Oog voor het ongewone

Jean-Jacques Massé is geen antiquair en zijn vrouw Ischa van Delft geen decoratrice, maar ze verkopen wel oudheden en richten huizen in.

Ik ben geen decoratrice, want ik doe verbouwingen”, zegt Ischa van Delft heel kordaat. “Dit is ons vierde of vijfde huis dat we hebben opgeknapt. Liefst ben ik er van bij de bouwput bij, tussen de zakken cement. Dan kan je pas iets naar je hand zetten. Hier was dat erg nodig, want de originele negentiende-eeuwse woning was verknoeid met onder andere valse haarden en overal bruine tegels. Daarom bleven enkel de buitenmuren staan.”

Ischa en Jean-Jacques Massé vormen samen met architect Han Adriaanse een trio dat oude panden verbouwt en decoreert. Een unieke samenwerking omdat de een de ander nodig heeft. Ischa en Jean-Jacques werken samen de aankleding uit. Dat zien ze erg ruim: het gaat van het kiezen van kleuren tot en met het creëren van doorkijkjes en gangen. De architect zorgt dan voor de technische ondersteuning. Ischa treedt dus ook op als een soort interieurarchitect. Ze runt trouwens in ‘s-Hertogenbosch de gerenommeerde interieurzaak September. Jean-Jacques weet niet alleen heel veel over oude panden en bouwtechnieken, hij koopt overal antieke materialen op die van pas komen bij de verbouwingen. Hij heeft in het oude vestingstadje Zaltbommel, op nauwelijks een paar kilometer van hun huis, een oude loods waar hij prachtige oudheden en bouwmaterialen verkoopt.

Ischa en Jean-Jacques wonen in een vrij klassiek Nederlands dorp met kleine huizen en veel groen, dat rust op een dijk aan de Waal. Aan de voorgevel merk je niet dat de woning zich onderscheidt van de andere in het dorp. De façade is Hollands van stijl: donkergroene luiken en blanke muren. Wie doorloopt tot in de tuin komt in een andere wereld terecht. Daar voert het piepkleine tuinhuis je naar de meest landelijke plekjes van de States, en brengt de rode achtergevel je naar Frankrijk.

Onder een simpel afdak werd een zithoek gemaakt, waar je op zomerse avonden, tussen tuingerei en kookpotten, geniet van een glaasje rood. Ook binnen krijg je nergens de indruk in Nederland te vertoeven. Logisch: Jean-Jacques en Ischa hebben ooit overal een beetje hun anker uitgeworpen. Dat laat sporen. Ze stonden jarenlang op antiekbeurzen in Amerika. Hun speurtochten leidden door heel Europa. Jean-Jacques heeft een boontje voor Frankrijk, waar zijn voorouders vandaan komen. Met zijn grote snor lijkt hij trouwens net een Fransman. Maar zijn hart gaat naar Scandinavië en het Baltisch gebied. Niet alleen omdat daar de mooiste viswaters van Europa liggen, hoewel hij ook dat heel belangrijk vindt. Jean-Jacques wordt aangetrokken door de leegte van de natuur, de architectuur en de traditionele interieurs. Precies de combinatie van Scandinavische eenvoud en een fris kleurenpalet met Franse nonchalance vormt de rode draad in het interieur.

De blauwgrijze voorkamer is geplukt uit een Zweeds landhuisje. De betimmering lijkt er altijd te zijn geweest, maar is eigenlijk nagelnieuw. Knap werk. Dit prachtige vertrek wordt niet intensief gebruikt. Het is bedoeld voor etentjes met vrienden, niet voor dagelijks gebruik. “En toch genieten we er altijd van, omdat het naast de keuken ligt, de voornaamste zitkamer overdag. Van daaruit bekijk je dit Zweeds salon als een object waarin prachtig strijklicht binnenvalt”, zegt Ischa. Ze bedenkt trouwens de perspectieven van elke verbouwing. “Ik ben er niet bang voor om een extra deur te plaatsen. Het is zo leuk om van de ene kamer naar de andere te gluren. Al vang je er maar een glimp van op, of zie je maar een deur, waarachter je een volgend vertrek vermoedt.” Ischa legt ook contrasten in de decoratie zelf. De keuken is meer een allegaartje, een mooi rommelhok, intiem en donker van kleur. Maar in het Zweedse salon ligt alles er netjes bij en is het palet helder getint. Dat levert extra visuele diepte op.

In dit pand zitten geen twee identieke ramen. De vorige bewoners hadden alle mooie oude vensters vervangen. Jean-Jacques heeft die er weer uitgegooid voor oude ramen die hij her en der op de kop tikt. Helemaal niet moeilijk, want overal worden prachtige vensterramen gesloopt die nog een eeuwigheid dienst kunnen doen. De meeste vloeren zijn van oude planken. Voor de gang werd een bakstenen vloertje gekozen. Voor de kleine voorkamer die dienst doet als bureau werd de vloer bespannen met zeildoek: dat past uitstekend bij de verzameling curiosa van Jean-Jacques, waarvan we in dit vertrek een voorsmaakje krijgen.

Jean-Jacques noemt zich geen antiquair, maar een verzamelaar. Dat heeft hij vermoedelijk van zijn vader, die zowel kunstenaar, kunsthandelaar als collectioneur was. “Maar ik ben een verzamelaar van verzamelingen”, legt hij uit. “Eenmaal ik een hele verzameling van iets heb bijeengebracht, verkoop ik alles, meestal in één keer. Dan herbegin ik met iets anders. Voor mij geen probleem, want ondertussen heb ik er plezier aan beleefd om alles te zoeken. In de dertig jaar dat ik bezig ben, sprokkelde ik 23 verzamelingen. Niet altijd van kostbaarheden hoor. Ik ben begonnen met schaatsen. Toen ik alles had, organiseerde ik een bijeenkomst van alle schaatsverzamelaars. Het waren er amper veertien, nu zijn dat er honderden. Ondertussen zijn mijn schaatsen al lang verkocht en zijn sommige stukken bijzonder waardevol geworden, duurder dan ik ze zelf ooit sleet. Dat geeft niet. Voor mij telt het avontuur om me telkens op iets anders te gooien.”

De grote Belgische decorateurs en interieurarchitecten die hem opzoeken, weten dat Jean-Jacques een bijzonder oog heeft voor het ongewone. Zijn belangstelling gaat naar objecten die nauw verbonden zijn met het handwerk van de ambachtsman, bijvoorbeeld oud gereedschap: schilderskwasten, houten hamers, wrijfschalen en maalstenen. Hij merkt op waar anderen aan voorbijlopen: objecten met een doorleefde sleet en een verhaal, gebruikt door knoestige handen. Dus geen machinewerk. Sommige voorwerpen houdt hij natuurlijk bij, zoals z’n collectie schaakborden. “Ze zijn gewoon geschilderd op een plankje: doodsimpel, maar pakkend mooi. Ooit kwam hier een man die vertelde dat hij er zoveel meer bezat, wel zeventig. Ik kon mijn oren niet geloven. Tot hij ermee langskwam. Hij had veel dozen bij van schaak- en damborden: allemaal zielloos fabrieksgoed. Er was er maar eentje bij dat ik de moeite vond.” Natuurlijk vertelt Jean-Jacques niet aan iedereen wat hij nu precies zoekt, want anders wordt het meteen een rage en tikt hij zelf niets meer op de kop. Hij heeft me wel verklapt dat zijn nieuwe zoektocht te maken heeft met wat hij de “grote zeilvaart” noemt. Het gaat onder meer om schiemanswerk: het touwwerk van de schepen. Daar zitten prachtige objecten bij die door zeelui zelf zijn geknutseld, zoals geknoopte touwen voor zeemanskisten. Geïsoleerd zijn het stuk voor stuk kunstwerkjes die ooit achteloos werden weggegooid. Eenmaal opgeraapt door Jean-Jacques Massé gaan ze in dit huis een nieuwe toekomst tegemoet.

Piet Swimberghe / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content