Jean-Paul Mulders

‘Huisdieren hebben in onze westerse samenleving een gigantische pootafdruk’

Jean-Paul Mulders Columnist voor Knack Weekend en schrijver

In de krant staat dat er meer geld komt voor de kinderen, terwijl er elders weer kinderen voor niets zijn gestorven. Wat kun je doen als eenvoudige burger, behalve je schamen en de kat te eten geven? Ik twijfel tussen een blikje dat Wild Freedom heet en Taste of the Wild Prey. Ik heb natvoer met kamillebloesem en natvoer met kwartel, pompoen en granaatappel. Op een kuipje met kalkoenharten staart een chique witte poes bedachtzaam voor zich uit.

Ergens las ik dat huisdieren in onze westerse samenleving een gigantische pootafdruk hebben. Het is een uit de klauw gelopen industrie geworden: de liefde die wij zoeken bij dieren omdat die bij mensen niet te vinden is. Ik zou ze de kost niet willen geven, de mannen en vrouwen van wie de trouwste toeverlaat een kat of een hond is geworden.

Soms belt er een man aan die geld ronselt voor de dierenbescherming. Hij verkoopt gelpennen in allerlei kleuren en pleisters waarop staat: soft & skin friendly. Ik heb al een voorraad die ik nooit zal kunnen opgebruiken. De man heet Jean-Luc en ik Jean-Paul, dat schept meteen een band. ‘Je woont in een vriendelijke straat’, zegt hij. ‘De mensen kopen hier altijd bijna altijd iets. Maar vanaf het kanaal slaan ze de deur tegen je gezicht.’

Lees ook: ‘Het zou helpen mochten mensen even welwillend voor elkaar zijn als voor hun kinderen’


Ik woon in een wijk waar het leven een eindeloos feest lijkt. Altijd is er muziek of gejoel te horen, her en der ligt de inhoud van magen in hoekjes te drogen. Dat zal dan wel zijn wat ze noemen: de charme van een studentenbuurt, al schijnen hier vroeger windmolens en strafwerktuigen te hebben gestaan. Mijn kelder dateert van 1790; soms vraag ik mij af wat er zich onder mijn voeten heeft afgespeeld.

Vlakbij is een school voor blinden en slechtzienden, zodat op straat vaak mensen tastend de weg zoeken. Ze zwaaien met een witte stok, soms met een soort golfbal aan het uiteinde, en worden begeleid door enthousiaste vrouwen die hen het juiste pad leren te vinden. Ze helpen mij te relativeren en blij te zijn met wat ik heb, zoals een goede spijsvertering en de gave van het zicht. Ik bekwaam mij in positief denken, hoe bedroevend de toestand buiten soms ook is.

Ik bekwaam mij de laatste tijd in positief denken, hoe bedroevend de toestand buiten soms ook is.

Door de muur van de buren hoor ik geluiden van een meeting die online plaatsvindt. Ik ben dol op vergaderingen, vooral als ik er niets mee te maken heb. Op dit moment zijn er duizenden in de wereld, vol agendapunten en kopzorgen die ik gelukkig nooit zal dienen op te lossen.

’s Avonds wordt het alweer vroeger donker, wat schijnt te willen zeggen dat de dagen korten. Ik hoor de kille, ritselende regen die valt als de mensen slapen – het soort neerslag dat alleen wordt opgemerkt door eenzame zielen die zich in het donker haasten naar nergens.

In 1977 schreef een enthousiaste wetenschapper ‘WOW!’ op de uitdraai van een smalbandig radiosignaal dat plotsklaps zomaar uit de ruimte kwam. Het werd opgepikt door een radiotelescoop die Big Ear werd genoemd. De wetenschapper dacht dat het misschien verstuurd was door buitenaardse wezens. Het was, zo lees ik nu, wellicht afkomstig van een gloeiende waterstofwolk.

De regen ritselt verder. Tot nader order zijn we alleen in het universum.

Lees ook: ‘Je kunt beter niet te vriendelijk zijn als je de dood wil verschalken’






Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content