Willy Vanderperre is de eerste fotograaf met een eigen expo in het MoMu: ‘Een foto mag nooit voyeuristisch, gratuit of objectiverend zijn’

© Willy Vanderperre

Willy Vanderperre exposeert in het MoMu, het is de eerste keer dat het Antwerpse ModeMuseum een tentoonstelling wijdt aan een fotograaf. ‘Het is géén retrospectief, mijn verhaal is nog niet af.’

Hij was een twaalfjarige headbanger en, iets later, de schrik van grensstad Menen: een schuchtere new waver met lange haren en zwarte kleren en een altaar voor Anne Clark op zijn kamer. Tegenwoordig is Willy Vanderperre ’s lands meest succesvolle modefotograaf, een vaste waarde in een aantal van ’s werelds meest gerespecteerde modebladen, en verantwoordelijk voor de advertentiecampagnes van machtige labels waaronder Prada en Dior. Meestal werkt hij in tandem met stylist en consultant Olivier Rizzo. Ze zijn elkaars grote liefde sinds hun eerste ontmoeting, in 1989, in de gang van de Academie van Antwerpen.

Dit voorjaar exposeert Vanderperre in het MoMu, de eerste keer dat het Antwerpse museum een volledige tentoonstelling wijdt aan een fotograaf. De titel: prints, films, a rave and more… ‘Het is geen retro­spectief’, waarschuwt hij. ‘Mijn verhaal is nog niet af. Het is misschien halverwege, maar ik ben niet uitgepraat. Ik voel dat ik nog dingen moet vertellen.’ Op het definitieve carrièreoverzicht moeten we kortom nog wachten. Maar de fotograaf is voor de gelegenheid door zijn archieven gegaan – ‘Het was een intuïtieve edit’, zegt hij daarover – op zoek naar beelden die naar zijn gevoel bij elkaar passen, ‘in dialoog gaan met elkaar’.

Knack Weekend geeft aan 2 x 20 personen een geleid bezoek met drankje achteraf weg op zaterdag 4 mei. De ontvangst is om 14u, de tour met gids begint om 14u30. Nadien kan je gezellig napraten bij een drankje en krijg je de catalogus mee naar huis. Deelnemen kan hieronder.

Model Jonas Gloër voor Prada Disdressed © Willy Vanderperre

Er zijn tedere portretten te zien – vaak tegen een witte of zwarte achtergrond. Van jonge mensen vooral. ‘Kids zijn de toekomst, daar kun je alleen maar geïnspireerd door zijn. Het zou pretentieus zijn om als volwassene te zeggen dat ik hen begrijp. Je kunt alleen maar luisteren en proberen aan te voelen waar ze mee bezig zijn. Ik voel me heel bevoorrecht.’

Met jonge mensen werken impliceert dat je een zekere verantwoordelijkheid hebt, maar dat geldt volgens hem in principe voor alle modellen. ‘Een foto mag nooit voyeuristisch, gratuit of objectiverend zijn. Daar hou ik altijd rekening mee. De persoon die voor mijn camera staat, is op dat moment de belangrijkste mens in mijn leven. Het model is nummer één. Al mijn aandacht, al mijn energie, gaat daarnaartoe. Ik ga altijd op zoek naar emotie. Je moet veel geven om iets terug te krijgen. Een goede foto is een wisselwerking, give and take.’

Sommige modellen fotografeert hij al jaren. ‘Dat zijn geen modellen meer, maar vrienden. Die zie je voor de camera groeien.’ Naast zijn eigen foto’s is er in het MoMu ook een aantal werken te zien van kunstenaars die hem beïnvloed hebben, zoals Lucas Cranach, Ashley Bickerton, Jordan Wolfson, Mike Kelley of Philippe Vandenberg.

Mijn kleren waren een soort harnas waarin ik bijna ongenaakbaar door de stad kon lopen. Ik was de weirdo van Menen.

In lijn met zijn obsessie voor jeugd en subculturen werkte hij een randprogramma uit. ‘Op vaste momenten tijdens de expo zullen er nocturnes georganiseerd worden met muziek van verschillende genres, en het weekend dat daarop volgt zijn er sound­scapes te horen in de tentoonstellings­zalen. Muziek beïnvloedt hoe je naar beelden kijkt.’ En voor je binnengaat, is er een tafel met ‘merch’, zoals op een rockconcert: posters, badges, hoody’s, T-shirts. ‘Een sticker,’ zegt hij, ‘kan voor mij evenveel waarde hebben als een dure print.’ I WENT TO MOMU AND ALL I GOT WAS THIS LOUSY T-SHIRT. Zoiets. ‘Ik vind het ook gewoon belangrijk dat je je fans iets toegankelijks kunt aanbieden.’ De opbrengsten gaan deels naar çavaria, de vzw die lgbti+ personen in Vlaanderen verdedigt.

Model Jake Lucas voor Vogue Hommes International, #19, 2024. © Willy Vanderperre

Tijdens een aantal weekends worden er films vertoond in samenwerking met De Cinema. ‘Ik vond het interessant om te delen wat mij interesseert.’ Zoals een van zijn lievelingsfilms, The Cook, The Thief, His Wife and Her Lover, van Peter Greenaway, uit 1989. ‘Er zijn maar een paar films die op een unieke manier een tijdsbeeld kunnen vastleggen en dit is er zo een. Voor mij is die film de samenvatting van de eighties, mijn decennium.’

Je eerste ‘echte’ foto was een zelfportret.

‘Ja. Enfin, iedereen maakt weleens kiekjes, maar dat was de eerste keer dat ik dacht: oh, wauw. Ik had een lamp opgesteld in de academie van Menen, waar ik tijdens de weekends fotografie studeerde, mijn camera op een statief geplaatst en een foto gemaakt. Dat was dus een zelfportret, in profiel, tegen een witte achtergrond. Ik droeg een zwarte rolkraagtrui, allemaal vrij serieus.’ (lacht)

‘Als je nu een foto van mij zou maken, zoals ik hier zit, dan zou het resultaat bijna hetzelfde zijn. Behalve dat mijn haar…’ – hij wijst naar zijn kin – ‘tot hier kwam. Ik had heel lang haar. Ik was vrij schuchter, nee, heel schuchter. En dus verstopte ik me achter mijn haar. Het enige dat je zag, was mijn mond.’

Dat gordijn van haar schoof hij wat opzij als hij met iemand moest spreken. Hij lacht opnieuw. ‘Er was toch veel verborgen, vroeger.’

Modellen Oskar Helmbold en Metta Irebe voor Vogue Italia, #849, 2021. © Willy Vanderperre

Zijn jeugd in Menen klinkt avontuurlijk. ‘De grens bestond nog, ik ben opgegroeid op vijftig meter van Frankrijk. Ramkraken waren schering en inslag. Er reed elk weekend wel ergens een auto in een vitrine, en dan werden er vijf televisies gestolen, waarmee die rovers zich dan snel terug naar Frankrijk haastten. Het was een tough environment, veel drugs ook.’

‘Ik was, ondanks mijn schuchterheid, niet bang van mijn homoseksualiteit. En ik was ook niet bang om me heel expressief te kleden. Mijn kleren waren een soort harnas waarin ik bijna ongenaakbaar door de stad kon lopen. Ik was de weirdo van Menen. Aangevallen ben ik nooit. Ik werd soms nageroepen, maar dat was in Antwerpen ook zo. Eigenlijk waren mensen bang van mij. (lacht) Het was goed in Menen, maar ik was ook blij dat ik er weg kon en dat ik wegging.’

Je ging in Antwerpen mode studeren.

‘Een jaartje. Dat was typisch voor mijn generatie, denk ik. Elke band werd gekleed door Gaultier. We wilden allemaal een van hen zijn. We drukten ons uit met mode, alles ging om uiterlijk vertoon. Alles ging ook vrij snel. De subculturen volgden elkaar op, telkens met een specifieke look. Nu, toen new wave in mijn leven is gekomen, ben ik dat wel een tijdje gebleven. Ik ben van hardrock naar new wave gegaan, en daar ben ik dan blijven plakken, zullen we maar zeggen.’

Hardrock?

‘Ja ja. Op mijn twaalf, dertien jaar was ik een knoeiharde hardrocker.’

Model Lisa Upp voor Dior Magazine, #12, 2015. © Willy Vanderperre

Hoe heb je de overstap gemaakt naar new wave?

‘Met Anne Clarks Joined up Writing uit 1984, nog altijd een van mijn lievelings­albums, met Our Darkness, Nothing At All en Self Destruct, de drie grote hits van die plaat. Ik had in mijn kamer thuis een altaar voor Anne Clark. Daarna kwamen The Smiths, en toen de danscultuur, de new beat en de acid house.’

Je bent al na een jaar gestopt met de modeopleiding.

‘Je moest een “modische” visie hebben. Het hele proces, de vertaling van een idee naar een afgewerkt kledingstuk, duurde voor mij te lang. Je moet een moodboard maken, een ontwerp, een patroon, dan stoffen kiezen, en dán begin je pas aan het kledingstuk. Een foto is veel directer. Ik begon als modestudent ook altijd met een foto, een sfeerbeeld. In feite was die foto voor mij al de uitdrukking, wat ik wilde vertellen. Een derivaat daarvan maken, het kledingstuk, interesseerde me minder.’

Je hebt Olivier Rizzo leren kennen op de Academie.

‘Op de eerste schooldag. Ik had hem al zien rondlopen in Antwerpen, maar twee dagen voor de eerste schooldag, toen ik mijn studiegeld ging betalen, ben ik hem tegengekomen in de gang. Ik vroeg hem of hij wist waar ik moest zijn, we begonnen te praten, en ik wist onmiddellijk dat hij de man van mijn leven was. Sindsdien zijn wij een item.’

Wat trok je aan in Olivier?

‘Oh, alles. Eerst was er de fysieke aantrekkingskracht. Daar start het mee, laten we eerlijk zijn. En dan leer je iemand kennen en zijn er andere redenen waarom je van iemand houdt. Als duo, als “creative forces” – forces is een groot woord – zijn we bovendien heel compatibel. Als we samenwerken, inspireren we elkaar enorm.’

Dat blijft ook duren?

‘Meer dan ooit, misschien omdat we elkaar blijven uitdagen. Ik ben niet iemand die altijd dezelfde lichtbron gaat gebruiken en het is fijn als je kunt werken met iemand die ook telkens een ander verhaal wil vertellen. Of hetzelfde verhaal, maar dan met een andere invalshoek. Ik blijf ook nerveus als ik met Olivier aan een shoot begin, veel meer dan met andere stylisten. Alsof ik nog altijd indruk op hem wil maken.’

© Willy Vanderperre

Waar heb je je eerste foto’s gepubliceerd?

‘Ik denk dat onze eerste foto’s verschenen zijn in Shoe Report, een vakblad over schoenen. Een shoot in Dadipark in Dadizele. Daarna hebben we iets gedaan voor het blad dat jij in die periode begonnen bent (Sputnik, waarvan circa 2001 een handvol nummers is verschenen; met onder meer de eerste cover van model Hannelore Knuts, gefotografeerd door Vanderperre, red.), en vervolgens i-D.’

Olivier werkte in die periode als stylist bijna wekelijks voor Knack Weekend. Maar jij bent onmiddellijk internationaal gegaan.

‘De vijver was te klein. Er waren weinig modemagazines in België en ze hadden allemaal vaste teams. Het was moeilijker om hier een plek te krijgen dan in het buitenland. Olivier en ik hebben nooit een vierjarenplan gehad. We maakten foto’s en die stuurden we op naar onze favoriete bladen, omdat we vonden dat we dat moesten doen. Zo zijn we ver geraakt, op een golf van naïviteit in feite. Tot je op een bepaald moment toch tegen een muur botst en voelt: hier raak ik niet binnen zonder hulp. In mijn geval was dat de Italiaanse Vogue. Toen ben ik bij een agentschap gegaan. Vrij laat, eigenlijk. Ik was al 33 of 34.’

Je hebt heel vaak met Raf Simons gewerkt. Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

‘Al vrij vroeg in Antwerpen. Op een avond zat Olivier met Raf en nog enkele vrienden in café Witzli-Poetzli toen ik daar toevallig voorbijliep. Olivier vroeg of ik erbij kwam zitten. Ik heb de hele avond niets gezegd, want eigenlijk was ik door de stad aan het lopen om wat dingen te verwerken en had ik niet veel zin om mensen te zien. (lacht) Dat ik niets zei, moet Raf geïntrigeerd hebben. Twee dagen later hebben we elkaar opnieuw gezien, en toen hebben we wel lang gesproken. Sindsdien zijn we bevriend, familie, zo intens en diepgeworteld is onze relatie.’

‘In het begin maakten we sporadisch foto’s voor zijn label: een poster, een beeld voor de binnenkant van een hemdendoos, pancarten voor in de winkels, een catalogus. Op een bepaald moment zijn we campagnes gaan shooten, eerst voor zijn label en vervolgens voor Jil Sander, voor Dior, voor Calvin Klein en nu voor Prada (de modemerken waar Simons achtereenvolgens artistiek directeur werd, red.). We zijn altijd met hem meegegaan. Dat is natuurlijk magisch.’

Hoe is jullie werkrelatie geëvolueerd?

‘Die eerste jaren verliep alles altijd heel impulsief. Raf vroeg of ik zin en tijd had. Er werd nooit veel gesproken over wat we gingen doen. Hij vertrouwde ons, en wij volgden onze intuïtie. Bij de grote huizen is er altijd een tussenpersoon, de artdirector, en die zet samen met de ontwerper de lijnen uit. Vervolgens worden die geïnterpreteerd door fotograaf en stylist. Dat is nooit veranderd. Het grote verschil met vroeger is dat er veel meer beeld en video nodig is, voor sociale media en andere projecten. Er gebeurt nu dus veel meer op shootdagen.’

Is er ruimte voor verrassingen op die shoots?

‘Toch wel. Voor een van mijn eerste campagnes voor Prada, een mannencollectie, was het concept aanvankelijk heel anders. We zouden zwart-witportretten maken. Maar toen passeerde er een jongen tussen twee lampen en dat licht was magisch. Dat is vervolgens de campagne geworden. De andere beelden zijn nooit gebruikt.’

Hoe zou je een Willy Vanderperre-foto definiëren?

‘Ik hoop toch altijd dat dat een beeld is dat mensen raakt. Maar ik denk dat elke fotograaf dat hoopt – dat er even bij dat beeld wordt stilgestaan. Ik vind het moeilijk om zelf mijn werk te beschrijven. Ik zie mezelf nog altijd als een soort kameleon. Het gaat bij mij eerder om de emotie die ik bij iemand probeer los te krijgen, dan over de techniek of de setting die ik daarvoor gebruik. Ik wil mezelf ook blijven uitdagen, om er telkens nog meer uit te halen. En daarvoor graaf ik steeds dieper.’

WILLY VANDERPERRE prints, films, a rave and more…, van 27 april tot 4 augustus, momu.be.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content