Katrijn Van Bouwel
Katrijn Van Bouwel Columniste

De eerste keer dat ik besefte dat mijn ouders ook maar mensen waren, was ik zes. Het was zomer en onze caravan woonde aan zee. Mijn moeder, mijn vader en hun kinderen kampeerden twee lange vakantiemaanden aan de kust. Mijn broer, zussen en ik, speelden buiten in onze sponzen broekjes en kregen elke dag lichter haar en een donkerder huid. In het straatje van de camping maakten wij vriendjes zoals alleen kinderen dat kunnen: onvoorwaardelijk en nergens op gebaseerd, behalve op de overtuiging dat mƩƩr soms beter is dan alleen. De aparte kampeerterreinen werden de kamers van ons grote vakantiehuis, de tenten en caravans ons speelterritorium. Onze ouders zetten zich dan ook maar samen, en klonken op wiegelende plooistoeltjes op hun kroost en het leven.

Toen een van de gezinnen wegging, uitgezwaaid door zandhandjes, besloten de papa’s een kaartje naar hun kompaan te sturen. Ze kochten een typische postkaart, met deerne in monokini en een gesmolten ijsje. Met donkere plakband censureerden ze de promiscue afbeelding, onder groot jolijt en het genot van een pint. Met argusogen sloeg ik het blijkbaar hilarische gebeuren gade. Ze leken helemaal niet meer op ouders. Zo onderling giechelend en lachend, leken ze gewoon kindjes, met eigen grapjes en luid gejoel. Een mild onaangenaam gevoel bekroop me, zoals die Ć©ne keer toen ik na sinterklaas bij het papier de verpakking van de pop zag liggen die ik enkele dagen tevoren nog aan mijn schoen aantrof, omringd met chocola en mandarijnen. Enkele vraagtekens aan de horizon van mijn jeugd, die makkelijk verdrongen werden.

Nu ik zelf de leeftijd heb van mijn ouders toen, besef ik maar al te goed dat zij eigenlijk gewoon ook maar volwassenen speelden. In mijn kinderogen leken ze perfect te weten wat ze moesten doen. Ze konden en wisten alles, al was de concurrentie met mijn schamele verzameling vaardigheden niet zo groot. In vergelijking met iemand die zijn veters amper kan binden, lijkt iemand het al snel helemaal voor mekaar te hebben, natuurlijk. Ik zie nu in dat ze ook maar wat deden, op goed geluk, naar best vermogen en met veel frons en twijfel. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat ouders geen kinderen maken, maar dat kinderen de ouder maken. Als vader of moeder help je niet je kind volwassen te worden, maar ook omgekeerd. Met zo’n kleine hummel op schoot, kan je maar beter zien dat je de zaken enigszins doorhebt, of tenminste goed kan doen alsof. Wie voor anderen zorgt, heeft eenvoudigweg geen tijd om zich te bedenken dat men amper voor zichzelf kan zorgen. Dus zie ik nu vrienden met kinderen op de arm verwoed proberen om de zaakjes onder controle te krijgen, rituelen bedenken, een stabiel gezinnetje bij elkaar te knutselen. Ik kijk er met vertedering en bewondering naar.

Ik ben benieuwd of ik ooit voor iemand een kindertijd kan bijeenverzinnen, die lijkt op een geolied plan, in plaats van ad-hocimprovisaties en toevalstreffers. Tot dat moment is aangebroken, zal ik maar een beetje zorgen voor mijn ouders. Ze hebben het verdiend.

katrijn.van.bouwel@knack.be

KATRIJN VAN BOUWEL

Steeds meer raak ik ervan overtuigd dat ouders geen kinderen maken, maar dat kinderen de ouder maken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content