Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Wie in Brussel langs de art-nouveauschatten wandelt, ontdekt ook de heuvels in de stad en de betekenis van de Maalbeek. Een verkenning.

Pierre Darge – Foto’s : Lieve Blancquaert

DE WANDELING MET VERTREK aan het Museum voor Moderne Kunst aan het Koningsplein en eindpunt aan het Europees parlement in het Leopoldpark doorkruist een stukje Brussel dat meer over berg en dal gaat dan je vermoedt. De achteloze autorijder let er misschien niet meer op, de zwoegende fietser des te meer : de hoofdstad is geaccidenteerd. Dat komt onder meer omdat door het gedeelte dat we vandaag bezoeken een kleine rivier loopt, de Maalbeek, aan wiens stille aanwezigheid nog de naam van het metrostation in de Wetstraat herinnert. De Maalbeek ontspringt in de buurt van de Terkamerenabdij en wringt zich door een heuse vallei via de vijvers van Elsene, het Flageyplein en de Graystraat, het Leopoldpark en de Etterbeeksesteenweg naar het Maria-Louizaplantsoen. Onze wandeling confronteert ons een paar keer met dat dal dat, ingesloten door beton en baksteen, nauwelijks nog als dusdanig te herkennen is. Nog moeilijker kan je je voorstellen dat de vallei van de Maalbeek in de helft van vorige eeuw een oase was van rust, omgeven door velden, weiden en… wijngaarden. Het water werd gebruikt door de plaatselijke brouwerijen, en voorzag verschillende molens van energie.

Koning Leopold II wilde de snelle uitbreiding van de hoofdstad op het einde van vorige eeuw in goede banen leiden. Daar schakelde hij in 1875 architect Gédéon Bordiau voor in, die een deel van de natuurlijke omgeving probeerde te vrijwaren. Zo werd de vijver van Sint-Joost-Ten-Node omgevormd tot de plas die nu paalt aan het Maria-Louisaplantsoen met zijn Engelse tuin. Daarop sluiten de Palmerstonlaan, de Ambiorix- en de Margaretasquare aan met hun rationele Franse tuinen. Een indrukwekkend geheel, waarrond architecten nieuwe gebouwen voor de betere burgerij optrokken.

Die stadsontwikkeling en -uitbreiding kwam er op een moment dat zich een nieuwe kunststroming aandiende. Die manifesteerde zich in soms erg verschillende vormen en op diverse plaatsen. De art nouveau, Jugendstil, Modern Style bloeide van 1890 tot 1914. In Brussel stak het verschijnsel de kop op toen Victor Horta in 1892-93 het Tasselhuis bouwde, en zich in de jaren daarna ontpopte tot een architect die de hele wereld ons tegenwoordig benijdt. Wat niet wegneemt dat verschillende van zijn grootste verwezenlijkingen vooral het Volkshuis niet aan de sloop ontsnapten. Mede dankzij het werk van Horta werden bepaalde materialen voor het eerst naar waarde geschat. IJzer, dat aanvankelijk alleen werd gebruik in een industriële context, hanteerde Horta om structurele problemen op te lossen en daardoor juist elegantie toe te voegen. Hij was er de man niet naar om het weg te moffelen of in te pakken. Hij liet het bloot, zodat iedereen de structuur van het gebouw kon ontdekken. Met het zweepslagmotief werd zijn architectuur energieker en levendiger. Bovendien wist hij progressieve en invloedrijke figuren uit de burgerij te boeien, zoals de industrieel Solvay, de warenhuiseigenaar Waucquez, en ook de verantwoordelijken van de Belgische Werkliedenpartij (toen duidelijk een stuk progressiever dan nu), die de opdracht gaven voor de bouw van het Volkshuis.

In de korte bloeiperiode van de art nouveau wierpen verschillende andere architecten zich met verve op de nieuwe kunstuiting. Op onze wandeling stoten we ook op juweeltjes van Victor Taelemans en van Gustave Strauven. Paul Saintenoy brengt ons al meteen na de start uit ons evenwicht met zijn imponerend warenhuis Old England. Op de koepelvormige bovenverdieping kan je met wat verbeelding de chique dames van toen bij de thee zien zitten, lui uitkijkend over het panorama van de binnenstad.

Een uitschieter op de wandeling is het huis Van Eetvelde, genoemd naar de opdrachtgever, de gelijknamige baron. Van Eetvelde was niet alleen administrateur-generaal van buitenlandse zaken van Kongo en later staatssecretaris van de toekomstige Belgische kolonie, hij bleek ook een enthousiast liefhebber te zijn van moderne kunst. Volgens de overlevering fluisterde hij koning Leopold II in het oor een beroep te doen op de art-nouveaukunstenaars voor de decoratie van het Kongolees paviljoen op de Internationale Tentoonstelling van Brussel in 1897. Voor zijn huis aan de Palmerstonlaan liet hij Horta de vrije hand, en die maakte daar dankbaar gebruik van. Het resultaat wordt internationaal zeer gewaardeerd, en niet enkel omwille van de decoratieve aspecten. Velen vergeten dat Horta niet enkel in de vormentaal geïnteresseerd was, maar zich ook met grote overtuiging op de problemen van licht en lucht wierp en bijzonder veel aandacht besteedde aan bijvoorbeeld de ventilatie. Dat functionele aspect ontbreekt wel eens bij andere architecten.

Persoonlijk apprecieerden we vooral de woning van architect Victor Taelemans, Filips de Goedestraat 70, ook al omdat het hoekhuis meteen een driedimensionele blik toelaat en de decoratieve elementen discreet zijn gebleven. Omdat het minder uitbundig is dan vele art-nouveauhuizen, is het ook minder gedateerd, een bewijs dat je met soberheid een heel eind ver komt. Bovendien is het opgetrokken in gele zandsteen, een kostbaar materiaal dat een warme sfeer oproept en het tot een unieke hoogte optilt.

Tegenover het bijna klassiek aandoende huis Taelemans staat het frivole huis van kunstschilder Georges de Saint-Cyr, in 1903 gebouwd door Gustave Strauven. Het geheel lijkt overwoekerd door kunstsmeedwerk, bogen en tegenbogen, misschien omdat de gevel amper 4 meter breed is. Of hoe zelfs de gebogen elegantie soms uit haar voegen kan barsten en haast tot een karikatuur van zichzelf wordt.

Maar er ligt meer dan alleen maar art nouveau op onze route. Neem nu het Museum voor Moderne Kunst en het aanpalende Museumplein, op de achtergrond afgezoomd met het paleis van Lotharingen van het begin van onze wandeling. Het geheel verdient de tijd van een blik, al was het maar om het merkwaardige en toch niet disharmonische samengaan van constructies uit zo verschillende tijden. Even verderop staat de imposante Sint-Michielskathedraal, die zo aardig contrasteert met zowel kardinaal Mercier als met het nieuwe Markiesgebouw waarin de Vlaamse administratie een onderkomen vond. Loop even het museum Charlier binnen (Kunstlaan 16), dat zelfs de Brusselaars niet meer kennen en nochtans een bezoek waard is. Het huis werd in 1890 door de kunstverzamelaar Henri van Cutsem gekocht en aangepast (o.m. door Horta, die voor glazen lichtkoepels zorgde). Het herbergt een indrukwekkende reeks schilderijen, waaronder een bloementafereel van James Ensor, en een rijke verzameling meubels en wandtapijten. De Concert Noble, in 1873 opgetrokken door architect Hendrik Beyaert, is tegenwoordig een schitterend kader voor exclusieve feesten. Het stemmige Frère Orbanplein, een kleine oase van rust in de binnenstad, is schitterend omgeven door de gebouwen van de Raad van State in de aanpalende Nijverheidsstraat, een creatie uit 1858 van de architect Alphonse Balat voor markies d’Assche. De Jozef II-straat biedt een zicht op het door asbest verstikte en nu ingepakte Berlaymontgebouw, een werk van Christo waardig.

Deze wandeling brengt ons helaas ook vaak oog in oog met gapende, braakliggende Brusselse wonden, en eindigt een beetje op een ontnuchtering. De elegante voorbeelden van art nouveau krijgen in het Leopoldpark ineens een opdoffer van een mastodont van staal en glas. Het park kwam halverwege vorige eeuw in handen van de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde, Tuinbouw en Ontspanning, en was ooit een dierentuin waarvoor Balat een serre ontwierp die nu in de Plantentuin in Meise haar oude dag slijt. De lap groen zit nu gevat in de schaduw van de gebouwen van de Europese administratie en van het museum van het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, dat sinds de dinosaurus-rage ineens herontdekt werd. De Stoomslepersstraat verschrompelt onder de aanwezigheid van de onmenselijk grote glaswanden van het Europees parlement en de bijhorende gebouwen. Zou dit grotesk spektakel de voorbode zijn van een Europa waarin de kleine staten en volken nog nauwelijks aan bod komen ? De cijfers spreken in ieder geval voor zich : de gebouwen beslaan samen een oppervlakte van 370.000 m², en bevatten o.m. 2600 kantoren voor de 626 parlementsleden en hun medewerkers en de in Brussel werkende ambtenaren. En dan is er nog niets gezegd over de 16 conferentiezalen of de 52 vergaderzalen. Tussen die imponerende getallen verheft zich het beeldwerk Confluences van de Brusselse kunstenaar Olivier Strebelle, en ook dat is immens : 35 meter hoog, zes ton zwaar en met 4 kilometer stalen buizen.

Wie bij dat alles naar wat adem hapt, kan even verder de door ons zo geliefde Vautierstraat aflopen en het Wiertzmuseum induiken, in het park naar het water kijken, of zich naar het Institut de Sociologie haasten waar de bibliotheek Solvay is ondergebracht die onlangs helemaal werd gerestaureerd. Het huis van schilder-beeldhouwer Antoine Wiertz, waar Hendrik Conscience ooit werkte, is zeker een ommetje waard omwille van de sfeer en van de gigantische doeken die er van de schilder worden bewaard.

Wie onderweg honger voelt naar nog meer art nouveau, kan kiezen voor een staartje aan de wandeling. Een eerste alternatief leidt naar het stripmuseum, ondergebracht in het voormalige warenhuis Waucquez in de Zandstraat, waar striphelden en de Hortalijnen harmonieus verbroederen. Dit gebouw werd slechts na de grootste koppigheid van o.m. Jean Delhaye, oud-medewerker van Horta, van de sloop gespaard.

Een tweede alternatief brengt ons vanaf de Ambiorix-square in een lus naar de art-nouveauhuizen in de Clovislaan, de Keizer Karelstraat, Van Campenhoutstraat, Troonafstandstraat en Brabançonnelaan. Op dit traject ontdekt de aandachtige wandelaar bovendien dat de zogenaamde woning Van Dyck (Clovislaan 85), in 1901 door Gustave Strauven gebouwd, te koop staat. De liefhebbers zijn gewaarschuwd.

Een derde alternatief voert naar de musea aan de Cinquantenaire : het koninklijk museum voor kunst en geschiedenis, het koninklijk museum van het leger en de krijgsgeschiedenis, en Autoworld, dat ondanks zijn fraaie collectie nog altijd niet de belangstelling krijgt die het verdient.

Een van Brussels versteende stedelingen (linksboven). Europese headquarters domineren de Leopoldwijk (rechtsboven). Gerestaureerde middeleeuwen : de zijkapellen van de Sint-Michielskathedraal (onder).

Een Brussels contrast : een straat vol art-nouveaujuweeltjes versus het ingepakte Berlaymontgebouw, een pseudo-Christo.

Hoekhuis van architect Victor Taelemans, Filips de Goedestraat 70 : sobere art nouveau (boven). De topper van Horta : het huis Van Eetvelde in de Palmerstonlaan (rechts).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content