Vriendelijke groeten
Hoe diep is de kloof ? Kan er nog gesproken worden of stevenen we af op een ‘Battle of the Generations’ ? Die ‘Battle’ stellen we nog even uit, we proberen eerst een brievenduel. Wat hebben de journalisten Katrin Swartenbroux en Linda Asselbergs elkaar te melden over de liefde ? Of Jean-Paul Mulders en Simon Demeulemeester over kennis vergaren ? Hoe schatten Felix De Clerck en Carl Devos de verontwaardigde burger in ? Hoe kijken Yamila Idrissi en Sihame El Kaouakibi naar rolmodellen, urban soul en glazen plafonds ?
Linda,
Wij zijn de generatie met krassen op onze amoureuze carrosserie. We hoorden onze ouders ruziemaken, zagen sprookjesachtige prinsenparen elkaar bedriegen (drink zuur, Camilla Parker Bowles !) en zongen mee met Love is a Battlefield in de gezinswagen. Terwijl jullie smoorverliefd en in vijfde versnelling een stel conservenblikken achter een Ford Escort bonden, hebben wij aan de handrem getrokken. Als er iets is wat wij van jullie relaties geleerd hebben, is het wel dat alles ooit kapotgaat. Cynisch ? Misschien. Sneu ? Zeer zeker.
Met alle goede bedoelingen om jullie kinderen te hoeden voor hartzeer hebben jullie een generatie gecreëerd van jonge mensen die hun hart, en zeker hun hoofd niet meer durven te verliezen. Meisjes dromen vandaag de dag niet meer van de prins op het witte paard, ze zouden het beest het liefst aan een mond-en-klauwzeertest onderwerpen. Ze zijn Voorzichtig geworden, een woord dat in vele gevallen noopt tot een hoofdletter.
Dat bang zijn voor de onstuimige liefde is een van de meest absurde fenomenen van deze tijd. Wie niet durft springen verdient naar mijn mening de kick niet, en dus stort ik me steevast als een gedesoriënteerde kolibrie in alles wat maar een beetje op verliefdheid lijkt, al is de houdbaarheidsdatum soms beperkt. Tant pis, ik koester ieder litteken. Werkelijk, Linda, soms vraag ik me af waarom relaties en realiteitszin niet hand in hand kunnen gaan. Mensen beschikken over de kracht te kunnen genieten van iets eindigs wanneer ze hun tanden in een dampende pizza zetten, waarom kunnen ze dat dan niet toepassen op hun sociaal leven ?
Vertel me, hoe maak ik het mijn liefdesvreugdeloze leeftijdsgenoten duidelijk ? Hoe vertel ik hun dat roekeloze romances de leukste zijn ? Dat dolverliefde blinde naïviteit zijn charmes heeft ? Dat iederéén op een gegeven punt weleens met zijn kop tegen de muur zal knallen ? Wat heeft het voor nut om een hele rit lang op dat ongeval te anticiperen en te controleren of de airbags wel werken. In al hun nerveus gefrunnik en hysterisch geschreeuw missen ze zonder het te beseffen de leukste meezingers op de radio.
Katrin SwartenbrouxDag Katrin,
Vooreerst een kleine rechtzetting : dat was ik niet in die Ford Escort, Katrin. Toen ik zo oud was als jij nu, verplaatste ik mij in een wolk van patchoeli en op een omafiets. En wat moest ik met zo’n suffe prins op een witte knol als ik een kerel met bakkebaarden tot op zijn ellebogen kon krijgen, die House of the King op z’n dwarsfluit speelde ? Geen blijver trouwens, die dwarsfluit, want the times they were-a changing en niet gehinderd door een trouwboekje, koters of een hypotheek collectioneerde ik vlijtig vrijers, de ene al wat onaangepaster dan de andere. Waarom ook niet ? We hadden de pil en nog geen aids, het was de best denkbare tijd om jong en losbandig te zijn. Mij zul je dus niet horen beweren dat je met de handrem op moet vrijen, Katrin, al is een condoom tegenwoordig wel aangewezen. Evenmin voel ik me als bewust kinderloze persoonlijk aansprakelijk voor de krassen op de carrosserie van de achterliggers.
Toegegeven, door de band genomen heeft mijn generatie er relatiegewijs een potje van gemaakt, in die zin vond ik de film My Queen Karo pijnlijk accuraat. Maar als ik zie hoe de wijze, evenwichtige kinderen van mijn vriendinnen het ervan afbrengen, dan kan ik alleen maar concluderen dat ze hun voordeel gedaan hebben met de fratsen van hun volatiele oudjes. Actie en reactie, zo hobbelt de mensheid nu eenmaal voort. Fladder dus gerust nog wat verder, gedesoriënteerde kolibrie. De ware nog niet gevonden ? Vergelijk het met krasloten, waarvan je er minstens tien moet kopen om ervan op aan te kunnen dat je wat wint. Maar ook als de ware – of een ware – zich aandient, komt die niet met een eeuwigdurende garantie. Zoals Woody Allen in Annie Hall zegt : “Liefde is als een haai, zij moet voortdurend in beweging zijn. Waar wij mee opgescheept zitten, is een dooie haai.”
Maar als het je kan geruststellen : net als een haai is liefde taai, soms overleeft ze warempel de schijndood. En verder verliest een mens, hoe stokoud hij ook wordt, nooit de capaciteit om opnieuw verliefd te worden. Straffer zelfs, net op het moment dat je beslist : laat maar, ik lees liever een goed boek, moet je vaststellen : verrek, heb ik het toch weer zitten zeker.
Linda Asselbergs
Dag Felix,
We kennen elkaar vooral als publieke figuren. We hebben elkaar één keer ontmoet. Toen bleek je, zoals verwacht, een gedreven, sympathieke kerel te zijn. Zoveel meer dan ‘zoon van’. Eigenlijk geen ‘zoon van’. Nog niet.
Ik ken je van je engagement en kritiek. Op je Twitter, met de mooie baseline I like the Art of Politics and Political Art, las ik vaak je boosheid en verontwaardiging. Een korte, veelzeggende bloemlezing, uit de veel te lange tijd dat er nog geen regering was : “Oh boy, gewoon een beetje common sense, een compromis uitwerken en dan er gdvdmme eens aan beginnen. Deze klucht is nu al 530 dagen bezig en waar staan we ? Op de rand vd afgrond. Beste, @alexanderdecroo had jij geen bedrijfje dat je de grond in kunt werken ? Politiek lijkt me niks voor u. Het spel dat de onderhandelaars spelen tart alle verbeelding. Moeten we nu echt weer de straat op om hen manu militari tot de orde te roepen ? Op weg naar Frankfurt. Neeeen, ik ga niet het ECB gaan bezetten of misschien toch ? Weet je, ik vind het leuk dat VincentVQ de #G1000 steunt, maar zou hij zich gdvdmme niet beter bezig houden met een deftige begroting.”
Dat is niet niets. Je stond niet alleen met die verontwaardiging. Maar het blijft daar bij jou niet bij, en dat is mooi. We kennen je ook van de Shamebetoging en je steun aan andere burgerinitiatieven. Je gelooft oprecht dat de straat optrekken, burgers mobiliseren, kan helpen om politici onder druk te zetten. Ja toch ? Echt ? Denk je dat je zo politici – een wereld die je goed kent – en hun ingewikkelde wereld onder druk kunt zetten ? ‘Neen’ antwoorden hoeft geen bewijs van cynisme of wantrouwen in het kunnen van mensen te zijn. Zulke acties hebben zin, zelfs al ze weinig invloed uitoefenen. Maar waarom lukte het jullie dan niet, om de Wet-straat te veranderen ? Denk je dat grote vakbondsoptochten het begrotingsakkoord zullen bijsturen, dat de gemobiliseerde burgers hun leiders desnoods ‘manu militari’ tot de orde kunnen roepen ? Is dat niet wat naïef ? Overmoedig ? Een mooi, te koesteren, positief enthousiasme en idealisme, dat wel, maar zonder veel slagkracht ?
Denk je dat het even of tijdelijk samenbrengen van goedmenende, maar geatomiseerde burgers, zonder duidelijke gemeenschappelijke agenda of eisen, een vuist kan maken ? Denk je dat zelfs iets meer gestructureerde acties, zoals G1000, hun stempel op de Wet-straat kunnen zetten ?
Of weet je nu al wat je ooit zult vaststellen : dat alleen het gestructureerde, blijvende opereren binnen gevestigde machten, zoals een politieke partij, verschil kan maken ? En dat je ooit de zoon van je vader zult worden ? Dat engagement en verontwaardiging, de hartkamers van politieke drijfveer, langs gestructureerde kanalen moeten stromen om het beleid te bereiken ?
Vriendelijke groeten,
Carl DevosGeachte Heer Professor,
Beste Carl,
Ik ontving uw schrijven goed. Het is een hele eer om een brief te mogen ontvangen van zo’n eminent politicoloog. Ik heb nooit het plezier gekend u als professor te hebben, maar ik hou wel van uw analyses en scherpe inzichten.
U verwijst in uw brief naar Twitter waar ik vaak – vanuit een buikgevoel – commentaar geef op de politiek. Het was ook op Twitter dat het idee voor een betoging groeide. Ik deelde mijn frustratie over de impasse en merkte heel snel dat ik niet alleen stond met mijn verontwaardiging. Het idee voor een betoging was snel geboren en we lanceerden samen met mijn vijf kompanen een oproep op Facebook.
De journalisten waren al lang op zoek naar een nieuwe invalshoek en voor het we het goed en wel beseften, genoten we een grote mediabelangstelling. Uiteindelijk stonden we met ongeveer vijftigduizend bezorgde burgers in Brussel om ons ongenoegen over de politieke impasse samen te tonen.
Onze Shamebeweging was één zaak, maar nu hebben we dus ook de Occupy en Indignado’s. Al die bewegingen zijn gegroeid uit burgers die initiatief nemen en uit engagement voor een betere samenleving. En daar gaat het over. Of je nu vanuit een politieke partij of een beweging op straat werkt, het streven naar een betere samenleving moet komen vanuit het hart en de vaste overtuiging dat het beter kan.
Ik besef heel goed dat politieke partijen het vehikel bij uitstek zijn om deze engagementen om te zetten naar wetgeving. Het is echter aan de politieke partijen om de vinger aan de pols te houden en in te spelen op deze bewegingen. Het is niet mijn ambitie om in de politiek te gaan, het is wel mijn ambitie om mijn bescheiden steentje bij te dragen aan het maatschappelijk debat en de vernieuwing van dit land.
Zowel mijn vader als mijn grootvader is in de politiek gerold omdat ze een groot maatschappelijk engagement hadden. Hun doel was niet de politiek op zich, maar resultaten boeken en zaken veranderen. Zij vonden uiteindelijk dat ze het meest konden bereiken door zich te engageren in een politieke partij. Het is hen dan ook gelukt om veel te realiseren, maar ook zij zijn gestart vanuit een maatschappelijke beweging.
Wat ik zelf ga doen, weet ik nog niet goed. Ik heb het gevoel dat ik nu ook van buiten het politiek systeem invloed kan hebben. Wanneer ik merk dat dit niet meer het geval is, zal ik opnieuw naar de meest efficiënte manier zoeken om veranderingen te bewerkstelligen. En misschien, ooit, word ik dan weer wat ik altijd al geweest ben, de zoon van. Que sera, sera.
Felix De Clerck
Sihame,
Niemand weet de urban soul, de ziel van de stad, beter te vatten dan ‘jouw’ jongeren. Ze ademen de grootstad. Ze zijn de grootstad. Liever dan trends te kopiëren of achterna te hollen, zet je zelf de toon. Je laat je stoere jongeren dansen op Assepoester – een sprookje ! – en vervolgens palm je met hun urban dance de soms wat suffe schouwburgen in. Je gooit de deuren wagenwijd open. De stad, dat zijn de jongeren die erin opgroeien. Omgekeerd zijn die jongeren de stad. Zij en niemand anders bepalen wat urban is. Met zeshonderd zijn ze al, de jongeren die jij kansen geeft om hun dromen waar te maken.
Ik had ook een droom toen ik jong was. Ik wilde actrice worden, maar ik durfde de stap niet te zetten. Acteren, dat was iets voor decadente losbollen. En het was al helemaal niets voor meisjes. Geen denken aan, ik moest en zou studeren. Soms kriebelt het nog altijd. Geloof me, met het slechte theater in het parlement is de artistieke honger niet gestild. Maar ik ben op mijn pootjes terechtgekomen, ik doe dolgraag wat ik nu doe en als politica kan ik echt een verschil maken.
We hebben thuis dezelfde strijd gevoerd, met één heel groot verschil : bij jou is het jouw koppigheid die het heeft gehaald. Je hebt je eigen weg gevolgd. Je wilde dansen en je wilde vooral jonge mensen inspireren. Je wilskracht was sterker dan de taboes, de vooroordelen en de verwachtingen. Je hebt twee glazen plafonds – als vrouw en als allochtone – aan diggelen geslagen.
Sihame, of je het nu wilt of niet, je bent een rolmodel. Je inspireert jongeren, je geeft hen perspectief. Het is een cliché zo groot als een huis, maar er zijn er sommigen die je zelfs redt. Die je redt van de verveling of van nog veel groter onheil dat helaas ook bij de grootstad hoort. Die jongeren moet je niet gaan vertellen dat urban dance alleen maar entertainment is. Nee, het is een way of life. En die weg kan leiden naar waar je maar wilt. De volgende generatie rolmodellen warmt zich al op.
Ik weet dat Limburg aan je trekt en dat je zelf naar Brussel lonkt. Je zult nog weleens met je kop tegen de muur lopen, de stad laat zich niet zo makkelijk veroveren. Maar het lukt je wel, zolang je het blijft doen met hart en ziel. Urban soul.
Hartelijk,
Yamila IdrissiYamila,
” Be the change you want to see in the world“, zei Gandhi. De wereld veranderen begint bij jezelf. Het is een beetje mijn lijfspreuk geworden, al zie ik het minder groot dan Gandhi. De hele wereld hoeft niet. Maar Antwerpen en, waarom niet, Brussel zou al heel mooi zijn.
Je noemt me een rolmodel. Je zult wel gelijk hebben, maar dat is nooit een ambitie geweest. Ik heb er alleszins nooit naar gestreefd. Het overkomt je. Het is schrikken, hoor, als je jezelf op een voorbijrijdende tram ziet prijken. Of als de krant je een ‘jeugdicoon’ noemt. Het maakt me trots en bang tegelijkertijd. Plots ben ik verantwoordelijk voor de broodwinning van mensen, plots willen politici met ons samenwerken, plots zijn die tien geëngageerde jongeren er zeshonderd.
Ik heb net als jij geworsteld met de verwachtingen van mijn omgeving, die van mijn vader op kop. Ook bij ons thuis was studeren heilig. Dansen, dat was voor mijn vader decadent. Zéker voor een meisje. Dat jongens dansten, tot daar aan toe. Maar meisjes deden het niet, punt. Ze hielden zich met andere dingen bezig. Ik heb nog gestudeerd voor lerares, en ik heb die studie netjes afgemaakt, maar ik ben uiteindelijk een andere richting ingeslagen. Mijn richting.
Soms is het moeilijk, Yamila, om tegen wil en dank een ‘rolmodel’ te zijn. Daar kun jij van meespreken. Vroeger kon ik nog eens met mijn kop tegen de muur lopen, dat is voorbij. Mislukken is geen optie meer. Voor de première van Cinderella ging ik dood van de zenuwen. Maar als het dan lukt, als je er dan in slaagt om die urban soul op een totaal nieuw publiek over te brengen, ja, dat is kicken.
Mijn jongere broer is dezer dagen een van de absolute sterren van Let’s go urban. Een supertalent. Voor hij begon te dansen, deed hij niet veel meer dan rondlummelen. Nu heeft hij een passie en wil hij als lesgever zijn kennis delen, en dat straalt af op zijn hele omgeving. Zelfs op mijn vader. Als hij zo doorgaat, hebben we binnenkort twee rolmodellen in de familie.
Warme groet,
Sihame El Kaouakibi
Dag Simon,
Een jaar geleden zat je in mijn lessen aan de hogeschool en nu zijn we collega’s. Het is fijn jonge mensen te helpen opleiden tot waakhonden van de democratie en wereldbestormers met een brede algemene kennis.
Alleen : dat laatste blijkt bij de gemiddelde jonge hond nogal te manken. Je voelt je als lector soms ronduit onnozel, als je in de les een woord durft boven te halen als erudiet. Niemand die het kent, Simon, in een klas van dertig mensen die leren voor journalist. Evengoed kijk je best uit met – ik noem maar wat – laakbaar of hypocriet. Moeten wij er vrede mee nemen dat alle woorden die tafel, bed of android te boven gaan straks verdwenen zijn, vervangen door getwitter ?
Onthutsender wordt het als je je begeeft op het domein van de feitelijkheden. Winston Churchill, meneer, was dat geen Amerikaanse president ? En Mata Hari een ‘hindoegodheid’ ? Hoe ziet zo’n wereldbeeld eruit, vraag ik mij soms af, waarin Bismarck een soort soep is, Koude Oorlog een toetje uit de diepvries en Anno een architect die veel gebouwd heeft – aan de massa oude huizen te zien waarop hij zijn naam heeft achtergelaten.
Wat mij vooral ergert, is de onverschilligheid tegenover die dingen. Dat cool to know nothing-sfeertje. Ik betrap mijzelf dan al eens op dat vreselijke cliché dat sinds de prehistorie van generatie op generatie wordt doorgegeven : de jeugd van tegenwoordig !
Dat vind ik jammer, Simon, te meer omdat ik dol ben op jonge mensen. Ze hebben niet die grimmige achterdocht tegenover alles, ze kunnen zo oprecht verbolgen zijn en vaak geloven ze zelfs nog in de liefde.
In een van de vorige lessen lieten we een documentaire over Wikileaks zien. Verstomd zaten de studenten te kijken naar de smeerlapperijen van Amerikaanse soldaten in Irak, die door een klokkenluider waren uitgebracht. Het was muisstil en ik wist dat ik alle dt-fouten der wereld veil had voor dat soort verontwaardiging. Soms durf ik te hopen dat, met die nieuwe mondigheid, mensen zich niet meer zo gemakkelijk zullen laten bedotten en muilkorven.
Nogal wat van de schurken die we tegenwoordig bezig zien, behoren tot mijn generatie of de vorige. Ik ben niet erg trots op de wereld die we jullie doorgeven. Maar om daar – misschien, wie weet, perhaps – iets aan te veranderen, zijn kennis en loepzuiver inzicht nodig. En een taalvaardigheid die je in staat stelt je woede te vatten in heldere woorden.
Of zijn dat, Simon, gedachten van ouden van dagen en mag je echt niemand van boven de dertig vertrouwen ?
Jean-Paul Mulders
Dag Jean-Paul !
Mocht het gros van alle klasgenoten die ik ooit had zich aandienen als mogelijke schoonzoon of -dochter, ik haalde het koord boven. Voor hen, dat spreekt. Met die genen wordt in mijn stamboom niet gekweekt ! Verwacht van mij dus geen verdediging van ‘mijn’ generatie. En nog minder een geruststelling : vroeger was het niet beter. Ook al was er toen de Jugendstil en niet de dijk in Koksijde en was Matisse nog de beste schilder van de twintigste eeuw en geen spuuglelijk model van Chevrolet.
Geen verdediging dus, en evenmin een aanval. Of toch een aanval. Een tegen de tijdgeest, – stomme financiële crisis ! – in : ik pak uit met een oplossing ! Straffe oude rot die daar niet van opschrikt !
Mijn oplossing, Jean-Paul : reactionair opgedrongen stripverhalen. Die zulthoofden van studenten van je beginnen met Lucky Luke en Asterix. Niet omdat dat kinderlijke strips zouden zijn, de duivel hale de gek die zoiets misdadigs beweert. Lucky Luke en Asterix leggen de fond. Benadruk dat dat het intellectuele equivalent is van een zak frieten eten voor je zestien pinten tot de bodem ledigt. Je moet levellen, snap je ?
Van Morris en Goscinny, vrede zij met hen, krijgen ze een fenomenaal taalgevoel mee. Ik bescheur me nog wekelijks met die puisterige telegraafjongen die ‘amaoot’ in plaats van ‘idioot’ meende te ontcijferen uit de morsesignalen ( Lucky Luke, Dalton City). Schitterend woord trouwens, idioot. Onderschat als scheldwoord. Of nog : de onvolprezen Obelix : “Er zijn hier geen twee dikkerds, er is er maar een en die is niet dik !” ( Asterix en De Britten).
Als het ‘rapaille’ ( Asterix en de intrigant) in je klas dan een aanvaardbaar niveau betreffende taalgebruik heeft (zeg niet ‘zuiplap’, maar ‘amfora vol wijn’ ( ibidem)), dan schotel je ze, bijvoorbeeld, Rode Ziel, Blacksad voor – een reeks die professor Rik Coolsaet in zijn colleges Internationale Politieke Geschiedenis aanhaalde. De ‘pindabreinen’ (Garfield tegen baasje Jon) zullen meteen weten waar de Koude Oorlog om draaide : angst, waanzin en veel dommigheid.
Meteen beseffen ze ook dat Irak gewoon de zoveelste stap is richting bewijs dat de mens af en toe een allesvernietigende apocalyps verdient. Net als de dinosauriërs, die ook wel de toorn van god verdiend zullen hebben.
Hartelijk en vol goede hoop
Simon Demeulemeester
PS. Om ze aan te moedigen, loof bonuspunten uit voor wie het eerst de ‘horlepiep’ ( Lucky Luke, Phil IJzerdraad ) weet te dansen en/of te bespelen. Vrijstelling voor wie aan een lelijke ‘ischias’ ( Lucky Luke, Dr. Doxey’s Elixir) lijdt.
Foto’s Wouter Van Vaerenbergh
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier