Raf Simons heeft een mini-jubileum te vieren: met de in juli in Parijs voorgestelde collectie Zomer 2000 erbijgeteld, heeft hij er tien seizoenen opzitten.

Klein begonnen, vijf jaar terug, en nu al grootse verwezenlijkingen: Raf Simons is op dit moment ’s werelds meest toonaangevende, en bijgevolg gerespecteerd mannenmodeontwerper. Om een idee te geven van zijn denken, doen en laten, legden we hem 26 woorden voor, alfabetisch gerangschikt. Het universum van Raf Simons, voetnoten incluis.

ANTWERPEN

Indertijd ben ik van Limburg naar Antwerpen verhuisd, niet zozeer omdat ik vastbesloten was om mij in de mode te gooien, maar omdat de stad zelf me aantrok, omwille van het culturele leven. Dat ik nu mode doe, is eigenlijk toevallig gekomen. Ik zat nooit echt in de kringen rond de academie of de andere ontwerpers hier. Nog steeds niet. Dat maakt dat ik er geen directe band mee heb, dus ook geen verplichtingen. Ik heb altijd een outsider-gevoel gehad, hoewel ik hier in Antwerpen erg veel steun heb gekregen, tot op de dag van vandaag. Ik doe mijn ding liever alleen, dat is mijn natuur. Ik zie mezelf niet als een onderdeel van een grotere groep. Buitenlanders bekijken Antwerpen wel als Ć©Ć©n gesloten, haast ondoordringbaar blok, wat me soms stoort. Tegenwoordig zie ik wel de beperkingen van Antwerpen: het is klein en zoveel gebeurt hier ook weer niet. New York is nu voor mij wat Antwerpen toen voor mij betekende: veel beweging, actie, duizenden dingen om te zien. Maar ik heb niet zoiets van: meteen verhuizen en alles achterlaten. Het bedrijf is hier gefundeerd en de meeste van mijn vrienden wonen hier. En toch wil ik het eens gedaan hebben: X-aantal maanden in New York zitten.

BEELD

De modepers heeft altijd de neiging om ontwerpers snel in een hokje te plaatsen. Bij mij is het: punk of dark. Ik vind dat wel vervelend: men pikt er Ć©Ć©n visueel iets uit en men gaat zich enkel en alleen daarop concentreren, terwijl ik vind dat ik veel meer dingen toon of tenminste suggereer. Misschien moet ik meer uitleg geven, of zoeken naar een ander soort beeldvorming. Afstappen van het systeem van alleen defilĆ© en look-book. Mijn beeld gaat veel verder dan kleren. Het gaat om mensen, om karakters. En zo’n beeld kan ik ook brengen zonder kleren. Ik wil het ook kunnen plaatsen in een andere context. De laatste tijd vraagt men mij soms wanneer ik eindelijk eens een keuze ga maken. Is het nu mode of kunst, of nog iets anders, klinkt het dan. Maar zo’n opmerking maakt mij zeker niet ongelukkig. Het bewijst dat men ziet dat meerdere dingen mij aanspreken. En sneller dan ik dacht komen er contacten uit andere circuits op mij af, uit muziekkringen, vanuit galeries… Om samen te werken, of om iets in gang te zetten. Ik wil meer en meer van die dingen gaan doen, omdat mode voor mij niet de enige manier is om mij uit te drukken.

CONCEPTUEEL VERSUS COMMERCIE

Het soort mode dat ik breng – en dat geldt ook voor een aantal andere namen – zie ik als iets voor een kleine groep mensen. Maar door de media wordt men er zo mee om de oren geslagen, dat het lijkt alsof het allemaal voor een groot publiek bedoeld is. Ik heb daar moeite mee want het is niet zo evident als het lijkt. Een voorbeeld: mijn hemden worden verkocht in een doos waarvan de vormgeving bewust doordacht is en aansluit bij de collectie. Er staat iets op gedrukt of er zit een foto bij. Sommige winkelhouders snappen dat dat een even belangrijk onderdeel is van de collectie en presenteren het ook zo naar hun klanten. Maar het gebeurt evengoed dat sommigen de hemden uitpakken, in het rek hangen en die boxen bij wijze van spreken op de container gooien. Weer andere winkels komen bij mij inkopen, enkel en alleen om de naam. Het kan uit de hand lopen. Daarom heb ik beslist dat het bedrijf Raf Simons niet nog groter mag worden. Nu loopt het prima en dat is meer dan genoeg. Groei ik nog verder dan wordt het een onpersoonlijke firma en dat wil ik te allen prijze voorkomen. EĆ©n van de belangrijkste dingen is het nauwe contact met de mensen met wie ik samenwerk. Ik heb geen bijlijnen of licenties lopen en ik wil ze ook niet. Dan ben je getrouwd en daar pas ik voor. Eenmaal je daaraan begint, is het einde niet in zicht.

DEFILE

De show is voor mij het belangrijkste ogenblik omdat ik dan kan tonen wat er tot op dat moment in mijn hoofd heeft gezeten. Voor mij is een defilĆ© meer dan kleren die passeren. Vanaf de eerste show heb ik er bewust voor gekozen om geen commercieel defilĆ© te brengen, maar meer te werken op sfeer en statement. En ik ga er steeds verder in. Het is soms frustrerend, want je moet alles vertellen in een kwartier. Ideaal zou zijn: om de zoveel tijd – al is dat om de zoveel jaar – iets presenteren waar heel diep is over nagedacht, of het nu een defilĆ© is, een evenement, een installatie… Of werken via een ander circuit, zodat het ook een ander soort publiek kan bereiken.

EINZELGANGER

Het gegeven van het individu binnen een groep boeit mij enorm en is een essentieel onderdeel van mijn werk. Hoe jongeren uiterlijk tot een bepaalde groep behoren maar zich toch willen onderscheiden. Waarom iemand ervoor kiest zich bij een groep aan te sluiten en hoe hij of zij er toch tegen ingaat. Individuen binnen een schijnbaar uniform geheel. Vandaar mijn fascinatie voor jeugd- en subculturen. Voor schoolklassen, punkers, goths, gabbers… Dergelijke groepen spreken over samenhorigheid en tegelijk over het zoeken naar een eigen identiteit; over het zich manifesteren tegenover de anderen. Zoiets inspireert mij enorm.

FILM

Net als films dat doen, probeer ik ook een verhaal te vertellen. Elke collectie begint met een story of een bepaalde gedachtegang, nooit met tekeningen. Mooi aan cinema is ook dat je een film telkens opnieuw kan bekijken. Films inspireren me, maar ik kijk er nooit naar om er letterlijk dingen voor mijn werk uit te halen. Ook naar kunst kijk ik niet op zo’n manier.

GESCHIEDENIS

Sommigen vinden dat ik in mijn werk geen interesse toon voor de modegeschiedenis. Dat is niet zo, integendeel. In de collectie voor deze winter bijvoorbeeld heb ik geprobeerd de vluchtigheid van de mode aan te kaarten. In plaats van alles meteen overboord te gooien, wil ik opnieuw respect betuigen voor verdwenen zaken. De constructie van mijn hemden was haast historisch, met losse kragen, cols en manchetten. De reeksen capes, de pelerines: allemaal vervlogen items die ik terug wou brengen. En mijn voorliefde voor traditionele materialen, dat blijft ook.

HUMOR

Voor mezelf erg belangrijk, maar ik voel geen behoefte om dat door te trekken naar mijn kleren. Humor is iets privƩ, iets tussen een aantal mensen. Humoristische mode, dat is mijn stijl niet. Waarmee ik ook niet wil zeggen dat het allemaal bloedserieus moet zijn.

IDOOL

Een idool hoeft voor mij geen bekendheid te zijn. Ik heb ook idolen in mijn naaste omgeving. Mijn ouders bijvoorbeeld. Maar als je namen wil, dan denk ik aan Kraftwerk, Vanessa Beecroft, Charles Ray, Robert Gober. Veel kunstenaars eigenlijk. Het gaat mij nooit om hoe iemand eruitziet, ook niet bij iemand als Bowie. Bowie is een idool omwille van zijn muziek en zijn teksten en de emoties die hij erin legt. Zijn looks maken het geheel natuurlijk nog tien keer straffer, maar de muziek is het belangrijkste. Mijn idolen volg ik op de voet. Alles wil ik zien, horen, meemaken. Soms, heel soms, probeer ik contact met zo iemand te zoeken, als ik vind – hoop – dat er iets samen kan gedaan worden. Zo is dat bijvoorbeeld met David Sims gegaan. Maar over mijn idolen praat ik eigenlijk alleen als men er mij naar vraagt. Ik heb niet de neiging om te evangeliseren. Ik hou ze liever voor mezelf.

JONGENS

Van bij het begin wou ik niet met jongens uit professionele bureaus werken. Ik zoek ze zelf. Het contact met de jongens tijdens mijn straatcastings is voor mij essentieel. Meer nog: die mannen, elk met hun persoonlijkheid en hun verhaal, zijn even belangrijk als de kleren, misschien zelfs belangrijker. Ik kies ze erg gericht, omwille van hun uitstraling en hun eigenheid. Toen ik begon te ontwerpen, vond ik dat er nood was aan het soort jongens waarrond ik wou werken, want het enige wat het publiek toen voorgeschoteld kreeg, waren gespierde, stoere types. Daar wou ik tegen ingaan. Mijn kleren, met hun specifieke constructie en proporties, zijn uit die opvatting voortgevloeid.

KRITIEK

Ik kan er moeilijker tegen dan ik zou willen. Soms is kritiek zo oppervlakkig, te snel gespuwd. Ik mag niet echt klagen, want de pers is over het algemeen wel positief over mijn werk. Maar de kleinste kritiek op mijn collecties komt toch hard aan omdat ik er erg close bij betrokken ben. Nog zwaarder til ik aan kritiek vanuit mijn dichte omgeving. Dan wil ik erover praten, horen waarom. De mensen rondom mij zijn gelukkig eerlijk, wat ik fantastisch vind, want niets is erger dan omringd te zijn door ja-knikkers. Zelf geef ik veel minder kritiek dan vroeger. Ik vind het niet meer nodig om mijn commentaar altijd en overal te verkondigen.

LABELCULTUUR

De labelcultuur bestaat ontegensprekelijk in de modewereld, maar ik ben daar niet mee bezig. De pers speelt er een grote rol in, want mij ga je niet vertellen dat het grote publiek plots en masse en op eigen houtje een Prada of een Gucci ontdekt. Neen, ze worden gebrainwashed door de media en de advertenties. En iedereen volgt. En volgt. Zelf draag ik erg weinig labels. Vroeger meer. Helmut Lang. Of Dirk Bikkembergs. Omwille van hun verhaal. Twee merken waarvan ik vind dat ze heel veel veranderd hebben in de mode.

MUZIEK

Wat mij fascineert is de impact die muziek op de jonge generaties heeft. Muziek is het eerste waar ze naar grijpen. Een uitlaatklep. Voor mij was dat vroeger ook zo. Nu minder. Muziek kan als geen ander de gemeenschappelijke gevoelens van jongeren vatten. En de manier waarop fans zich groeperen vind ik natuurlijk ook interessant. Hun bezieling, de dress codes ook. Maar de muziek komt altijd eerst, dan pas de kleren. Popsterren zijn in die zin dus ook een beetje ontwerpers.

NOOIT

Nooit volgen. Volgen: ik haat dat. Ik hou niet van het gevoel gezag boven mij te hebben. Niet dat ik met opzet wil tegenwerken. Ik functioneer gewoonweg niet voor honderd procent als ik bindingen ondervind, of als ik mij in mijn vrijheid beknot voel.

OBSESSIE

Vraag me niet waar het vandaan komt, maar ik ben geobsedeerd door repetitie. Orde, herhaling en de visuele schoonheid ervan. Dat gegeven speelt een grote rol tijdens mijn defilƩs. Als kind had ik al die obsessie: achteraan in de auto telde ik bijvoorbeeld erg geconcentreerd alle verlichtingspalen langs de snelweg. Ik ben zelf vrij ordelijk. Ik hou ervan om dingen te doen in een bepaald ritme. En ik hou van repetitieve muziek, van repetitieve beelden. Cloning, dat vind ik ook een interessant gegeven. Het is raar: aan de ene kant ga ik voor eigenzinnige individuen en aan de andere kant is er die orde. Order and disorder. En als ze botsen dan vonkt het. Dat vind ik interessant.

PRIVACY

Erg belangrijk voor mij. Privacy wordt weinig gerespecteerd in de mode. Iedereen wil een stukje van iemands leven. Ik begrijp niet waarom dat nodig is. Ik weet ook wel dat men denkt dat ik een soort mystiek rond mezelf wil creƫren door mij niet te laten fotograferen, maar ik voel me gewoon erg slecht voor een camera. Ik ga al ongemakkelijk verzitten als iemand me langdurig aanstaart. Voor een groep mensen verschijnen bijvoorbeeld: liever niet. Op school durfde ik makkelijk een dag spijbelen als er een groepspresentatie was. Het is geen pose. Natuurlijk ben ik erg dankbaar voor al die aandacht voor mijn werk, maar ik wil niet dat de focus enkel en alleen op mij komt te liggen.

QUOTEREN

Mezelf quoteren als ontwerper? Dat vind ik een domme vraag. Ik bedoel maar: hoe quoteer jij jezelf als journalist?

RELATIE

Dat het verhaal van de relatie tussen Veronique Branquinho en mij in de pers is gekomen, was onvermijdelijk. Zoiets is niet tegen te houden. Maar ik denk wel dat iedereen vrij snel doorhad dat wij geen zin hebben om het fashion-koppel te spelen. De media beschouwen ons als twee individuen die elk hun eigen ding doen, wat ook zo is, want qua werk is alles tussen ons volledig gescheiden. Maar ze benaderen ons wel altijd samen. Bellen ze mij over een voorstel of een project, dan vragen ze meteen ook naar haar, en omgekeerd. Soms is dat vervelend, want onze houding tegenover mode is toch verschillend. Ook vervelend: de timing van haar collecties en die van mij. Als ik na een defilƩ wat meer vrije tijd heb, dan moet zij net in haar volgende collectie vliegen. Dus moeten er vaak data gepland en geschikt worden. Net dat ene wat je binnen een relatie niet wilt doen.

SUCCES

Succes vind ik een beetje een vies woord, hoewel mijn kleren op een bepaalde manier wel succes hebben. Dat heeft niets met kwantiteiten te maken. Zelfs al vinden maar een paar mensen je werk goed, dan kan je al van een succes spreken, vind ik.

TIJDGENOTEN

Deel van een generatie? Daar sta ik niet bij stil. Ik heb nog weinig voeling met mijn generatiegenoten. Als ik mijn vrienden van op school nu bekijk, stel ik vast dat veel van hun idealen weg zijn, dat ze wat zijn blijven hangen. Let op: ik heb wel respect als ze voor vrouw en kinderen kiezen, want dat moet je toch ook maar doen. Over het algemeen bewonder ik mensen die op een individuele manier bezig zijn, en niet alleen in de mode. Ik merk wel dat er weinig leeftijdsgenoten helemaal op zichzelf staan, maar misschien mag ik mezelf niet als voorbeeld nemen, want voor mij is het erg snel gegaan. Ik stimuleer mensen wel om hun eigen ding te doen, zeker in mijn directe omgeving. Verder vind ik dat de verschillen tussen de generaties almaar kleiner worden. En het klopt niet dat jongeren van pakweg 17 zogenaamd niets te vertellen hebben.

UITHOUDINGSVERMOGEN

Na tien collecties wordt de stimulans steeds sterker. Ik voel nu meer vrijheid en ik ondervind ook dat ik gerespecteerd word om wat ik doe. Dus wordt mijn goesting alleen maar groter. Fysiek is het wel zwaar. Je krijgt erg weinig tijd om het allemaal eens van je af te zetten en dat gaat doorwegen. Sommige ontwerpers hebben vier collecties per jaar, twee voor mannen, twee voor vrouwen. Ongelofelijk. Ik zou het niet aankunnen. Hoelang ik dit uithoud? Zolang als er nieuwe uitdagingen komen: levenslang.

VROUWEN

Ik zou graag voor vrouwen ontwerpen. Het systeem dicteert dat je geen vrouwen kan tonen tijdens de mannendefilƩs, terwijl het omgekeerd wel lijkt te werken. Ik kan alleen maar zeggen dat het bij mij soms niet veel gescheeld heeft of er zaten meisjes tussen. Het zou waarschijnlijk goed zijn voor mijn omzet als ik nu ook voor vrouwen ging ontwerpen, maar zo weiger ik te denken. Ik zou eerder meisjes laten defileren om mijn beeld nog duidelijker neer te zetten. Afwachten dus. Misschien.

WINKEL

Vorig jaar bleken er hardnekkige roddels te circuleren als zou ik op het punt staan een eigen winkel te openen. Daar is dus helemaal niets van aan. Een eigen winkel… Het komt voorlopig niet in mij op. Wat wel tof zou zijn, is een ruimte creĆ«ren waar ik andere projecten zou kunnen binnenbrengen, waar ik andere mensen zou inviteren. Maar dan wel iets kleins. Ik zou niet willen dat de hele wereld al vanaf de eerste minuut over mijn schouder meekijkt.

XEROX

Kopiƫren vind ik de grootste misdaad in de mode. Het is nochtans een veel voorkomend fenomeen. Kopiƫren staat gelijk aan schaamteloosheid. Ik bekijk andere ontwerpers altijd met respect, soms met bewondering, maar als iemand aan het kopiƫren slaat is dat gevoel meteen weg.

YUPPIECULTUUR

Ik ben opgegroeid in de jaren ’80, het hoogtepunt van de yuppiecultuur, maar het is altijd iets geweest wat ver weg van mijn wereld gebeurde.

ZOEKTOCHT

Het is allemaal nog een zoektocht, ja. Ik hoop dat men over een aantal jaren zegt: hij had dit of dat te zeggen, liever dan dat men zegt: hij had zus of zoveel winkels of het was zus of zo big.

Peter De Potter / Foto’s Willy Vanderperre / Styling Olivier Rizzo

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content