COWBOY IN WYOMING
NABIJ CODY, EEN PIONIERSSTADJE GESTICHT DOOR BUFFALO BILL ZELF, PROEVEN WE VAN HET ECHTE COWBOYLEVEN OP EEN AFGELEGEN FAMILIERANCH, TE MIDDEN VAN EEN OVERWELDIGENDE NATUUR.
Mijn verkenning van Wyoming begint in Cody, een provincieplaatsje in the middle of nowhere genaamd naar stichter Buffalo Bill, halfweg de negentiende eeuw geboren als William Frederick Cody. Het Irma Hotel, gebouwd door de westernheld en tot op heden uitgebaat door een familielid, geldt nog steeds als trekpleister in de hoofdstraat. De paarden van weleer hebben plaatsgemaakt voor Harley-Davidsons, het stalen ros van de hedendaagse loner. Elke avond demonstreren enkele figuranten op de stoep een shoot-out, een Lucky Luke-achtig toneeltje in klederdracht. Authentieke couleur locale proef je in de historische gelagzaal, gedomineerd door een indrukwekkend mahoniehouten barmeubel, een peperduur geschenk van Queen Victoria. Tja, hier dineren meer toeristen dan locals, maar het stadje heeft desondanks zijn pionierskarakter goed bewaard.
Tussen de kruidenier en de ijzerwarenzaak vind je hier ook een viertal wapenwinkels, tweedehandsboetieks, koffiehuizen en enkele kunstgaleries. Maar het epicentrum van Cody is het Buffalo Bill Historical Center, een megamuseum gewijd aan de pionierstijd, leven en werken van Buffalo Bill, indianen- en westernkunst, en vanzelfsprekend wapens en jachttrofeeën. Ik leer er dat de legendarische stadsvader niet enkel trapper, spoorzoeker, verkenner of jager was, maar ook een gewiekst zakenman. Aan het eind van de pionierstijd waarin hij zo’n prominente rol speelde, ging hij de showbusiness in. Met Buffalo Bill’s Wild West toerde hij door de Verenigde Staten en Europa : een rondreizend spektakel met vrouwelijke scherpschutters als Annie Oakley, de indianenleider Sitting Bull, en een kudde paarden. In het museum vieren affiches onder andere zijn doortocht in Gent, waar hij de koning der Belgen ontmoette. Gentse voetbalsupporters namen de strijdkreet Buffalo Buffalo over.
DE PRAIRIE
Een uur rijden naar het westen – volgens Roosevelt langs de mooiste 53 mijl van de Verenigde Staten – ligt Yellowstone, het oudste nationaal park ter wereld. Om dit actieve vulkanische gebied vol geisers, warmwaterbronnen en zwavelbrakende modderpoelen grondig te verkennen, heb je enkele dagen nodig. Naast beren, wolven en wapiti’s leeft hier ook de grootste nog resterende kudde bizons, het basisvoedsel én de voorraadkast van de indianen, die ondertussen ook zelf van de prairie verdwenen. Ik zet echter koers naar het oosten, en maak een omweg via Powell en Lovell over verlaten highways, kaarsrecht en afgezoomd met telegraafpalen, zoals in een technicolorroadmovie. Wilde mus-tangs rennen door het woekerende sagebrush, zilvergroen stekelig struikgewas glinsterend in de zon. Via een erg steile en kronkelige bergpas zigzag ik naar een eeuwenoud medicine wheel, tot op heden een pelgrimsoord voor indianen. Op ruim drieduizend meter, uitkijkend over de vlakte en onder een weidse hemel, wapperen rond een stenen cirkel gebedsvlaggen en amuletten van kippenpoten en veren in de wind. Eindeloze dennenbossen kleuren de flanken, dieper in de kloof trekt enkel een klaterend riviertje nog een groen spoor door de steenwoestijn. Langs de loodrechte wanden van Shell Canyon slingert de weg naar de desolate vlakte, de open ruimte van Wyoming, de leegste staat na Alaska.
Shell, Wyoming : population 50. Een nederzetting op bijna 1500 meter boven zeeniveau, en amper vijftig zielen. Een baancafé met de ronkende naam Dirty Annie’s, een benzinepomp met reclame voor winchestermunitie, gedeukte stetsons en aftandse pick-uptrucks, nummerplaten met een rodeorijder, het symbool van de staat. Voor ik het besef, ben ik door het dorp : enkele huizen langs de highway, aan de voet van een dramatisch gebergte. Een zijweg leidt naar een vallei, een groene oase met een half dozijn chalets rond een zwemvijver. Alsof ik een filmset van John Wayne betreed, zo lijkt het als ik de oprijlaan indraai naar The Hideout at Flitner Ranch, een veeboerderij die jongensdromen waarmaakt. Een geweerheld ging aan mij niet verloren, maar voor het aperitief is er nog net tijd om kleiduif te schieten. “De vraag is niet of je in Wyoming een geweer bezit, maar wel hoeveel”, zegt Peter Decabooter, de Vlaming die instaat voor het gastenonthaal op The Hideout.
Anders dan op de meeste dude ranches, waar wat koeien gehouden worden ter vermaak van de toeristen, draait het hier in eerste instantie om leven en welzijn van het vee en de paarden. Twaalfhonderd Black Angusmoeders en evenveel kalveren grazen in een zee van ruimte, op een concessie van 145.000 hectare. Voor maximaal 25 gasten staan er 75 paarden ter beschikking. “We bieden een echte ervaring om te paard met vee te werken, gecombineerd met het comfort van een luxehotel. ’s Avonds geen rijst en bonen, maar een hoogstaande keuken”, verduidelijkt Peter. Mijn bungalow, een oversized blokhut met kingsize bed en schommelstoelen op de veranda, lijkt in niets op een stapelbed in een slaapzaal vol ronkende cowboys. En ook over de steak en de wijn hoor ik niemand klagen.
TE PAARD
” Slow and easy, dat is het geheim van ongedwongen ruiterkunst”, fluistert de opper- wrangler van The Hideout. Als herderskind in Mexico temde hij een wilde ezel. Toen ik zo oud was, speelde ik met de buurjongens cowboy en indiaan. Ramon Castro, een échte paardenfluisteraar, toont in de paddock zijn kunsten op een wilde mustang. Zonder teugels stuurt hij het dier, dat enkele weken geleden nog zonder heer of meester over de prairie raasde. Mijn medereizigers, ervaren Europese ruiters, bewonderen het ballet van danser en paard met open mond. Dit sierlijke samenspel lijkt moeiteloos en natuurlijk, maar deze evenwichtskunsten zijn uitzonderlijk. Mijn dochter en ik, absolute debutanten, laten ons niet snel intimideren. Maar de weg lijkt eindeloos lang. “Wat betekent het als Marleena haar kop tegen mij aanduwt ?” vraagt Taissa argeloos. “Dat je paard je niet respecteert”, glimlacht de immer minzame man. “Je mag een dier niet in je persoonlijke ruimte toelaten, want als ze met haar hoofd zwiert, breekt ze je neus.” Na een uitgebreide briefing do’s-and-don’ts van het western riding klimmen we in het zadel, klaar voor onze eerste les : vijf koeien isoleren. Taissa rijdt vastberaden door de kudde. De dieren maken even plaats en troepen achter haar dadelijk weer samen. Zo lukt het dus niet. ” Slower is faster”, onderwijst Ramon. “Jaag de koeien niet op, maar oefen lichte druk uit om ze in beweging te zetten.”
“Als het paard zich bij je veilig voelt, zal het gehoorzamen.” Ik duw mijn hielen in de flanken en roep ju. Vooruit moet het gaan ! Maar na een korte draf zakt mijn ros weer uit het tempo. “Houd de teugels strak”, adviseert de gids. Maar ook weer niet te veel, want dan geef je tegenstrijdige signalen. “Klik met je tanden als je aanspoort, en tik desnoods met de teugel op zijn flank. Na een tijdje zal hij ook zonder tik gehoorzamen.” Halfweg de eerste rit, naar de rode canyon van Trapper Creek, bepaalt Captain Slow nog steeds het tempo. Toch boezemt hij me vertrouwen in. Vlak langs zijn linkerhoef krult vervaarlijk sissend een ratelslang weg van het pad. Mijn ros geeft geen krimp, getraind op de ruige paden van de wildernis. Ook op de steile bergpaden of bij het doorwaden van een snelstromende rivier laat ik het paard de weg zoeken, balancerend in het zadel met de teugels ontspannen in de hand. De ondergaande zon kleurt de Big Horn Mountains bloedrood. Op mijn eerste dag in Wyoming zat ik al meer in het zadel dan in mijn hele leven. In de nacht huilt een coyote. Morgen hoed ik met de cowboys de kudde, in een wildernis waar wolven thuis zijn. Net zoals beren, wapitiherten en elanden, stuk voor stuk wilde dieren waarvan je nooit zeker weet of je blij moet zijn als ze je weg kruisen.
VEEDRIJVERS
De volgende ochtend laden we de paarden uit de trailer aan de rand van het National Forest. In het moeras langs de oude Post Trail zien we, op veilige afstand, een koppel elanden, enorme dieren met een schitterend gewei. Dan beginnen we aan onze eerste werkdag als cowboy. Het vee aan Willet Creek moet naar de hoogst gelegen weide, ruim boven de 3000 meter, de derde open ruimte in het bos op de bergflank aan de andere kant van de vallei. “Niet rennend en roepend zoals in een western,” bezweert Ramon, ” slow and easy.” We verspreiden ons over de breedte van de vallei en brengen de loeiende kudde in beweging, langzaam maar zeker, door drassige graslanden en over kronkelende riviertjes, door alpiene dennenbossen en rotsige hoogvlaktes. Als ik enkele achtergebleven runderen aan de rand van het bos bemerk, draaf ik terug en recupereer met een omcirkelende beweging de verloren zonen. De koeien bewegen in de juiste richting en ik voel mij een acteur in een film. Ook mijn dochter glundert, terwijl ze Marleena vastberaden naar een troepje grazers stuurt. “Ksj, ksj, vooruit !” Verstoord kijken de runderen op, draaien hun hoofd en stappen weg. Nu eens rijd ik hoog op de hellingen, dan weer midden in de vallei over de kronkelende rivier of zigzaggend tussen dennenbomen, mijn paard sturend alsof ik nooit iets anders deed. Wat een vrijheid !
In een stofwolk duwen we de luid loeiende kudde hogerop door het bos. “Als we de dieren opjagen, verliezen moeders hun kalf uit het oog en rennen ze alle richtingen uit”, verklaart de wrangler. “Ze keren dan terug naar de plek waar ze elkaar het laatst zagen. Maar we willen ze op het gras boven de 3000 meter, voor de winter komt.” Terwijl we na onze picknick een siësta houden, waken de honden erover dat geen rund terugkeert naar de net verlaten grond. Dan kruipen we terug in het zadel, ondertussen ervaren cattle workers. Op de hoogste weide, in de schaduw van Antelope Butte, deponeren we enkele zoutblokken. “Hopelijk spoort dit het vee aan om hier te blijven, tot we ze komen halen.” Toch bemerken we op de terugweg al enkele dieren die weerkeren naar de weides waar we ze verjoegen. Het werk van een cowboy is nooit gedaan.
TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier