Vergeet New York. Het nieuwe centrum van de wereld bevindt zich amper een treinrit ver, en heet Londen.

Max Borka / Foto’s Van Parys

EEN PURPEREN JEANS ! DAT VANDAAG zo doordeweekse voorwerp stond eind jaren ’60 helemaal bovenaan mijn verlanglijstje toen ik als prille teenager in het kader van een huizenruil met mijn ouders op vakantie mee naar Londen moest. Want in Brussel hadden we de psychedelische pop in die dagen vooral van horen zeggen.

En God was me nog gewillig in die dagen. Te gewillig zelfs. Toen we in de Londense voorstad Edmonton de deur van het rijhuis openstaken, bleek zich daar immers geen voorwerp te bevinden dat niet in een purple haze was gedompeld. Hier en daar hadden de eigenaars voor een subtiele variante in mauve of paars gekozen, maar voor het overige waren muren, tafelkleden, beddenlakens, zakdoeken, ja zelfs het toiletpapier en de pollepels purper gekleurd.

Carnaby Street was toen al te mijden, vanwege de vele venters die van de ene dag op de andere van pap op pop waren overgeschakeld. Met mijn schaarse spaargeld kocht ik een aantal psychedelia die in ?Weergaloos? van Simon Vinkenoog aangeprezen werden en in België langs geen kanten te vinden waren : onleesbare drugschrijfsels van goeroes als Timothy Leary en Alan Watts, een roman van Leonard Cohen, en de verzamelde teksten van Bob Dylan, op stencil. De purperen broek was op mysterieuze wijze uit mijn gedachten verdwenen. Een decennium later was er de punk, en nog eens tien jaar later werd ik naar de British Fashion Week gestuurd, omdat daar plots wonderlijke dingen op de catwalk gebeurden. Maar het feest was telkens van korte duur. En in september jongstleden kwam dan het bericht : Carnaby Street stond te koop. Een wereld was niet meer.

Nog geen maand later wist echter zelfs Le Monde vanuit Londen te rapporteren : de Swinging Sixties waren er weer. Newsweek schreef : ? London rules?. En : ? This is the coolest city on the planet?. Een en ander had natuurlijk ook met de twee ontwerpers te maken die deze herfst als hoogste couturier door toonaangevende Parijse modehuizen aangetrokken waren. John Galliano verhuisde naar Dior, en had zijn pas verworven plaats bij Givenchy aan de amper 27-jarige en uitzinnige Alexander McQueen afgestaan. Concurrent Chanel, dat eerder al de Londense girl supreme, Stella Tennant, als gezicht had aangetrokken, heeft inmiddels voor een naar verluidt onfatsoenlijk bedrag de rechterhand van Galliano weggekocht, Armanda Harlech, en in het spoor van Galliano en McQueen staan al anderen te trappelen. Ze heten onder meer Hussein Chalayan, Owen Gaster, Copperwheat Blundell, Antonio Berardi en Clements Ribeiro. De rij lijkt eindeloos.

Old en New Bond Street, in Mayfair, hartje Londen, hadden al lang hun glans van weleer verloren toen Gianni Versace in 1992 voor 12 miljoen pond een oude bank liet ombouwen tot een filiaal met de allure van een slagroomtaart. Zowat alles en iedereen die in de internationale modewereld de status van superster heeft, Armani, Lacroix, is hem sindsdien naar Bond Street gevolgd. De Donna Karan Flagship Store opende in september ; Ralph Lauren heeft het gegeerde Number One in New Bond Street gekocht ; filialen van streetwear-goeroe Tommy Hilfiger en Calvin Klein moeten nog voor de lente de deuren openen.

Mijn pullover en sjaal hebben mij in deze buurt tot een onaangepaste verschijning gemaakt. Geen heer in de straat of hij gaat gekleed in een al dan niet ?gekrijt? pak en een knallend purperen das die men zelfs bij nieuwjaar zijn ergste vijand niet als geschenk zou toewensen. In de Burlington Gallery, waar Cork Street op uitgeeft, zorgen ouderwetse beadles in top hats ervoor dat er in de wandelgalerij niet wordt gefloten of gezongen, en in Bond Street wordt men bij elke deur onthaald door een meer hedendaagse versie ervan : kleerkasten in maatpak die met argwanende blikken aan een ostentatief verstopte microfoon staan te draaien. Swinging London ?

Aan de andere kant van de Thames, op de South Bank, beleef ik nog diezelfde namiddag, na een heerlijke lange lunch in de Brasserie van de pas gerenoveerde Oxo-Tower, een magisch moment : het plafond draait zich om ! Zo even was het nog verblindend witgekleurd, maar nu de avond valt, verandert het in elektrisch blauw. Dit is in Londen the place, voor de komende weken. Toen de Oxo-toren in de jaren ’30 in opdracht van vleesextractenfabrikant Liebig werd gebouwd, was hij nog het tweede hoogste kantoorgebouw van Londen, zegt Louise King van Coin Street Community Builders. De groep had de toren in de jaren ’80 met veel straatprotest gered uit de handen van projectontwikkelaars die nieuwbouw in de plaats wilden zetten. Na een restauratie van 20 miljoen pond is de toren weer open sinds september. Beneden werden de winkels voor jonge designers voorbehouden. Helemaal boven bouwde architect Lifschutz Davidson voor het gereputeerde warenhuis Harvey Nichols, waarvan een ander restaurant het decor voor Absolutely Fabulous leverde, een verblindend mooie brasserie en een dito restaurant.

Louise voert me vlak naast de Oxo-tower naar Gabriel’s Wharf die in bohémienstijl tot winkelcentrum werd verbouwd. Papier Marché heet een van de winkels. Ik had moeilijk een beter beeld kunnen bedenken. Alles smaakt hier naar voorgekauwd. Een eind verderop, bij het South Bank Centre, Europa’s grootste kunstencentrum, had het National Film Theatre lange tijd zowat het enige terras dat je aan deze kant van de Thames vinden kon, met Spartaanse banken, en onder een bruggenhoofd, uit angst voor de eeuwige regen. En wie beschrijft nu mijn opluchting : oude dames en verwaaide heren zitten er nog altijd dezelfde potjes met niet nader te omschrijven pie uit te lepelen. Maar inmiddels heeft Sir Terence Conran aan de andere kant van de Oxo-toren, op Butler’s Wharf, een pakhuis tot Design Museum verbouwd, en Gastrodrome. De terrassen van de Pont de la Tour zitten er rijkelijk gevuld met de heren in maatpak en purperen dassen, waarmee ik zonet ook de Brasserie van de Oxo-Tower heb moeten delen, als figuranten in een glitterfilm die onvermijdelijk op een happy end afstevent.

Een beetje Londenaar heeft de reputatie drie keer per week uit eten te gaan, en dag na dag openen nieuwe restaurants de deuren, met een decor dat nog grootser en briljanter oogt dan alle anderen. Ze hebben ook iets van de eigenaars van het pand waarmee mijn familie zich aan een huisruil had gewaagd. Want hun codewoord is ?extreem?. In het gore Soho bouwde minimalist John Pawson een Japanse oase, Wagamama, en bij de laatste nieuwigheden tellen we intussen ook de Polygon in West End, de volledig vernieuwde Bertorelli’s in Charlotte Street, en Bank, op Kensington Place, dat andere centrum van de avant-garde dat tot op heden onvernoemd is gebleven.

In architecturale kringen heeft men voor hun stijl inmiddels al wat namen bedacht, zoals Retro-Futuristic of Brave New Nostalgia. De hunker naar de fifties en sixties, maar naar de nineties herdacht. En hoe kan het anders in een land, waar de regen elke nieuwe ochtend de laatste restjes kleur zorgvuldig uit het stadsgezicht veegt : alles vecht er om licht en kleur. Het plafond van Bank bijvoorbeeld is één grote luster, 26 ton zwaar, en voorzien van 2800 glazen lampen. Hij vormt bijwijlen een welkome afleiding van het eten dat zoals in de meeste andere voedseltempels nog het makkelijkst onder de categorieën Calitaliaans, San Franchinees, of Melting Pot kan worden gecatalogeerd.

Twintig percent van de Londense bevolking behoort vandaag tot een etnische minderheid. Over vijftien jaar zal dat een derde zijn. En je merkt het aan de naam van een Galliano en zijn ontwerpen. Of je proeft het aan de steak met auberginepuree en harissasaus die je in de Oxo-Tower krijgt geserveerd : een Londonian is vandaag al even Brits als Marokkaans en Chinees en liefst van al is hij dat nog allemaal tegelijk. Zelfs in de Michelingids weet men dat spectaculaire etnische experiment ten zeerste te waarderen. In de jongste editie kregen La Tante Claire in Chelsea, Marco Pierre White’s The Restaurant, en Chez Nico op Ninety Park Lane, elk drie sterren toegewezen. Maar de meeste aandacht ging naar de 26-jarige Tom Aikens, die als volstrekte nieuwkomer de twee sterren van Pied à Terre in Charlotte Street wist te vrijwaren. Een tweegangenlunch wordt er voor amper 1000 frank geserveerd, en in Wagamama komt men er nog goedkoper vanaf : een copieuze schotel voor nog geen 300 frank. Vooral op de South Bank, waar de Eurostar in Waterloo-station zijn eindhalte heeft, is het aantal vastgoedprojecten intussen nog amper bij te houden. Het Globe theatre van Shakespeare wordt in het nieuw gezet. The Tate Gallery heeft plannen om het verlaten Bankside Power Station tot filiaal om te bouwen, en een paar maanden geleden werd ook het licht op groen gezet voor een Ferris-wheel van 150 meter hoog dat in 2000 de viering van het millennium meer kracht moet bijzetten. Vanuit ruimtelijke ordening klinken er intussen flink wat bezwaren tegen de Millennium Tower, die architect Sir Norman Foster wil optrekken, een glazen augurk die met zijn hoogte van 400 meter meteen ook de hoogste toren van Europa zou worden. Maar geen nood : er zijn nog tal van andere megalomane projecten op overschot. Voor de Greenwich Peninsula bijvoorbeeld tekende Richard Rogers met het oog op een wereldtentoonstelling ’s werelds grootste koepelgewelf, the Millennium Dome. ?Het verschil tussen een man als Blair en Thatcher tien jaar geleden,? schrijft het architectuurtijdschrift Blueprint in zijn laatste nummer, ?is dat Blair, hoe vaag hij daarbij ook blijft, toch het bestaan van zoiets als een maatschappij erkent. Vragen als ‘hoe kan Londen bestuurd worden’ en ‘hoe moeten we grote steden een nieuw leven geven ? ‘ staan nu tenminste op de agenda. Tien jaar geleden was er zelfs nog geen sprake van enige openbare steun aan architectuur en design.?

Ook dat laatste ligt dus nu wel enigszins anders. In overheidskringen wordt druk gemarketeerd om Londen te promoten als ’s werelds belangrijkste stad inzake design. En nu we het toch over overheid hebben : ook al op South Bank zullen de gebouwen van de Greater London Council tot aquarium worden verbouwd. De Council zelf is niet meer. Thatcher heeft hem tien jaar eigenhandig geliquideerd, toen de linkse meerderheid in de raad al te zeer dwars ging liggen. De kloof tussen rijk en arm is sindsdien in de Britse hoofdstad alleen nog maar wijder geworden, en vorig jaar alleen al is de criminaliteit met 8 percent gestegen. De gemiddelde snelheid van het verkeer ligt tijdens het piekuur niet hoger dan een eeuw geleden. Maar op economisch gebied wordt al drie jaar een groei gesignaleerd, en Londen heeft zijn positie als financiële hoofdstad weten te handhaven. Rose Hughes, Overseas Officer van de British Tourist Authority wil mij bovendien ook wel even voorrekenen dat het aantal toeristen het afgelopen jaar nog maar eens met een tiental procenten is gestegen. In 1995 hadden meer dan 13 miljoen toeristen uit het buitenland een bedrag van om en bij de 400 miljard gespendeerd, en met name het aantal Belgische bezoekers ging fenomenaal de hoogte in : vorig jaar waren het er 30 percent meer, en het jaar daarvoor was dat ook al het geval geweest.

Maar wie die boom moet dirigeren, nu het raadsgebouw letterlijk naar de haaien gaat ? Door een dreunende metalen gang zoek ik mij in de buurt van Waterloo Station een weg door de Ministry of Sound, volgens velen het best functionerende instituut in Groot-Brittannië. De club, die zich nu al meer dan vijf jaar terug in een pakhuis in een verlopen buurt was gaan vestigen, beschikt ondertussen over een eigen platenmaatschappij, kledinglijn, bioscoop, en een winkel in Covent Garden. De laatste editie van de UK Club Guide heeft het over een jaaropbrengst van een klein miljard. En dan is de Ministry in zijn soort nog maar een van de velen. In Groot-Brittannië zijn ze samen goed voor een opbrengst van meer dan 100 miljard, en in Londen alleen al, zo wordt geschat, brengen ze in het weekend een half miljoen mensen op de been. Hun bloei is onder meer te danken aan een prehistorische reglementering die bars verbiedt na elven drank te serveren, tenzij er livemuziek voorzien is en dans. De clubs zijn uitgerust met zwembaden en Sony-Playstations, en de muziekkeuze reikt er van handbag naar Goa-trance, en drum’n’bass. Wie wil, kan er op easy listening van Bacharach ook gewoon wat gezelschapsspelletjes en bingo spelen. Maar : het moet wel psychedelisch.

Onder meer in de buurt van Covent Garden zijn ook steeds meer ontwerpers zich intussen op clubwear gaan toeleggen. In Mommouth Street afficheert Koh Samui de cyberstyle. Vrouwen vinden er de crème de la crème van wat Brits is, jong, extreem, en onbekend. En bij Agent Provocateur in Broadwick Street in Soho kan u onder meer voor ondergoed terecht dat geen ondergoed meer is, als u bedoelt wat ik begrijp. Maar check er toch maar even de vele clubguides op na voor u zich in dat schaarse plunje voor een avondje stappen op pad begeeft. Niet in alle clubs wordt een transparant pakje even hartelijk geapprecieerd.

Je hoort het aan groepen als Blur, Pulp en Oasis. Of je ziet het aan het ondergoed van Agent Provocateur. Nostalgia rules again. Maar zijn die Swinging Sixties er nu werkelijk weer ? Ja en neen. Het verschil zit hem onder meer in dat vierletterwoord dat Geld heet. The Ministry of Sound is eigendom van James Palumbo, een voormalig effectenmakelaar die volgens Newsweek naar Haydn luistert, en niet naar house. Enfant terrible Alexander McQueen werd al snel door Onwaro Kasniyama opgekocht, de Japanse modegigant achter Helmut Lang. Zelfs vrij onbekende namen als Hussein Chalayan en het duo Clements Ribeiro zijn al met handen en voeten aan Japanse investeerders gebonden. Anders dan in 1966 is Swinging London anno 1996 een telegeleid wonder, bestuurd door investeerders.

Dieneke Ferguson rijdt me naar Hoxton Square in Hackney. Alexander McQueen heeft hier zijn studio, en ’s nachts is het aanschuiven voor The Blue Note, de hipste jazzclub van Londen. Ferguson is van oorsprong Nederlandse en belandde eind jaren ’70 via Mexico in Londen. Ze stichtte er Mazorca, een management consultancy die Hackney moet promoten. Want ook dat blijft een wonder : in hartje Londen, op amper een paar minuten wandelen van de City en de attracties die nog altijd het ultieme einddoel vormen van het merendeel van het toeristenlegioen, de Tower en St. Paul’s Cathedral, ligt hier een wijk waar zich decennia lang niemand om bekommerd heeft. Hackney is de derde armste van de 33 boroughs, de deelgemeenten die samen Londen vormen. Dat laat zich ook aan de verbrokkelde staat van de straten en gebouwen aflezen. ?De toeristische dienst zal het nooit in zijn hoofd halen iemand hierheen te sturen?, zegt Dieneke. Maar ik haal opgelucht adem : eindelijk nog eens authentieke miserie. Dieneke gidst me echter van pakhuis naar pakhuis, onderwijl verhalend wie in elk van die panden binnen de kortste keren een renovatie zal realiseren. Naast de Blue Note bouwt het Film Institute, wat verderop wordt aan een circusschool getimmerd, en niemand minder dan architect Nigel Coates zal een uitbreiding van het vergeten Geffrye Museum voor design realiseren. Dieneke is er niet onverdeeld gelukkig mee. ?We moeten ervoor zorgen dat die opknapbeurt niet gepaard gaat met een gentrification, zoals dat al op zovele andere plaatsen in Londen is gebeurd : stijgende woonprijzen en de oorspronkelijke bevolking die naar elders verhuist. De leefbaarheid van Londen wordt voor een groot deel door dat enorme contingent kunstenaars bepaald, maar juist zij zijn de afgelopen decennia van de ene wijk naar de andere verdreven. Kijk maar naar wat er recent nog in Camden is gebeurd, of in Islington. Op een bepaald moment zei iedereen : daar staat het te gebeuren. Maar dan kwamen de investeerders, en kon men het weer vergeten. Camden is nog slechts een schaduw van wat het had kunnen zijn, en Hackney zien we nu een beetje als een testcase, waarin ook een nieuwe vorm van toerisme wordt uitgeprobeerd. Een eeuw geleden was dit een wijk die volledig van het meubelambacht leefde. Veel van wat er toen was, is nu verdwenen, maar toch zijn designers hier nog en masse komen leven, omdat ze hier nog die fabrikanten vinden. Omdat niemand zich om de wijk bekommerde, hebben ze hier een soort van Vrijstaat kunnen creëren, waar onder meer ook de grootste concentratie Koerden in Europa leeft. Alleen is het ook zo dat iedereen hier crepeert. En dus moet er geld binnenkomen, zonder dat die Vrijstaat verdwijnt.?

In de kantoren van Discover Islington knikt Krista Zetteler bevestigend. Ook het welvarende Islington en vooral het naburige Clerkenwell, hebben nog die dorpse sfeer van voor ze door Londen opgeslorpt werden, en samen met Mazorco had Discover Islington in november jongstleden in het naburige Barbican Centre een congres georganiseerd, onder de titel ?A new kind of tourism?. Erg succesvol blijken ondertussen ook de jaarlijkse opendeurdagen die Mazorca in kunstenaarsateliers organiseert. Maar of dat het tij kan keren ? Het blijft dansen op een slappe koord, zegt Dieneke. Want enerzijds heb je investeerders en toeristen nodig om Hackney van onder de armoegrens te halen, en anderzijds zou je ze toch zoveel mogelijk moeten weren.

Met grote verbazing staart ook Dieneke een paar uur later naar een aantal vernieuwde panden, wanneer we door het historische Clerkenwell wandelen. Stond dat hier een paar weken niet gewoon te verkrotten ? En op het mooiste plein heeft zich zonet een filiaal van Papier Marché neergezet. O jee ! De bende van de purperen das moet weer in aantocht zijn.

Londense musea, anno 1997. De nieuwste shining set geeft rendez-vous in het Institute of Contemporary Arts ICA. Onder : voor de party. Boven : erna.

Het hart van Covent Garden, Neal Street. Vergeet ook het Belgo restaurant niet om de hoek, Belgischer dan Belgisch.

Still there : The purple dream.

Een van Londens nieuwste vergezichten. Vanop het het terras van de Brasserie van de Oxo-Tower op South Bank.

Oxford Street. Nog altijd een must voor vele toeristen, maar alleen nog maar goed voor dit soort dingen : Mega music store HMV, op nummer 150.

Londen als melting pot : Masa met een das van Gaultier (links). Ukiko in een militair pak van Kensington Market en Tomo in de Union Jack (rechts).

Links : ook nieuw in Old Bond Street, Donna Karan. Het verschil tussen de swinging sixties en nineties zit hem in het geld met de grote G. Zo is nagenoeg heel Bond Street eigendom van een kapitaalkrachtige Singaporese.Rechtsboven : Red or Dead, een clubber’s paradise in Thomas Neal’s Centre, Covent Garden.Rechtsonder : een koninkrijk vol knopen. Celestial Buttons in Islington.Linksonder : Japans shoppen in de supermarkt Yaohan Plaza op Edgware Road.

Kloksgewijs : juffer Björk en fans bij Sign of the Times, gespecialiseerd in streetwear en jonge ontwerpers als Joie, Robin Goodwin, en onze eigenste WalterVan Beirendonck. Een verademing in het voorhet overige al zwaar overgegentrificeerdeCovent Garden. ?Footwear designer? Sav.Juwelenontwerpster, Shiku, in een jacket van Daniel Pool, een van de nieuwste helden van het clubcircuit. En last but not least : twee ernstige gevallen van disco fever.

Retro-futuristic, of de ultieme wraak van de goede smaak. Met het heruitbrengen van Quadrophenia van The Who worden ook de oude Mod-scooters en andere requisieten weer bovengehaald.

In het mikpunt van de belangstelling : een target dress van Red or Dead.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content