Flora
Alleen planten die zich aangepast hebben aan de lange, bitterkoude winters kunnen overleven in deze subarctische wildernis. Onder grote delen van het park liggen lagen permafrost, dat wil zeggen stukken grond die al eeuwenlang bevroren zijn.
In de zomer ontdooit maar een dun laagje aarde en alleen daarin kunnen planten en bomen wortelschieten. In de laaglanden van Denali kan de vegetatie in twee groepen verdeeld worden: taiga en toendra.
Taiga is een Russisch woord voor ‘ondoordringbaar oerbos’ en betekent letterlijk ‘het land van kleine stokjes’. De taiga in Denali is een altijdgroen bos van hoofdzakelijk sparren, afgewisseld met enkele espen, lariksen, berken en balsempopulieren.
De meeste taiga vind je langs de rivieren en op plaatsen waar de grond opgewarmd is geweest door bijvoorbeeld brand of vulkanische activiteit. De bodem tussen de bomen is vaak bedekt met allerlei mossen en korstmossen.
Boven de 900 meter groeien geen bomen meer en maakt taiga plaats voor toendra. Hier kunnen alleen struiken en wilde bloemen overleven. Er zijn twee soorten toendra: vochtig en droog. In de vochtige toendra zie je afwisselend pollen zeggemoeras en katoengras en kleine struikjes, in het bijzonder wilgen- en elzenstruiken.
De droge toendra ligt hoger (rond de 2300 meter) dan de vochtige toendra en hier vind je ook geen struiken meer, alleen nog planten. Ze blijven allemaal zeer dicht tegen de grond en creëren een soort eigen microklimaat.
In de zomer zie je tussen de kale rosten uitbundige bloemen zoals vergeet-me-nietjes (de nationale bloem van Alaska), wilgenroosjes, dwergrododendrons en koekoeksbloemen. Niet alleen zorgen ze voor een prachtig landschap; ze zijn ook onmisbaar voor het wild in het park omdat ze voedingsstoffen bevatten die dieren nodig hebben.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier