Het sexappeal van de strandcabine: waarom de houten huisjes aan de kust gegeerd blijven
Er zijn nog 8500 wachtenden voor u. Jawel, zoveel gegadigden zijn er tegenwoordig in Knokke-Heist voor een strandcabine: opslagruimte, minibuitenverblijf, baken van vakantiepret en gezelligheid. Linda Asselbergs bekijkt het leven in en rond ‘het kabientje’, vroeger en nu.
Tegen Pasen krijgt de Belgische kust er extra lintbebouwing bij: rijen houten hutjes, zij aan zij in het mulle zand tussen zeedijk en vloedlijn. Tot half oktober overheersen ze het strand, van golfbreker tot golfbreker, tussen duinen en pier. Zo typisch voor onze manier van vakantie vieren dat we van cultureel erfgoed kunnen spreken, aldus de Cel Kusterfgoed.
Zoals velen die ooit aan zee verbleven, heb ik mijn eigen herinneringen aan het fenomeen strandcabine. Ik was vijf en ten prooi aan een posttraumatische stresservaring ten gevolge van een tonsillectomie. Zeldzaam waren destijds de kleuters die met intacte amandelen de lagere school haalden. Keelpijn was mijn deel en een algehele desinteresse voor voedsel. Aldus moest er aangesterkt worden in de gezonde zeelucht, uiteraard in Knokke. Want zo gaat dat in Vlaamse gezinnen: wij zijn hondstrouw als het op vakantieoorden aankomt. Verkozen je voorouders Knokke in augustus, dan gaan de volgende zeven generaties daar steevast elke zomervakantie naartoe.
Mijn ouders huurden een cabine aan het Albertstrand in een concessie die redelijk voorspelbaar Albert heette. Ik herinner mij onze intocht, gewapend met klaptafeltje en -stoelen, een windscherm, parasol, petanqueballen, emmertje, schop en zandvormpjes, een thermos koffie, een fles limonade en brooddoos met witte boterhammen met appelmoes. En schoonmaakgerei. In mijn herinneringen bracht mijn moeder het grootste deel van de tijd aan zee door met vegen en redderen, vrouwen van haar generatie kenden nog geen me-time. De cabine moest brandschoon en zandvrij zijn, een erezaak. Verder weet ik nog dat de cabineverhuurder elke dag in mijn wang kwam knijpen om te controleren of ik wel genoeg boterhammen met appelmoes en boules de Berlin gegeten had. Herinneringen aan dagen van onschuldig strandplezier.
Lossere zeden na WOI maakten gedoe met badkarren overbodig
Met de koets naar Oostende
Strandcabines zijn zo oud als het kusttoerisme zelf. Zoals ongeveer alles wat met toerisme te maken heeft werden ze door de Engelsen bij ons geïntroduceerd. In Groot-Brittannië kwamen ze al in de 18de eeuw op het idee dat baden in zee gezond was voor lichaam en geest. Van schurft, zweren, wormen en artritis tot tumoren, lepra en doofheid: zeebaden, ja zelfs het drinken van koud of gekookt zeewater zou al je kwalen verlichten. Thalassotherapie werd een echte rage in het Verenigd Koninkrijk en waaide over naar het continent dankzij Britten die via onze kust naar de rest van Europa reisden. We hebben het dan over de tijd van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog: Oostende en Nieuwpoort waren vrijhandelshavens, waar veel Britse handelaars verbleven. Een van hen, William Hesketh, herbergier in Oostende, kreeg in 1784 toestemming van de overheid om een houten paviljoen omringd door een paar mobiele badhuisjes op het strand aan het Westerstaketsel te plaatsen. Chillen aan de cabine dus, mét een drankje, alleen was het uitzicht niet bepaald idyllisch: terecht stond het ‘Klein strand’ toen bekend als de ‘Vuylspothaven’, wegens alle smeerlapperij die er aanspoelde.
Nu was Hesketh niet de enige met ondernemingszin. Julien Goethals, commandant van de Burgerlijke Wacht in Blankenberge, liet in 1778 al twee hokjes van licht timmerhout aan de duinen plaatsen. In de winter deden ze dienst als arsenaal van de ‘Borghelicke Wacht’, in de zomer mochten baders er zich omkleden voor 1 parisis (Franse pond). Vooral Bruggelingen reisden in die tijd ’s zomers naar Blankenberge.
Eerste hotels
In Knokke-Heist kwam het toerisme pas veel later op gang, van een treinverbinding was er tot de tweede helft van de 19de eeuw geen sprake. Wanneer de eerste toeristen er verschenen is niet bekend, maar in 1839 verordende het gemeentebestuur van Heist de herbergiers om een lijst van hun gasten bij te houden. In het volgende decennium voerde datzelfde gemeentebestuur infrastructuurwerken uit: er werden straten geplaveid en een eerste stuk van de Zeedijk aangelegd, met lantaarns en rustbanken.
Uit die tijd dateren ook de eerste hotels: Hotel de la Plage, het Pavillon du Phare, het Kursaal. Tot de eerste verblijfsgasten hoorden kunstenaars die zich rond de schilder Albert Verwee schaarden. De grootste bezienswaardigheid was de vuurtoren aan het einde van de Zeeweg. Het was daar dat de eerste uitkijkpost op het strand verscheen en de eerste badkar, een strandcabine op wielen, zeg maar.
Dure zwembeurt
Zeebaden was toen een heel ritueel. Je betaalde en nam plaats in een genummerde badkar die door een paard of met mankracht in zee werd getrokken. Onderweg trok je je (zedige) badkledij aan. Vervolgens ging je te water, al dan niet onder begeleiding van een baigneur of baigneuse, een redder dus. Kunnen zwemmen behoorde toen niet tot de basisvaardigheden van de modale burger, maar het gevaar was beperkt: de badkarren reden maar zo’n 70 cm diep in zee.
Na het baden stapte je opnieuw in de badkar, bij voorkeur de jouwe. Maar ja, vergissen is menselijk… Aan onze kust werd gemengd gebaad, in tegenstelling tot veel buitenlandse stranden. Maar gluurders moesten scherpe ogen hebben of een verrekijker, want opnieuw aan land verliet je volledig gekleed de badkar. Echt goedkoop was baden niet: omstreeks 1853 betaalde je voor een zwembeurt van 45 minuten met een grotere kar voor het Kursaal, getrokken door paarden, 80 centiemen, badpak, handdoeken, een flesje zoet water en Hoffmansdruppels (tegen braken, flauwvallen en zenuwtoevallen) inbegrepen.
Bij slecht weer zaten we aan de cabine met een trui aan
De lossere zeden na de Eerste Wereldoorlog maakten het omslachtige gedoe met de badkarren overbodig. En er waren ook praktische bezwaren: oude en vuile karren, om fooien bedelende begeleiders en het over en weer rollen over het strand dat als ouderwets, hinderlijk en zelfs gevaarlijk werd ervaren. De tijd van de vaste cabines brak aan. De baigneurs werden vervangen door uitbaters van een concessie met een plankier, een lot houten huisjes met stoelen, transats, parasols en windschermen. Dat geheel wordt tot op heden vaak als een erfstuk doorgegeven, een aantal families in Knokke zijn al generaties lang uitbater van dezelfde concessie.
Aperitieven en flirten
Na de Tweede Wereldoorlog veranderde de strandcabine van functie. Was het oorspronkelijk vooral een plek om je om te kleden – geen sukkelachtig gewriemel meer onder de door moeder in elkaar gestikte badstoffen tent – van langsom werd het een verzamelplek voor familie en vrienden, een minibuitenverblijf met een stukje privéstrand.
Nadine, die in Knokke opgroeide, heeft er fijne herinneringen aan. “In de zomer kwamen we met zo’n twintig jonge mensen samen bij de cabines van een paar Antwerpse families. Zo leerde ik mijn latere man kennen. Zijn ouders hadden de best uitgeruste cabine van allemaal, met een toog en een gevulde koelbox. De volwassenen lagen meestal te bakken in de zon, in de jaren zeventig wisten we nog niet hoe slecht dat was. Mijn schoonvader in spe had aan het eind van de zomer een diepbruine voorkant en een witte achterkant, want hij zat altijd te lezen. Wij jongeren kwamen aan de cabine vooral onze roes uitslapen en ons voorbereiden op het volgende feestje.”
Ook Vera denkt met enige weemoed aan die zomervakanties terug. “In juli huurden mijn ouders een appartement op de dijk, met daar recht tegenover een strandcabine. Mijn moeder, broers en ik zaten er bijna elke dag. Ook bij slecht weer, met een trui aan. De gezonde zeelucht, weet je wel. Vader kwam enkel in het weekend. Als hij op de transistor naar de Tour de France zat te luisteren konden wij hem beter niet storen. Tegen een uur of zes werd er samen met andere families aperitief gedronken, veel gelachen, gedold en ook wel geflirt onder de volwassenen, realiseer ik mij nu. Aan zee leken mijn ouders ineens jonger.”
Zandkasteel op Hawaï
De laatste jaren is het aanzien van onze stranden grondig veranderd. Alles is gereglementeerd: in Knokke zijn de strandcabines egaal wit, met een blauw dak en blauwe plint. De strandganger stelt steeds hogere eisen qua comfort. Concessies hebben ligbedden met zonnedak, toiletten en douches, lounges met behaaglijke kussens en een uitgebreid aanbod aan voedsel en drank. De baigneur is horeca-uitbater geworden en zijn doening heet niet langer bij Rita, Monique of Albert, maar Waikiki Beach, Famouz Beach, Blue Buddha Beach, Pura Vida of Collins Club. Knokke-Heist telt niet minder dan 24 beachclubs die elk op hun eigen publiek mikken: families met kinderen, jongvolwassenen, jetsetters en BV’s. Al dan niet plastic palmbomen en loungemuziek geven je de illusie dat je chilt in Saint-Tropez, Ibiza of Hawaï. De klimaatopwarming doet de rest.
En toch, sommige strandtradities hebben een taai leven. Best mogelijk dat het jonge grut nu met gsm en tablet vergroeid is, maar aan zee horen zandkastelen en strandbloemen er nog altijd bij. De strandbloemen worden als vanouds door mama of bomma in elkaar geknutseld. Bij voorkeur uit crêpepapier, het gebruik van papieren servetten is beneden alle peil. In Knokke genieten scheermessen (couteaukes) de voorkeur als valuta, kom vooral niet met mosselschelpen af. Bij een groepsaankoop koopt het kind met de kleinste handen en ontvangt het kind met de grootste handen. Als ik bij jou koop, dan koop jij vervolgens bij mij. Zo deden wij dat in onze kuil voor de strandcabine en zo zullen hopelijk nog vele generaties na ons dat doen.
De publicatie Zicht op zee – de strandcabine is een uitgave van Erfgoedcel Kusterfgoed en gratis beschikbaar op kusterfgoed.be
Kabienkunst
Badkoetsen en strandcabines waren vanouds een geliefd thema voor kunstenaars: Ensor schilderde er, Permeke en Henry Van de Velde, naast Henri de Braekeleer en Félicien Rops. In 1987 sprayde Keith Haring in Het Zoute zijn cartooneske mannetjes op een paar containers die dienstdeden als strandcabine van de surfclub. In het kader van Beaufort 18 bouwde de Franse kunstenaar Jean-François Fourtou in Knokke een bijzondere cabineconstructie. Onder de noemer Cabin Art worden in verschillende kustgemeenten strandcabines beschilderd, in 2019 gebeurde dat ook in Knokke-Heist.
Cabin Art 2023 loopt tot 11 september op de Zeedijk van Sint-Idesbald. koksijde.be
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier