Adife Hamarat (43) groeide op in Beringen. Ze wou lerares lichamelijke opvoeding worden, maar dat mocht niet van pa en ma. Ze kwam in de sociale sector terecht en raakte daar erg ontgoocheld. Tegenslag werd haar evenmin bespaard. Adife probeert een evenwicht te vinden tussen haar Turkse en haar Belgische ik.

Als baby kwam ik met mijn moeder en vier broers en zussen uit Kars, in het noordoosten van Turkije, naar Beringen. Mijn vader was daar al een jaar mijnwerker. Na mij werden nog drie kinderen geboren. In de citĆ© waren wij toen de enige Turken, mijn beste vriendinnen op de nonnenschool waren Belgisch, Italiaans en Grieks.”

“Mijn man Taner werd mij voorgesteld door mijn familie, maar we zijn wel uit vrije wil getrouwd. Hij komt uit een hoogopgeleide familie in Istanbul, waar hij leraar was. Taner wilde dat ik verhuisde naar ginder. Ik was achttien en pas voor de tweede keer in Turkije. Ik had geen band met het land, het cultuurverschil met BelgiĆ« was te groot. Taner is mij dan gevolgd naar Beringen. Hij dacht iets in de onderwijssector te kunnen doen, maar dat lukte uiteraard niet. Werkloos zijn maakte hem heel depressief. Na een paar jaar zijn we naar Antwerpen verhuisd. De grootste schok voor hem was de mentaliteit van de Turken hier. Hij ontmoette nauwelijks mannen met wie hij een gesprek kon voeren. Na twee jaar vond hij een zware, onderbetaalde job in een slachthuis. De fabriek waar hij daarna werkte, ging over de kop. Hij volgde een opleiding bij de VDAB, jarenlang heeft hij bij een isolatiefirma gewerkt. Maar de zware arbeid heeft zijn lichaam gekraakt. Taner is 49 en heeft serieuze lichamelijke letsels, waardoor hij op dit moment niet kan werken.”

“Onze oudste dochter van 23, die haar lerarenopleiding afmaakt, is al getrouwd. De tweede (19) zit haar eerste jaar op de universiteit en de jongste (17) zit op de middelbare school.”

SCHOONHEID – LELIJKHEID

“Goedheid en schoonheid hangen voor mij samen. Dat zeg ik zonder sentimentaliteit. Zonder vooroordelen met iedereen omgaan. Een warm gezin in stand houden. Een goede buur proberen te zijn, alle nationaliteiten samen. Naar de harmonie uit mijn jeugd heb ik echt heimwee. Wat ik nu zie en beleef, boezemt mij angst in. Extreem rechtse partijen, extreem fundamentalisme, de oorlog in Irak. Thuis hadden we het niet breed, maar in ons straatje waren we allemaal gelijk. Je zag lachende gezichten. We hoefden geen luxe, we speelden in de bossen. We plukten bloemen, zorgden voor onze huisdieren. Nu zitten kinderen achter computers en hebben geen contact met elkaar. Ze zijn achttien en ze willen alles waarvan ik op mijn dertigste nog niet durfde te dromen.”

“Een warm gezin is voor mij de kern van het leven. Toch was het niet altijd gemakkelijk. Op 24 heb ik een levensbedreigende ziekte doorgemaakt. Ik ben sterker uit dat gevecht gekomen. Met meer waardering voor de kleine dingen. Je denkt ook dieper na. Vier jaar geleden kreeg mijn jongste dochter lymfeklierkanker. Na nog zo’n overwinning besef je dat het leven erg mooi kan zijn. Gelukkig zijn is eigenlijk heel simpel, de meeste mensen zoeken het te ver.”

SCHOONHEID – LELIJKHEID

“Ziekte is zeer bedreigend. Ons gezin heeft daar onder erg geleden. Het positieve is dat we elkaar hebben leren te waarderen. Wij kunnen echt gelukkig zijn als we samen een gezelschapsspel doen.”

“In de jaren zeventig kwamen er plots heel veel Turken in Beringen aan. Er kwamen in mijn klas een paar Turkse meisjes bij, die vonden dat ik het hoog in de bol had omdat ik mijn andere vriendinnen niet meteen voor hen liet vallen. Dat begreep ik niet, voor mij was iedereen gelijk. Mijn familie was moslim, er woonden katholieken in onze straat, orthodoxen, dat speelde toen helemaal geen rol. Toen de oorlog tussen Turken en Grieken in Cyprus uitbrak, beloofden mijn Griekse vriendin en ik elkaar dat het onze vriendschap niet zou schaden. Mijn papa beschouwt zijn verhuizing naar BelgiĆ« als de belangrijkste stap in zijn leven. Hij heeft van jongs af hard gewerkt, maar als wegenwerker in Kars verdiende hij te weinig om een gezin van vijf kinderen te onderhouden.”

“In de jaren tachtig is hier een islam ontstaan die totaal geĆÆsoleerd is van het thuisland. Weinig ontwikkelde mensen, die ook niet weten wat in de wereld omgaat, zochten elkaar op in de moskeeĆ«n. Dertig jaar lang al zitten ze opgesloten in hun eigen wereld.”

“Ik ben ontgoocheld dat zo weinig Turken van mijn generatie ambitie hebben voor zichzelf en voor hun kinderen. Al ligt het ook niet enkel aan henzelf. Mijn middelste dochter deed het bijvoorbeeld ontzettend goed op de basisschool. Toch raadde het CLB haar beroeps- of technisch onderwijs aan. Nu zit ze op de universiteit. Maar niet iedereen vecht zoals wij. Toen de kinderen klein waren, werd ik door mijn Turkse buurvrouwen uitgelachen als ik hen op tijd in bed stopte omdat ze ’s anderendaags fris naar school moesten.”

“Ik hoor ook dat heel wat jonge Turken met kleine kinderen teruggaan om in Turkije een toekomst uit te bouwen. Ik begrijp ze wel. Wij zeggen ook weleens tegen elkaar : waar horen we nu eigenlijk bij ? We zijn geen praktiserende moslims, maar we zijn ook geen Belgen. Met de meerderheid van de Turken hier delen wij ook maar weinig. Je kunt koffie drinken met elkaar, Taner kan triktrak met ze spelen, maar daar blijft het bij. Met mijn Turkse vriendinnen kan ik niet over de actualiteit praten, ze kijken niet naar het nieuws, alleen naar de shows op de Turkse televisie via schotelantennes.”

WIJSHEID – DWAASHEID

“Mijn ouders waren heel arm en woonden met vijf kinderen in een dorp bij Kars. Ze hadden geen water, geen elektriciteit. Ze hielden een paar koeien, maakten zelf kaas, bakten brood. Mijn moeder was vijftien toen ze trouwde. Kun je je voorstellen wat een andere wereld BelgiĆ« voor hen was ? Ik heb de kans gekregen om middelbare school te doen. Mijn kinderen krijgen nog meer kansen. Tussen mijn ouders en mijn kinderen ligt een wereld van verschil. Zo’n evolutie vraagt tijd.”

“Taner is atheĆÆst, hij gelooft in de goedheid van de mensen, in de natuur. Ik geloof wel in Allah, al praktiseer ik niet. Ik beleef het in mijn hart. Goed zijn voor je medemens, goed zijn voor je gezin, dat is belangrijk. Al kan ik de wereld niet redden. Het heeft geen zin vijf keer per dag te bidden als je geen goed mens bent.”

“Tot ik twintig was, is er nooit druk geweest om een sjaaltje te dragen, zelfs nadat mijn ouders naar Mekka geweest zijn. Nu zien wij hoe langer hoe meer jonge mensen die op bedevaart naar Mekka gaan. Taner en ik zijn bezorgd als we zien hoe de islam ook in Turkije verandert op dit moment.”

“Ik bewonder de Belgen om hun werklust, hun zelfverzekerdheid en tegelijk hun bescheidenheid, om hun stiptheid ook. Ik heb twee ikken : een Turkse en een Belgische. Hier ben ik Turkse en als ik in Turkije ben, komt mijn Belgische kant boven. Een middenweg zoeken is niet eenvoudig. Wij zijn er trots op dat we Turken zijn. Maar ik put uit beide culturen. De familieband van de Turken is heel mooi, die wil ik niet opgeven, het respect voor ouderen al evenmin. Ook onze gastvrijheid is belangrijk en echt.”

“Maar je voelt je vaak onbegrepen. Mijn dochter heeft verkering. Van ons mag dat wel. Maar de Turkse gemeenschap aanvaardt het nog niet dat je openlijk met elkaar omgaat. Je kunt dan zeggen dat het je niet interesseert wat ze denken. Maar je komt bijvoorbeeld op bruiloften waar 600, 700 mensen aanwezig zijn en je wordt scheef bekeken. Er wordt geroddeld en daar word je ongelukkig door. Je wilt er toch bij horen, niet helemaal ontworteld zijn ? Dus zoek je een tussenweg. We hebben kennis gemaakt met de ouders van haar vriend en ze hebben ringen gewisseld. Zo krijgen ze de kans om elkaar rustig te leren kennen. Dat zoeken van die compromissen is zo uitputtend.”

WIJSHEID – DWAASHEID

“Mijn dochters hebben veel Belgische vriendinnen, maar hun Turkse vriendinnen vragen hen weleens hoe ze dat kunnen, vriendschap sluiten met die Belgische meisjes. Mijn dochter van zeventien begrijpt niet wat nationaliteit met vriendschap te maken heeft. Haar Belgische vriendinnen betekenen veel voor haar.”

“Nog zo’n voorbeeld, mijn oudste dochter was verliefd op een Koerdische jongen. Van ons hebben ze nooit iets negatiefs over de Koerden gehoord. Toen ze verloofd waren, kreeg ze plots veel kritiek van sommige Turken. Stomverbaasd was ze. Toen hebben we haar de hele kwestie uitgelegd.”

“Leer toch eerst mensen kennen alvorens te oordelen, denk ik dan. In mijn levenstijd heb ik de afstand zien groeien. Ik heb heel fijne buren hier, maar altijd zeggen ze toch ‘Jamaar, jullie zijn Ć”nders. Dan antwoord ik altijd : ‘Jullie kennen die andere Turken niet. Oordeel niet.’ De racistische propaganda beĆÆnvloedt mensen. Turken en Marokkanen hebben ook vooroordelen tegen Belgen. We staan niet meer open om anderen te leren kennen. Hoe meer we elkaar afwijzen, hoe meer iedereen zich opsluit in zijn eigen gemeenschap.”

KRACHT – ZWAKTE

“Vertrouwen in mensen geeft mij kracht. Dat heb ik ook in mijn jeugd meegekregen. Ik weet dat het leven ondanks alles de moeite waard is om voor te vechten. Als ik in mijn tuin in de zon zit met een kop koffie en alles zie openbloeien, ben ik gelukkig.”

“Toen we pas in Antwerpen woonden, werkte ik bij het Centrum voor Buitenlandse Werknemers. Ondertussen volgde ik drie jaar een opleiding Intercultureel Werk, dat zou me meer mogelijkheden geven dan mijn A2 diploma Familiale Opvoeding, hoopte ik. Uiteindelijk kon ik alleen in de sociale sector terecht. Ik stapte over naar het schoolopbouwwerk. Daar was ik in concentratiescholen actief als bemiddelaar tussen leerlingen, leerkrachten en ouders. Iedereen in de scholen droeg me op handen. Later heb ik nog twee jaar gewerkt bij het JAC als onthaalmedewerkster.”

“Maar het gemis van een hoger diploma voel je steeds. Je werkt altijd met collega’s die langer gestudeerd hebben. Ik deed hetzelfde werk, maar sommigen van hen lieten mij voelen dat ik trapje lager stond. Het was allemaal zo betuttelend, ik voelde me vaak de allochtoon van dienst. Wanneer ik een voorstel deed op een vergadering werd er nauwelijks geluisterd. Een week later kwam een Belgische collega met hetzelfde en dan was het een schitterend idee. Ik heb toen nog overwogen om Gezinswetenschappen te gaan studeren, maar de combinatie werken, studeren en mijn gezin was veel te zwaar. De binnenkant van de zachte sector is vaak heel hard.”

“Eigenlijk wilde ik als jong meisje graag lerares lichamelijke opvoeding worden, ik was goed in sport, had een medaille hardlopen gehaald. Mijn leerkracht probeerde mijn moeder te overtuigen. Maar een meisje moest een lieve mama zijn, een goede vrouw voor haar man. De jongens mochten wel verder studeren, de meisjes niet. Ik ben daar nog steeds opstandig over. Maar als je weet vanwaar mijn ouders kwamen, was het al heel wat dat hun kinderen het middelbaar onderwijs mochten afmaken.”

KRACHT – ZWAKTE

“Ik kijk emotioneel naar de dingen, dat maakt mij soms naĆÆef. Nooit in mijn leven heb ik gelogen, het was niet nodig en ik kan het ook niet. Vriendinnen die ik totaal vertrouwde hebben mij een lelijke poets gebakken. Dat heeft mij geschokt en wakker geschud. Nu probeer ik wat terughoudender te worden.”

“Mensen hebben soms ook een al te romantische voorstelling van onze gemeenschap, alsof alle Turkse mensen elkaar altijd helpen als ze het moeilijk hebben. Maar zo werkt dat niet meer. Onze kijk op het leven begint te veranderen. We zijn veel individualistischer dan vroeger. Ik heb mij door een deel van mijn familie bijvoorbeeld onbegrepen en niet gesteund gevoeld toen mijn dochter ziek was. We hebben daarna wat meer afstand genomen van de formele relaties binnen onze familie en binnen de Turkse gemeenschap. Waarachtigheid en intensiteit zijn belangrijker dan regels. Houden van iemand is niet alleen maar zeggen dat je dat doet. Dat is er onvoorwaardelijk voor gaan.”

Door Tessa Vermeiren I Foto’s Saskia Vanderstichele

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content