De meeste chauffeurs die door Zeeland rijden, zien alleen een eentonige poldervlakte. Wie het gebied beter verkent, merkt dat hier en daar het kleinschalige landschap van weleer is bewaard. Zoals in Zuid-Beveland. Maar daarvoor moet je wel te voet op stap.

BART VANDERGETEN

FOTO’S : JAN VERLINDE

Goes lijkt mij een uitstekende uitvalsbasis voor mijn wandeltochten in Zuid-Beveland, maar het kost wel enige moeite om met de wagen tot bij mijn pension voor de nacht te geraken. Eenrichtingsstraten maken zowat een vesting van de stad. Als je de weg niet kent, beland je zoals ik tot drie keer toe terug buiten het centrum zonder je bestemming te hebben bereikt.

Ergens kamp je als Vlaming toch met een innerlijke weerstand om Nederland als toerist te bezoeken. Maar de ontvangst door de pensionhouders is biezonder gastvrij. Meneer is een oude binnenschipper die graag een praatje maakt over zijn vroegere beroep. “… En als ik dan van Maastricht zuidwaarts voer, spraken ze opeens Frans. Vreemd was dat. ” Ik moet wel een rookverbod in acht nemen. Het huis is honderd jaar oud en is voor een groot deel uit hout opgetrokken. Geen risico’s.

Goes is trouwens Holland niet. Goes is Zeeland. En Zeeland is eeuwenlang het land van de errekanten de overkanten geweest, een rijk van kleine eiland-republiekjes, verbonden door veren. Pas na de watersnood van 1953 werd deze provincie door dammen en bruggen volledig ontsloten. Duizenden Hollanders ontdekten toen opeens de Zeeuwse stranden en veroorzaakten met hun vrije manieren een heuse kultuurschok onder de plaatselijke bevolking. Hun dialekt hebben de Zeeuwen alleszins weten te bewaren. De g die als h wordt uitgesproken, het klinkt een Vlaming bekend in de oren.

Ik heb mijn wandelschoenen aangetrokken en verlaat mijn pension aan de Westwal. Tegenover het huis, één van de grachten in Goes die nog herinneren aan haar verleden als vestingstad. Zo verder naar de rustige Beestenmarkt. Samen met de smalle straten en de kaden langs de kleine binnenhaven bepalen de vele marktpleinen het beeld van de stad. Goes lijkt vooral een winkelcentrum te zijn. En zo wil de stad zich ook profileren in haar toeristische brochures.

Na een wandelingetje door de binnenstad ga ik op de Turfkade zitten om mijn lunch op te eten. De Turfkade is misschien wel het meest gefotografeerde plekje van Goes. En met reden : er staan een aantal mooie oude panden. Het soep’uus op de Kleine Kade was een gaarkeuken voor de armen. Daarvoor was het een getijwatermolen. Door het in een bekken verzamelde vloedwater bij eb terug te laten lopen, kon er telkens drie tot vier uur gemalen worden. De Schenge, de zeearm die in de Goese haven uitmondde, slibde echter dicht in de 18de eeuw en de watermolen kreeg noodgedwongen een andere bestemming.

Boterhammen op, verlaat ik Goes langs de sportterreinen van de stad. Eén en al sportaktiviteit daar. Hockey, voetbal, atletiek… Uiteindelijk moet ik voorbij de inschrijvingspost van de hondenrennen om op de Oude Zeedijk te geraken. Van hieruit al lang geen zicht meer op zee, of op de Oosterschelde. Het enige wat je ziet, is de Wilhelminapolder die in 1809 door een groep Rotterdamse investeerders ingedijkt werd en tot ontwikkeling gebracht.

En dan is er de wind. Boven op de dijk staat hij nog wat harder. Gelukkig valt er met een sjaal om, en zolang de zon schijnt, in dit voorjaarsseizoen nog best tegen te kunnen. Een ander nadeeltje van dit vlakke, bijna kale landschap is dat de lelijke landschapselementen ook van kilometers afstand zichtbaar blijven. Zoals de berg opeengestapelde autowrakken van het autokerkhof links van mijn dijk.

Maar laten we dat vergeten. Interessanter is het oneffen grasland verderop, dat nog een spoor is van de winning van zouthoudend veen in de 14de en 15de eeuw. De afgegraven moer werd toen gebruikt als grondstof voor de florerende zoutnijverheid in Goes. Rechts van de dijk ligt de Oosterschenge, overblijfsel van de reeds vernoemde zeearm. Toen de kreek steeds verder verzandde, damden de Bevelanders hem uiteindelijk af en verenigden zo het eiland Wolphaartsdijk met Zuid-Beveland. In de verte, aan de andere kant van de Oosterschenge, bespeur ik de witbepleisterde kerk van Wolphaartsdijk.

De Oosterschenge is tegenwoordig een natuurgebied waar het hele jaar door tal van watervogels foerageren. In én naast het water, want op de weilanden aan de oever zitten vaak wilde ganzen. Iedereen die ook maar een beetje vogelliefhebber is, neemt zeker een verrekijker mee als hij in Zuid-Beveland gaat wandelen.

Van de Oude Zeedijk naar de Perponcherpolderweg (spreek uit zonder stotteren), waar vandaag het parkoers van een of andere wedstrijd voor eenspannen overheen loopt. Verderop worden ook vliegers opgelaten. Is er eigenlijk iets waar de Zeeuwen niét mee bezig zijn vandaag ?

Volgende landschapselement : de weel van Terlucht, een vijver ontstaan na een dijkdoorbraak, bij de Sint-Elisabethsvloed van 1404 in dit geval. Het zeewater stroomde hier door een smalle dijkopening en groef zo een serieus kolkgat uit in de bodem. Later werd de nieuwe dijk er in een bocht omheen gelegd. “De weel van Terlucht kreeg landelijke bekendheid door de reclamespot van een bekend margarinemerk”, lees ik nog in mijn wandelgids.

En zo kom ik in ’s Heer Hendrikskinderen, waar een robuuste kerktoren op het dorpsplein staat geplant. Gemaakt om menige stormvloed te trotseren, zo lijkt het wel. Een heel kontrast met de typische kleine woninkjes daarrond. Kabouterhuisjes haast als je de Belgische bouwwerken als maatstaf neemt. De oude preekstoel in de kerk zou een zandloperhouder hebben. Een bewijs dat eindeloos gepreek niet aan deze geloofsgemeenschap besteed was.

Ik doe dan nog even Kloetinge aan, een beschermd dorpsgezicht aan de andere kant van Goes. Buys Ballot, stichter van het KNMI, heeft er een gedenksteen aan zijn geboortehuis, maar je moet hier natuurlijk vooral zijn om de sfeer op te snuiven. Het marktveld met zijn vate de grote plas die vroeger als drinkplaats voor het vee en blusvijver dienst deed , de iepen en linden daarrond, de vele fraaie gevels, de Jachthuisstraat met zijn beschermde monumenten… Het is beslist een mooie afronding van mijn eerste wandeldag in Zuid-Beveland.

De volgende dag rijd ik naar Nisse in de “zak van Zuid-Beveland”, het zuiden van Zuid-Beveland dat er op de landkaart inderdaad als een zak bijhangt. Nisse is net als Kloetinge een zogenaamd ringdorp. Dat wil zeggen dat het ontstond op een hoger gelegen zandige kreekrug (oude oever) die na een overstroming weer snel droogviel. Omdat het dus een betrekkelijk veilige plaats was, werd hier de dorpskerk gebouwd met de woningen, winkels en bedrijven daaromheen.

Maar winkels heeft Nisse tegenwoordig niet meer. In 1962 telde het er nog zes, maar zoals meer Zeelandse dorpjes stierf Nisse met de afname van de werkgelegenheid in de landbouw langzamerhand uit. Voor de toerist of de stedeling die een vakantieverblijf zoekt, komt dat dan weer goed uit : hier heerst één en al rust.

Ook in dit dorp een aantal geklasseerde gebouwen. Zo’n 700 heeft Zeeland er in totaal. Voor een bevolking van 350.000 inwoners is dat heel wat. De provincie heeft daarom een Monumentenwacht in het leven geroepen, vier ploegen van twee wachters die elk monument twee keer per jaar aandoen en kleine herstellingen uitvoeren. Omdat ze op die manier hogere kosten voorkomen, besparen de Zeeuwen eigenlijk miljoenen guldens op hun restauraties.

De omgeving van Nisse is niet minder bekoorlijk. Eens buiten het dorp kom ik bijna meteen in het historische heggenlandschap dat men hier in stand heeft gehouden. Honderden en nog eens honderden jaren oud moeten deze weilandjes met hun drinkpoelen en meidoornhagen zijn. Want dit is oudland, Zeelandse polders die nog vóór 1200 zijn ingedijkt, helemaal volgens het vroegere krekenpatroon.

Ook de oude (nu binnen-)dijken zijn gehandhaafd. Nadat zij hun funktie van zeewering verloren, deden ze nog eeuwenlang dienst als graasgebied voor rondtrekkende schaapskudden. Veranderende ekonomische omstandigheden deden de laatste schapen in de jaren ’50 verdwijnen, maar nu loopt er weer een (gesubsidieerde) kudde rond die door haar gegraas de specifieke flora op de Bevelandse bloemendijken in stand houdt. En opgepast : alleen de schapen mogen op de bermen lopen.

Vanop de Notenboomdijk heb ik een mooi uitzicht op dit natuurgebied. Tenminste, aan de linkerkant ervan, want aan de rechterkant ligt het ruilverkavelde nieuwland met zijn polders uit de 15de eeuw. De Notenboomdijk is trouwens niet meer dan een historische naam. Op de meeste dijken in Zuid-Beveland groeien populieren. (Nog niet zo lang geleden, totdat de iepenziekte hier kwam huishouden, waren dat iepen).

De piknikplaats bij de Schouwersweel zal in de zomer best uitnodigend zijn. Nu, in het voorjaar, had ik er liever een windscherm omheen gezien. Even bij een typisch Zeeuwse boerderij stilstaan, kan wel natuurlijk. Ondanks de modernizering van de landbouw zijn ze er nog. Met hun witomlijnde schuurdeuren die’s nachts in het zwartgeteerde hout makkelijker te onderscheiden zijn.

En dan ben ik niet meer ver van de schaapskooi, de grote stal waarin de tweehonderd schapen van de Stichting Zeeuwse Schaapskudde de winter doorbrengen. Wanneer ik de zijweg naar de Kamerse Kooi insla, blaffen de Schotse herderscollies me in hun hokken toe. Voor de rest is er niemand thuis. Een kaart wijst aan waar de kudde zich ophoudt. Te laat ben ik voor de geboorte van de lammetjes in de winter, te vroeg voor de schaapherdersfeesten op de derde zaterdag van juni in Nisse. Ik moet me troosten met vier informatiepanelen over de kudde en het natuurbeheer.

Na de schaapskooi zet ik nog koers naar het ganzenreservaat de Poel. Niet voor de ganzen die zijn er alleen in de winter , maar omdat ik de hollebolle weiden wel eens wil zien, zo ontstaan door de veenafgraving indertijd. Maar ik geraak er niet. De hemel begint te betrekken en opeens voel ik mij in dit vlakke, aan de zee ontwrongen gebied toch wel behoorlijk onbeschut. De kerk van Nisse, zojuist nog dichtbij, lijkt nu dubbel zo ver. Flink doorstappen maar. En dan, ergens op dit schiereiland, een kroeg zien te vinden.

Langs de Oude Zeedijk bereik je het natuurgebied van de Oosterschenge waar het hele jaar door watervogels foerageren.

Typische Zeeuwse boerderij in Kloetinge, met zijn vele fraaie gevels een beschermd dorpsgezicht.

Net als Kloetinge is Nisse een ringdorp : opgetrokken rond de kerk op een hoger gelegen en dus veilige kreekrug.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content