‘ZO’N NIEUW IDEE, DAT IS ALTIJD EEN OPWINDEND MOMENT’
De grootste overzichtstentoonstelling ooit van het werk van de Britse ontwerper Jasper Morrison vind je deze zomer in ons land. Interview met een verlegen Brit, die naar eigen zeggen hypergevoelig is aan zijn omgeving.
Dagelijks geluk, daar is het Jasper Morrison om te doen. In samenwerking met de industrie supernormale objecten bedenken die de eindgebruiker ondersteunen. Of ze nu willen relaxen in een sofa, uren zitten werken op een van zijn stoelen, aardappelen koken in een van zijn potten of deuren openen met een van zijn klinken. Jasper Morrison is niet op zoek naar grote kicks, spektakels of waanzinnige experimenten. Maar met geduld en gezond verstand, met intuïtie en een portie geluk zoekt hij naar eenvoud en comfort in dagelijkse industriële voorwerpen.
De eerste keer dat ik Japser Morrison in levenden lijve zag, was hij aan het fietsen in Milaan. Alsof hij niet een van de grootste namen van de hedendaagse designwereld was, maakte hij zijn fietsslot vast aan een paal en bezocht een van de honderden expo’s tijdens de designweek. Enkele jaren later interviewde ik hem, ook in Milaan, op een beursstand. Maar hij sprak toen zo stil dat ik hem amper kon verstaan. Hij staat erom bekend niet graag te spreken, zeker niet voor grote massa’s. Maar hij houdt er wél van om zijn verhaal te vertellen en zijn werkvisie uit te leggen. Dat doet hij via een fotoblog, via boeken én nu dus ook via zijn grootste tentoonstelling ooit, Thingness, die nog tot 13 september loopt in CID, het Centre d’ Innovation et de Design in Hornu, bij Bergen.
Directrice van dat museum, Marie Pok, is bij de opening duidelijk trots : “Deze expo zal gaan reizen, ze is ondertussen ingepland voor 2016 in Zürich. Verwacht geen spektakel, de scenografie is bescheiden en eenvoudig. Het is echt een typisch Jasper Morrison-project. Zijn grote voorbeelden zijn ontwerpers en architecten Adolf Loos, Robin Day of Dieter Rams geweest. Maar ondertussen is hij zélf een belangrijke inspiratiebron geworden, voor onder anderen de Bouroullecs-broers of Konstantin Grcic. Sorry dat hij hier het woord niet neemt, hij is absoluut allergisch voor een grote groep toehoorders”, voegt ze er nog aan toe. Gelukkig was ik een uurtje eerder, als zijn publiek maar uit één vrouw bestaat, zijn er blijkbaar geen allergische reacties.
Waarom deze expo ?
Jasper Morrison : Dit is een retrospectief. Heel rechtlijnig en duidelijk. Ik maakte in 2010 in Kortrijk, voor de winkel van de familie Ghyselinck, een kleine expo met eigen werk. Daarvoor bedacht ik samen met ontwerper Michel Charlot een soort van raamsysteem. Dat idee heb ik behouden. Hier vertegenwoordigt elk raam een periode in mijn werk. De expo is ruwweg chronologisch opgevat. Het idee is niet om elk stuk te tonen, maar een selectie. Daar geef ik dan achtergrond bij : in tekst, maar ook in tekeningen en foto’s.
Als u alles zo samen ziet, welke evolutie ziet u dan zelf ?
Ik ben blij dat ik redelijk consistent ben gebleven, ik heb niet echt mijn mening op design herzien. Tegelijkertijd ben ik blij dat ik beter ben geworden. Onze stoelen zijn bijvoorbeeld comfortabeler geworden. Dat heeft natuurlijk met ervaring te maken. In het begin maak je een stoel, maar dan weet je eigenlijk niet zo goed wat het comfort bepaalt. Elke stoel volgt op een vorige stoel. Deze stoel van Emeco, waar we nu op zitten, komt bijvoorbeeld rechtstreeks voort uit de Basel chair voor Vitra, waar al veel kromming in de rug stak. Je leert bij door te doen. Dit is de grootste expo die ik ooit gemaakt heb. Ik ben hier een jaar geleden voor het eerst geweest. Ik hou van deze plek en van dit museum en zijn ruimten.
U lanceerde enkele weken geleden ook een nieuw boek, ‘A Book of Things’. Waarom ?
Het was nog eens tijd. Het laatste boek was acht of negen jaar oud, dus al wat gedateerd, want ik heb de jongste tien jaar hard gewerkt (lacht).
U was ooit zélf boekverkoper ?
Ja, toen ik op de kunstschool zat. Meestal gingen die over kunst, architectuur en design. Ik reed tussen de middag, tijdens de lunchbreak, met mijn brommertje rond in Londen naar boekwinkeltjes waar ik de rekken afschuimde. Dat was een belangrijke leerschool voor mij. Ik kocht die boeken, las ze en verkocht ze. En soms hield ik ze bij, natuurlijk. Ik heb er nog steeds zeer veel.
Dus u weet wat een goed boek is ?
Ja, in de boekhandel gaat het zo : je kunt een boek oppikken van bijvoorbeeld Picasso. Een interessant onderwerp, maar de lay-out, opbouw, papierkeuze, lettertype, afwerking van de reproducties en zo bepalen of het echt een goed boek is. Als het slecht is, dan noemden we het een dog. Dus ik heb echt wel geprobeerd om geen dog te maken.
Een boek is voor mij een fijne manier om te communiceren. Ik maak liever een boek dan dat ik een seminarie moet voordragen. Communiceren via internet kan natuurlijk ook, maar een boek heeft nog altijd een speciale status voor mij.
U opent het boek met een quote van Carl Jung : “Geen enkel archetype kan worden gereduceerd tot een enkele formule… Het is een vat dat we niet kunnen legen of vullen… Het blijft voortbestaan doorheen de jaren en vraagt elke keer opnieuw een interpretatie.” Waarom start u met deze woorden ?
Ik manipuleer eigenlijk een beetje wat Jung zegt, want ik denk niet dat hij het over objecten had. Maar het vat wel goed samen wat mijn mening is over design en de geschiedenis van ontwikkeling van objecten.
Verschilt u met die visie van anderen ?
Neen, dat denk ik niet. Ik ben er vrij zeker dat het common sense is. Ook de Deense ontwerpers bijvoorbeeld werkten veel met archetypes en keken naar de geschiedenis en ontwikkeling van vormen die uit historische keuzes kwamen.
U blijft in uw boek ook uw pleidooi voor supernormale producten houden.
Ik heb ook sensationele producten gemaakt, hoor. Die vangen je oog. Dat is straf op korte termijn. Maar op lange termijn kan het zijn dat ze niet de goede sfeer brengen in een ruimte. Als je in een lege kamer objecten begint te plaatsen, dan verandert de sfeer. Als je iets in die kamer zet dat te veel karakter heeft en een te sterke visuele identiteit, dan verlies je je balans. Dan krijg je geen goede atmosfeer.
Kun je er dan geen ander sterk product tegenover stellen ?
Nee, dan wordt het erger ! Het is zoals een designhotel vol felle kleuren en funny shapes. Dat is mijn idee van een heel slechte sfeer.
U gebruikt nu, maar ook in uw boek, vaak het woord sfeer. Waarom is een goede sfeer zo belangrijk voor u ?
Ik groeide op in Londen, in een tijd dat de woningen daar redelijk gestoffeerd waren : zware sofa’s, tapijten, gordijnen, plaids… Maar de zomerliving van mijn grootvader was helemaal het tegenovergestelde. Die was zonnig en open en had veel daglicht. Er lag een houten vloer en een groot, wit, harig tapijt. Er was een haard. Ik was vier en voelde me compleet gelukkig. Dat herinner ik me goed. Het was immers een bepalend moment in mijn latere carrière.
Hoe zou u die sfeer omschrijven ? En hoe bewaakt u die ?
Het is ervaring en instinct, denk ik. Ik heb altijd gewerkt met een soort denkbeeldige kamer in mijn hoofd. Als ik werk aan iets nieuws, dan probeer ik me in te beelden dat het in die kamer terechtkomt en daar de sfeer niet verpest. Als het werkt in die abstracte kamer, dan zit het goed.
Stomme vraag, is het een lege kamer ?
Het is erg abstract, hoor, eigenlijk is het geen kamer. Maar ik heb ze weleens proberen te tekenen. Ze hangt hier op de tentoonstelling en ze staat in mijn boek. Dit is de abstracte manier waarin ik de dingen inplant.
Welk deel van uw designproces maakt u het meest gelukkig ?
Het is natuurlijk super als je een nieuw idee krijgt. Dat moment is altijd opwindend en aangenaam. Ook al kan het een valse start zijn of anders uitdraaien, het blijft een tof moment. Het moment dat je de eerste prototypes ziet, is altijd een beetje griezelig. Maar als het afgewerkte product er is, dat is schoon. Ook het hele proces van communicatie met fabrikanten vind ik hoogst bevredigend. Dat zijn leermomenten voor mij. Zoals observeren, daar leer ik ook van. Ik fotografeer veel. Dat gaat automatisch. Pas achteraf ga ik kijken en analyseren waarom ik een beeld interessant vind. Daar maak ik al jaren blogposts van en ik heb ze ook eens verzameld in een vorig boek, The Good Life. Er hangen er ook enkele in de expo. Want observatie is een van de belangrijkste leerscholen voor een designer. Leren kijken wat goed en wat slecht werkt.
Thingness, expo in Centre d’Innovation et de Design (voormalig Grand-Hornu) in Hornu bij Bergen, nog tot 13 september, www.cid-grand-hornu.be
DOOR LEEN CREVE
“Ik ben blij dat ik beter ben geworden. Onze stoelen werden bijvoorbeeld comfortabeler. Dat heeft natuurlijk met ervaring te maken. Elke stoel volgt op een vorige stoel”
“Bekijk een designhotel vol felle kleuren en funny shapes. Dat is mijn idee van een heel slechte sfeer”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier