Is Marokko het nieuwe Bangladesh voor de textielindustrie?

© REUTERS
Willemijn de Koning
Willemijn de Koning Freelancejournaliste

Je goedkope T-shirt komt tegenwoordig waarschijnlijk uit Marokko. Het Noord-Afrikaanse land zit Zuidoost-Azië op de hielen in de exportstrijd om de Europese fast fashionindustrie. Maar hoe ethisch is Made in Marokko eigenlijk?

Een groot betonnen gebouw in Sale, de voorstad van de Marokkaanse hoofdstad Rabat, gonst van de bedrijvigheid. Dames zitten aan computers of staan gebogen over een ouderwets tekenvel om nieuwe ontwerpen te bedenken. Achterin worden discussies gehouden over lappen stof, afkomstig uit China, Turkije en Europa, die in deze fabriek omgetoverd worden tot het nieuwste fashion item van een groot warenhuis. Allereerst worden ze gesorteerd en op maat geknipt, vervolgens worden ze vervoerd naar een grote hal waar honderden tafeltjes met naaimachines staan, met daarachter Marokkaanse vrouwen – meestal traditioneel gekleed met hoofddoek – die opgaan in hun werk. Sjaals, jurken en t-shirts: ze naaien de patronen in een recordtempo aan elkaar.

Verderop, in een hoek van de hal, wordt de kleding netjes op hangertjes gehangen en in plastic verpakt. De nieuwe collectie wordt beneden vervoerd in een vrachtwagen die spoedig hongerige Europeanen zal bevredigen met nieuwe stuks om hun garderobe te spijzen. Waarschijnlijk komt deze kleding terecht in Marks & Spencer, Next, Sainsbury’s, Zara of Mango. “We maken eigenlijk alleen kleren voor de Engelse markt, maar vanwege de Brexit zijn we ook begonnen voor de Spaanse markt,” legt Abdelhal Bessa uit. Hij zwaait de scepter over deze immense fabriek met maar liefst 2000 werknemers.

Nieuwe place to be

Fabrieken zoals deze zijn in grote getale te vinden in Marokko, vooral in de miljoenenstad Casablanca en in Tanger, de poort naar Europa. De organisatie AMITH, die textielbedrijven in Marokko vertegenwoordigt, schat het aantal op 1100, met in totaal bijna 200.000 arbeidsplaatsen. Allemaal leveren ze bijna uitsluitend in Europa. In 2015 importeert de Europese Unie voor bijna 2,5 miljard euro aan kleding uit het Noord-Afrikaanse land. Spanje is het land dat in 2015 de meeste kleding afneemt, gevolgd door Frankrijk, Groot-Brittannië, Ierland, Portugal en Duitsland.

Maandag beginnen we met knippen en gedurende de week naaien we de stukken aan elkaar. Vrijdag hebben we dan een hele collectie afgewerkt.

Marokko is dus de nieuwe place to be voor Europese kledingbedrijven. Dat is vooral te danken aan onze onverzadigbare honger naar de zogenoemde fast fashion, legt Mohamed Tazi, directeur van AMITH uit. “Bedrijven willen hun klanten steeds sneller een nieuwe collectie aanbieden. Zara schotelt haar klanten bijvoorbeeld elke 2 weken nieuwe kleding voor.” En aan die snelheid kan China of India niet voldoen. Mede door de gunstige locatie -slechts een boottocht verwijderd van Spanje- kan Marokko dat wel.

Snelheid en stabiliteit

“We ontvangen de stoffen in het weekend. Maandag beginnen we met knippen en gedurende de week naaien we de stukken aan elkaar. Vrijdag hebben we dan een hele collectie afgewerkt. Vanaf hier kost het zes dagen om deze via een vrachtwagen in bijvoorbeeld Engeland te krijgen,” legt meneer Bessa uit. De goede locatie van het land in combinatie met de lagere werklonen waren ook voor het Nederlandse merk Van Gils de redenen om de productie naar het Noord-Afrikaanse land te verplaatsen. “Als er zaterdagavond een vrachtwagen met kleding vertrekt, is deze maandagavond nog in Breda,” vertelt directeur Taoufik Radja.

Naast de snelheid is ook stabiliteit een reden van de populariteit van het land als productieland voor fast fashion. Marokko staat bekend als het stabielste land van de Arabische wereld – het is als één van de weinige Arabische landen ontsnapt aan grote demonstraties, rellen of oorlogen na de Arabische lente.

Een lege voormalige textielfabriek in Sale (2011)
Een lege voormalige textielfabriek in Sale (2011) © REUTERS

Als het aan Bessa en Tazi ligt, steekt Marokko binnenkort Vietnam en Cambodja voorbij en wordt het zelf het land dat de meeste kleding exporteert naar Europa, al hoeven Aziatische landen nog niet meteen iets te vrezen. Zo heeft Bangladesh volgens de Schone Kleren Campagne nog meer dan 5000 fabrieken met zo’n 4 miljoen arbeidsplaatsen.

De groeiende omzet van de textielsector in Marokko heeft het land bijna uitsluitend te danken aan Europa. Voor bijvoorbeeld Amerika of Azië liggen de fabrieken vaak te ver weg en dat betekent dat ze te duur zijn. “Wij werken voor een andere markt dan de Aziatische fabrieken. Zij kunnen hun kleding goedkoper aanbieden dan wij, maar wij bieden betere en snellere service. Daarom produceren wij vooral de fast fashion collecties, en zij de collecties op lange termijn – zo heeft Zara bijvoorbeeld een standaardcollectie, maar ook een collectie die elke 2 weken vernieuwt,” aldus Tazi.

Ramp in Rana Plaza

Bovendien hebben Bangladesh en Cambodja geen al te beste reputatie, vooral nadat vier jaar geleden het bedrijvencomplex Rana Plaza instortte dat vijf kledingfabrieken huisvestte. Meer dan duizend mensen kwamen om en minstens tweeduizend mensen raakten zwaargewond. Dit was geen ongeluk: de werkomstandigheden waren er sowieso al erbarmelijk en een dag voor de ramp signaleerden werknemers al scheuren in de vloeren en muren. Banken en winkels die ook in het complex gevestigd waren sloten de deuren, maar de textielarbeiders werden gedwongen hun werk voort te zetten.

Volgens Bessa kan zo’n ramp in zijn fabriek niet gebeuren. “Dit gebouw is persoonlijk goedgekeurd door Marks & Spencer, die waren laatst nog hier,” vertelt hij. “Mijn werknemers werken bovendien niet meer dan 44 uur per week, krijgen elke dag pauze en er zijn hier doorgroeimogelijkheden.” Hij stelt me voor aan Hassan, die sinds hij 15 jaar geleden zijn school afrondde in zijn fabriek aan de slag is. Hij startte met het knippen van de stoffen, en is ondertussen doorgegroeid naar een verantwoordelijke positie. “Een supervisor kan hier zo’n 1500 euro per maand verdienen,” zegt Bessa. Toch is dit verhaal eerder een uitzondering dan de regel. Op dit moment hebben zo’n 190.000 Marokkanen hun baan te danken aan de kledingindustrie en Tazi verwacht dat er het komende jaar nog 100.000 jobs extra gecreëerd zullen worden.

Textielwerkers in Marokko hebben nog steeds te maken met dezelfde problemen als de anderen

Volgens cijfers van de internationale vakbond IndustriAll uit 2014 bedraagt het minimum maandsalaris van een Marokkaanse textielwerker 280 euro. Fair Food stelt dat je zo’n 500 euro nodig om rond te komen in Marokko. In Bangladesh is het minimumloon voor werknemers 70 euro per maand (cijfers van Internationale Arbeidersorganisaties uit 2015), maar hebben ze volgens de Asia Floor Wage 340 euro nodig om redelijk te leven.

Nog steeds dezelfde problemen

“De salarissen en het aanbod van vakbonden mogen dan misschien beter zijn dan de meeste andere plekken waar veel textiel wordt geproduceerd, maar textielwerkers in Marokko hebben nog steeds te maken met dezelfde problemen als de anderen,” zegt Christina Hajagos-Clausen, directeur textiel van IndustriAll. “De kledingketen is erg omslachtig en ondoorzichtig. De bazen van de werknemers zijn vaak niet de bazen die over hen kunnen beslissen dus dat maakt het moeilijk onderhandelen. Ook zijn er veel ondercontracten; fabrieken huren anderen in om voor hen het werk te doen. Zo wordt het nog lastiger.”

Een kwaliteitsinspectie in een textielfabriek in Dhaka
Een kwaliteitsinspectie in een textielfabriek in Dhaka© REUTERS

Ahmed Kamel representeert Marokko en zijn regio voor de vakbond en heeft daarom een aantal fabrieken in het land bezocht. “Ik zag vooral dat veel werknemers geen contracten hadden. Bovendien maken ze lange uren en zijn de Marokkaanse lonen nog niet in lijn met de waarde van het product dat ze maken,” zegt hij. “Ook zag ik veel veiligheidsgebreken; zo waren er vaak geen brandblussers.” Dit was alleen in de fabrieken die Ahmed Kamel heeft bezocht.

Naast deze bekende fabrieken, zijn er helaas ook ‘verborgen’ fabrieken, voornamelijk in de regio Tanger, waar werknemers niet dezelfde rechten genieten als in erkende fabrieken. Ze verdienen daar vaak ook minder. “Ik verdien ongeveer 1400 dirham (130 euro) per maand, ik betaal 600 dirham aan huur. Van die 800 dirham (75 euro) die overblijft lukt het me nauwelijks om rond te komen,” vertelde een werknemer anoniem aan De Wegener.

Mohamed Tazi, directeur van AMITH, erkent het probleem van deze illegale naaiateliers. “Er zijn inderdaad ondergrondse activiteiten die zich nu meer en meer ontwikkelen. We proberen ze te bestrijden – ook al is het niet makkelijk. Gelukkig bestaat de meerderheid hier uit goede fabrieken die wel mensenrechten respecteren”, vindt Tazi.

Inditex – eigenaar van o.a. Zara – doet naar eigen zeggen regelmatig onderzoek naar toeleveranciers. In 2014 zeggen ze 109 controles uitgevoerd te hebben naar werkomstandigheden en 469 naar traceerbaarheid van de producten. In 45 gevallen leidde dit tot vervolgstappen. “Als er daadwerkelijk illegale naaiateliers zijn, betekent dat dat er illegale onderaannemers actief zijn om deze controles te omzeilen. Dat kan leiden tot het stopzetten van de samenwerking of tot maatregelen om de situatie voor werknemers te verbeteren,” was hun reactie.

Transparantie blijft moeilijk

Transparantie is en blijft dus een probleem in de textielsector, ook in Marokko. Als consument is het ook moeilijk om te achterhalen of je shirt gemaakt is onder goede werkomstandigheden. “Waar kleding vandaan komt staat soms, maar helaas niet altijd aangegeven in het kledingstuk”, weet Tara Scally van de Schone Kleren campagne.

Bedrijven houden nog erg vast aan het patroon waarin ze nu werken en waarin ze arbeiders de laagst mogelijke prijs geven.

“Sommige vakbonden houden bijvoorbeeld bij welke merken zij in de fabriek voorbij zien komen. Merken vinden dit echter niet fijn dus arbeiders mogen vaak hun mobiele telefoon niet meenemen op de werkvloer zodat ze dit niet kunnen registreren. De arbeiders zelf kunnen vaak niet lezen dus het navertellen van de merknamen is voor hen dan weer lastig.”

Bovendien produceren merken niet zelden in verschillende landen tegelijk, waardoor het kan dat je aan de kassa een hoop kleren afrekent die in verschillende landen onder verschillende werkomstandigheden gemaakt zijn. “Veel kledingmerken hopen zo de risico’s te verspreiden”, aldus Scally. “Ze willen niet riskeren dat hun productie stil komt liggen vanwege vakbondsacties of gerechtelijke onderzoeken, zoals bijvoorbeeld onlangs nog in Bangladesh.”

Wel kun je zien in hoeverre merken zich inzetten voor betere werkomstandigheden in fabrieken. De Schone Kleren Campagne heeft verschillende merken beoordeeld en dit vastgelegd in een helder rapport. Van de 171 merken die hierin staan beschreven, zouden er slechts 21 – waaronder de producent van Zara, Bershka, H&M, Primark, New Look en Marks & Spencer – stappen zetten naar verbetering. Volgens dit onderzoek geeft geen enkel bedrijf zijn werknemers volgens dit onderzoek een leefbaar loon.

Er is dus nog een lange weg te gaan. Vakbonden en de meeste fabrieken in Marokko doen hun best, maar niemand wil de eerste zijn in de weg naar echte verandering, vertelt Scally van de Schone Kleren Campagne. “Bedrijven houden nog erg vast aan het patroon waarin ze nu werken en waarin ze arbeiders de laagst mogelijke prijs geven. De consument begint gelukkig steeds meer vragen te stellen. De klant is koning, dus als die verandering wil, moeten bedrijven hen dat wel geven.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content