Geschiedenis


Serengeti komt van het Swahili woord ‘Siringitu’ en dat wil zeggen ‘de plaats waar het land voor altijd doorloopt’.

Dat de Serengeti tegenwoordig nog een groot wildernisgebied is, is voor een groot deel te danken aan de tsee tsee vliegen en de slaapziekte die ze veroorzaken. De kleine beestjes zorgden ervoor dat de Europeanen uit de buurt bleven en niet al het wild vernietigden, zoals in veel andere delen van Afrika.

Aanvankelijk leefden er alleen kleine groepjes plunderaars in de Serengeti. Geleidelijk trokken mensen, die Nilotische en Cushitische talen spraken, het gebied binnen en namen vee en gewassen – zoals gierst – met zich mee.

Later begon ook de Bantu stam, die in de buurt van het Victoriameer woonde, zich uit te breiden over de Serengeti en zij dwongen de plunderaars zich terug te trekken naar het zuiden. In de laatste twee eeuwen hebben de Masaai herders de graslanden overgenomen. Ze bleven uit de buurt van de beboste gebieden in verband met de tsee tsee vlieg.

Ontdekking van de Ngorongoro krater

Tot honderd jaar geleden wist geen enkele blanke van het bestaan van de savannes met de enorme hoeveelheden wilde dieren. De eerste Europeaan die in de Serengeti terechtkwam was de Duitse onderzoeker Baumann. In 1892 strandde zijn karavaan op de rand van de Ngorongoro krater. Hij onderzocht de krater en trok daarna naar het noorden en doorkruiste zo de vlaktes van de Serengeti.

In die tijd ging het bijzonder slecht met de Masaï bevolking. Al hun vee was gestorven aan de runderpest, grote delen van de bevolking hadden het gebied verlaten in verband met de pokken en sprinkhanenplagen en de overgebleven Masaï stierven van de honger of leefden in miserabele omstandigheden.

In het begin van de 20e eeuw onderzochten verschillende jagers en verzamelaars het gebied en zij zagen hoofdzakelijk leeuwen, maar maakten eigenlijk geen melding van olifanten of buffels, terwijl die er tegenwoordig toch zeer veel voorkomen.

Naar hartelust jagen

Het werd een soort sport om zoveel mogelijk leeuwen neer te schieten en jagers kwamen van heinde en verre om naar hartelust te jagen op deze dieren. Soms werden er 50 leeuwen tijdens één enkele safari gedood en de regering vond het dan ook tijd worden om de jacht aan banden te leggen.

Jagen in de Ngorongoro krater was niet langer toegestaan en in de Serengeti mocht het alleen nog met een vergunning. In 1935 werd het doden van leeuwen helemaal verboden en in 1940 werd er een wet uitgevaardigd die de regering de bevoegdheid gaf ieder gebied uit te roepen tot een nationaal park. Doordat de Tweede Wereldoorlog ertussen kwam, gebeurde dat in de Serengeti uiteindelijk pas in 1951.

Aan het einde van de jaren ’50 bezocht de bekende zoöloog, natuurbeschermer en filmmaker Bernhard Grzimek het park. Het waren toen roerige tijden; er kwam langzamerhand een einde aan het koloniale tijdperk en de Europeanen vreesden dat het wild in handen van de Afrikanen een onzekere tijd tegemoet zou gaan. Grzimek deelde die mening niet. Afrikanen en wilde dieren hadden al eeuwen, lang voor de komst van de Europeanen, samen geleefd.

De dieren hadden altijd een belangrijke rol gespeeld in de cultuur, folklore, tradities en kunst van de Afrikaanse volkeren. Grzimek was ervan overtuigd dat de inheemse bevolking de dierenpopulatie in stand zou willen houden, zowel voor de dieren zelf als voor hun eigen geschiedenis. Gelukkig heeft Grzimek gelijk gekregen: Tanzania is er bijzonder goed in geslaagd het wild te behouden.

Harmonieuze samenwerking

In 1959 ontstond er een ander probleem, namelijk dat er nog een aantal Masaï leefde binnen de grenzen van het park. Omdat dit onvermijdelijk tot conflicten zou leiden, werd het Ngorongoro gedeelte van het park afgehaald. Om dit verlies te compenseren, werden in het noorden en oosten stukken grond die belangrijk waren voor de grote migratie aan het park toegevoegd.

Tegenwoordig beschermen het Serengeti National Park, de Ngorongoro Conservation Area en het Masaai Mara Game Reserve de grootste en meest gevarieerde verzameling landdieren ter wereld en één van de laatste nog bestaande migratieroutes. Het is essentieel voor het voortbestaan van het park dat de managers van het park en de lokale bevolking rondom het park op een harmonieuze manier samenwerken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content