tuinen, parken en bosranden vindt. Bij mensen is de zevenvinker iemand die automatisch maatschappelijk bevoorrecht is doordat hij zeven kenmerken kan afvinken: (1) man, (2) wit, (3) hetero, (4) middelbare school en (5) universiteit afgewerkt, plus (6) minstens één hoogopgeleide of welgestelde ouder die (7) hier geboren is. Zevenmaal check – ik pleit schuldig. Toch voel ik mij niet wit, maar rozig als een marsepeinen varkentje. Ook wens ik aan te voeren dat mijn welgestelde ouder stierf toen ik een tiener was. In het onbarmhartige tribunaal van de stereotypes is dat misschien een verzachtende omstandigheid.

Op school, lang geleden, leerden wij allerlei dingen als zevenvinker in opleiding. Ik was niet wild van chemie of aardrijkskunde, maar wel geboeid door de laatste woorden van Guido Gezelle. ‘En ’k hoorde zo geerne de vogelkens schuifelen’, had de dichter volgens onze meester op zijn sterfbed gepreveld. Dat vond ik schoon, maar sindsdien heb ik geleerd om ontroering te wantrouwen. Dus check ik het verhaal voor de zekerheid bij ChatGPT: ‘Wat zei Guido Gezelle voor hij zijn laatste adem uitblies?’

‘Ik ben blijde dat het gedaan is’, volgt prompt het ontluisterende antwoord.

Mijn kapotte klok loopt intussen anderhalf uur achter. In de tuin is het bladstil. Het zijn harde tijden voor romantici.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content