Hernieuwd AfricaMuseum opent na vijf jaar weer de deuren
Het grondig gerestaureerde en herdachte Koninklijk Museum voor Midden-Afrika opent zaterdag na vijf jaar opnieuw de deuren als AfricaMuseum. De directie hoopt dat met dit vernieuwde museum de zware koloniale erfenis van haar schouders kan vallen.
Het museumgebouw, afgewerkt in 1910, huisvest voortaan enkel de collectie, waardoor er nu in plaats van 6.000 m² zo’n 11.000 m² tentoonstellingsruimte is. Faciliteiten zoals de toegang, museumshop en cafetaria zijn nu gehuisvest in een door Stéphane Beel ontworpen paviljoen dat via een lange ondergrondse gang toegang geeft tot het museum zelf. In die gang heeft de bekende prauw, 22,5 meter lang en 3.500 kg zwaar, een plaats gekregen.
De renovatie was nodig omdat het gebouw niet meer aangepast was aan de noden was van een modern museum: zo waren er ingrepen nodig op vlak van infrastructuur, veiligheid en luchtvochtigheid. De zogenaamde paleisarchitectuur werd de voorbije vijf jaar zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke toestand hersteld. De ramen zijn weer opengemaakt, waardoor het gebouw zich meer openstelt voor het park dat achter het museum ligt. Binnen zijn onder meer de muurschilderingen en muurkaarten gereinigd, de overschilderde muursjablonen werden weer tot leven gewekt en de vitrinekasten kregen een broodnodige update.
Reflectie
Met de renovatie ging een reflectie gepaard over de rol en de geschiedenis van het museum. Die geschiedenis startte eind 19e eeuw met koning Leopold II, van wie zo goed als heel Congo, een gebied met de grootte van West-Europa, toen nog de persoonlijke eigendom was. Een museum moest het ‘beschavingswerk’ van Leopold II in Congo aan de bevolking tonen. ’45 keer is het monogram van Leopold II terug te vinden in het museum’, zegt museumdirecteur Guido Gryseels.
Het gebouw onderging daarom enkele ‘oneigenlijke’ ingrepen. Een daarvan is dat de bezoeker voortaan zijdelings en via de kelder het museumgebouw binnenkomt. Een tweede oneigenlijke ingreep was het uitgraven van de patio, waardoor een deel van de fundamenten bloot komt te staan en er licht binnenstroomt in de kelderverdieping.
Die reflectie was ook nodig voor de permanente tentoonstelling, die Gryseels ‘ouderwets’ noemde. Ze dateert immers van de jaren ’50, en dus van voor de onafhankelijkheid van Congo, Rwanda en Burundi. Er was ook geen link met wetenschappelijke onderzoek en moderne thema’s, en de objecten werden niet in hun context geplaatst. Daardoor gaf de tentoonstelling vooral een beeld van het ongerepte Afrika, waarin de Afrikaan bovendien weggecijferd werd.
Hedendaags Afrika
Bezoekers moeten door de vernieuwde permanente tentoonstelling een beeld krijgen van het hedendaagse Afrika. ‘We willen het museum van het Afrika van vandaag en de toekomst zijn, zonder de gedeelde geschiedenissen tussen België en de landen van Midden-Afrika te verwaarlozen’, zegt Gryseels. ‘De dode permanente tentoonstelling werd een levende, en van eerder passief werd ze heel interactief’, vult cocurator Bambi Ceuppens aan. ‘De stem van de Afrikanen is nu overal te horen. We hebben nu ook aandacht voor de ‘lange geschiedenis’ voor de koloniale periode, en voor wat er gebeurt in het hedendaagse Afrika.’
Het spreekt voor zich dat de opbouw van de zalen door die ingrepen helemaal veranderd is. Er worden vijf thematische zones onderscheiden: Rituelen en ceremonies, Talen en muziek, Landschappen en biodiversiteit, Rijkdommen: een paradox en een geschiedeniszone. Die verschillende zalen, aangevuld met drie ‘lieux de mémoire’ zoals de rotonde, de vroegere ingang, herbergen uiteindelijk slechts een procent van de collectie van het museum.
Kritische blik op koloniaal verleden
Daarnaast krijgt de bezoeker ook een veel kritischer verhaal over het koloniaal verleden. ‘Dat hebben we tot nu toch heel eenzijdig gebracht’, zegt Gryseels. ‘Het systeem van kolonisatie, toch de boodschap die we meer dan 60 jaar gebracht hebben, kunnen we nu alleen maar afwijzen. Dat systeem ging gepaard met een militaire repressie en was racistisch van aard.’
De Congolese kunstenaar Freddy Tsimba maakte met ‘Ombres’ een werk dat de levens herdenkt van de honderdduizenden en wellicht miljoenen Congolezen die omkwamen in Congo-Vrijstaat.
Die zelfreflectie van het museum is onder meer te zien in het beeldendepot, een van de zalen die de bezoeker tegenkomt voor hij het eigenlijke museum binnenstapt. Daarin staan beelden verzameld, zoals de luipaardman, die vroeger in het museum stonden, maar daar nu niet meer thuis horen.
Er komt ook ‘een museum in het museum’, in de Krokodillenzaal. Daar is te zien hoe in de jaren ’20 de Congolese natuur werd verzameld, bewaard, verbeeld en tentoongesteld, waaruit een exotisch en romantisch Afrika moest blijken. Gryseels benadrukt ook dat het museum geen ideologische, maar een wetenschappelijke instelling is én een forum voor debat. Dat moet onder andere blijken uit de Afropea-zaal, waar de diaspora de kans krijgt zelf haar verhaal te vertellen. Vanuit die diaspora kwam de afgelopen jaren veel kritiek op het museum.
Ook het debat over restitutie, de teruggave van uit Afrika meegenomen werken, leeft binnen en buiten het museum. ‘We hebben onze hand uitgestoken naar diverse groepen, en zij hebben meegedacht over het nieuwe museum’, legt Gryseels uit. ‘De dialoog is begonnen, en die zal verder blijven voortgaan.’ Het woord tegenstand wil Gryseels daarover niet in de mond nemen. ‘Ik zou het eerder continue discussies willen noemen.’
Kritiek op koningshuis
Zaterdag is de officiële opening van het museum, vanaf zondag is iedereen welkom. Woensdag, bij de voorstelling voor de pers, had de werf nog anderhalve dag vertraging, maar Gryseels maakte zich sterk dat alles rond zou zijn. Net het feit dat alles maar net op tijd klaar zal zijn, werd ingeroepen om de afwezigheid van koning Filip te verantwoorden. Of de aangekondigde protestacties of eventuele toespraken waarin de rol van het paleis in Congo bekritiseerd wordt daar ook mee te maken hebben, is onduidelijk.
De directie mikt op een verdubbeling van het aantal bezoekers: voor de sluiting waren dat er jaarlijks 120 à 150.000, maar dat moeten er dus zeker 250.000 worden. Een ticket kost 12 euro, maar iedereen jonger dan 18 mag het museum gratis binnen. Het hele museum is ook toegankelijk voor mensen met beperkte mobiliteit. De Regie der Gebouwen trad op als bouwheer van dit renovatie- en uitbreidingsproject. De globale investeringskost bedroeg 66,5 miljoen euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier