Groningen
De cafés in Groningen kennen geen sluitingstijd. Maar laat dat niet de enige reden zijn om eens naar het noorden te rijden. Als winkel-, museum- en historische stad heeft ‘Grunnen”de nodige verrassingen in petto.
Groningen rekent zich met Amsterdam en Maastricht tot de gezelligste en levendigste steden van Nederland, en al bij de eerste keer dat je door de stad loopt, lijk je de Groningers gelijk te moeten geven. Althans binnen de grachtengordel stikt het van de kroegen, de eetcafés en de terrasjes.
Meest typerend voor het historische Groningen zijn de zogenaamde hofjes. Zo’n dertigtal is de stad er rijk. Het gaat om de binnenpleinen van gasthuizen die lang geleden werden opgetrokken om armen, vreemdelingen en zieken onderdak te verschaffen. Later specialiseerden de gasthuizen zich in de verzorging van arme bejaarden en nog steeds worden enkele hofjes als vanouds door ouderen van dagen bewoond.
Het oudste gasthuis van Groningen is het Heiligen Geestgasthuis in de Kleine Pelsterstraat, dat drie binnenhoven telt. Let wel, deze hofjes mogen dan beschermde monumenten zijn, het zijn zeker geen openluchtmusea.
Voor de oude kerkgebouwen hoef je niet speciaal naar Groningen te komen. Het belangrijkste godshuis, de Martinikerk, was ten tijde van de godsdienstoorlogen al zo sober ingericht dat de beeldenstormers bijna onverrichterzake naar huis moesten.
Een groot deel van de historische gebouwen is tegenwoordig in gebruik genomen door de Rijksuniversiteit. Elk jaar melden zich zo’n 20.000 studenten en dat is heel wat, want in 1867 dreigde met amper 150 studenten de opheffing van deze op één na oudste universiteit van Nederland.
Gehavend maar niet gebroken
Hoe rijk aan waardevolle oude panden ook, zo ongehavend als Brugge bijvoorbeeld, is Groningen zeker niet uit de geschiedenis gekomen. Daarvoor heeft de stad net iets te veel meegemaakt.
Toen de Nederlanden in 1672 door oorlogen met Frankrijk en Engeland sterk verzwakt waren, vatte de bisschop van Munster, Berend Van Galen, opportunistisch het plan op om de stad in te nemen. In de muur van eetcafé Roezemoes aan het Zuiderdiep zitten nog altijd de kanonskogels van Bommen Berend.
Een tweede groot bombardement deed zich voor bij de bevrijding in ’45, toen een flink deel van de Grote Markt tot puin werd herleid. Belangrijke historische gebouwen als het stadhuis (1793) en het Goudkantoor (1653, nu een Grand Café) bleven gelukkig overeind, maar van ‘het mooiste plein van Nederland’ is sindsdien geen sprake meer.
De Groningers zijn nooit bij de pakken blijven zitten. Na de oorlog trokken ze de beste architecten aan om hun stad een nieuw aanzicht te bezorgen. Vooral Italiaanse bouwmeesters hebben hun stempel op het moderne Groningen mogen drukken.
Aan de Grote Markt werd de stadhuisuitbreding uit ’62 die de Groningers te lelijk vonden afgebroken, om plaats te maken voor een bij referendum gekozen complex van Natalini. Grassi mocht de Openbare Bibliotheek in de Oude Boteringestraat ontwerpen, en de opdracht voor het Groninger Museum ging naar Mendini.
Vaak lijkt Groningen uit twee stadsdelen te bestaan, een oud en een nieuw, die nog niet helemaal naadloos aan elkaar gegroeid zijn: het spiksplinternieuwe Holland Casino naast het Sint-Geertruidsgasthuis, het moderne blok van de Provincie achter het oude Provinciehuis, verder is er de Harmonie uit 1840 die twee nieuwe vleugels kreeg…
Musea
Met haar musea heeft Groningen een andere belangrijke troef. Het meest besproken en intussen ook meest succesvol is het Groninger Museum dat werd opgetrokken in het grachtwater waar vroeger het oude jachthaventje van de stad zich bevond. Het museum is zeker een bezoek waard. Is het niet om zijn collecties, dan toch om zijn architectuur.
In het scheepvaartmuseum, ondergebracht in twee laatmiddeleeuwse huizen, krijg je een goede indruk van wat Groningen ooit als haven betekend heeft. De handel met Indië is hier nooit zo van tel geweest, maar die met het Baltische gebied was dat voor de hanzestad Groningen des te meer.
Ook werd eeuwenlang de afgestoken turf uit de ommelanden via het stadskanaal naar Groningen gevoerd. Van het scheepvaartmuseum loop je in één moeite door het aansluitende Niemeyer Tabaksmuseum.
Het leuke aan de Groningse musea is dat er ook aan de kinderen gedacht wordt. Het Groninger museum heeft aparte rondleidingen en een kinderatelier, en van het natuurmuseum aan de Praediniussingel zijn welbepaalde delen zonder meer op kinderen afgestemd.
Ben je de musea beu, ga dan gewoon naar een van de scheepswerven buiten de stad, wanneer daar weer eens een coaster te water wordt gelaten. Dat geeft telkens weer spektakel, zeker als iemand zich te dicht waagt en door het uitslaande water van de kaai wordt gespoeld. Zorg er alleen voor dat je dat niet zelf bent.
Bron: Weekend Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier