De verloren Dior: hoe het ModeMuseum een topstuk terugvond en restaureerde

© Jeroen Broeckx
Nathalie Le Blanc
Nathalie Le Blanc Journalist Knack Weekend

We hebben allemaal wel een uit het oog verloren jasje of rok hangen. Maar als je een modemuseum bent, is die vergeten schat een haute-couturejurk. Lees hoe een topstuk van Dior werd teruggevonden, gerestaureerd en tentoongesteld.

Of ze de Christian Dior-jurk uit 1948 mochten lenen voor een expo, vroeg het Kunstmuseum Den Haag. Dat moet kunnen, dacht men in het Antwerpse ModeMuseum. ‘De jurk werd ons zestien jaar geleden geschonken door een Antwerpse dame die van bij het begin in 1947 tot in de jaren 60 klant was bij het huis Dior’, vertelt collectieregistrator en onderzoeker Bas Verwaetermeulen. ‘We wisten in 2007 wel al dat de jurk waardevol is, maar hadden er verder heel weinig informatie over.’ En dus lag het stuk stof te vergaren in het archief. Letterlijk.

De vergeten parel: Diors Flamant Rose uit 1948. © Jeroen Broeckx

Matig, dat las conservator Kim Verkens op de doos waar de jurk in bewaard werd. ‘Als er een bruikleenaanvraag komt, kijken we de staat van het stuk na voor we toezeggen. Soms zijn stukken zo beschadigd dat we ze niet meer op een pop kunnen tonen. Deze jurk paste toen ze binnenkwam niet meteen in een expo of de vaste collectie. Ze was na de schenking op een pop gefotografeerd waardoor we wisten dat ze een beetje verkleurd was, maar toen de doos na zestien jaar voor het eerst weer openging, was er niet veel roze meer te zien.’

‘De jurk was eerder geelbruin dan roze. Naar de normen van 2007 was ze goed bewaard, maar de doos was iets te krap en het zijdepapier dat bij een herverpakking gebruikt werd was vergeeld en had voor problemen gezorgd. Dat is uitzonderlijk, maar we hadden pech. Eerlijk gezegd was de toestand van de japon eerder slecht dan matig.’

De knopen werden verwijderd voor de reiniging en erna opnieuw bevestigd. © Jeroen Broeckx

Lingeriejurken

Klein maar grand luxe, zo zag de jonge ontwerper Christian Dior zijn couturehuis toen hij op 12 februari 1947 zijn eerste collectie aan het publiek toonde. Niemand had het toen al over de New Look: die term kwam pas later, toen duidelijk werd dat Diors stijl en filosofie een breuk waren met wat ervoor kwam.

‘De jurk was ruim gedateerd, dus ik besloot om meer research te doen’, vertelt Verwaetermeulen. ‘Via Getty Images vond ik een foto van een jurk in een Dior-show uit 1948 die sterk leek op de onze. Onze curator Wim Mertens adviseerde me om te rade te gaan bij de archieven van Dior. Twee dagen later had ik een schets van het ontwerp, de naam – Flamant Rose – en alle informatie die zij zelf nog hadden.’

Collectieregistrator Bas Verwaetermeulen en conservator Kim Verkens. © Jeroen Broeckx

Diors collectie van 1948 kreeg de naam Envol, en de critici van onder andere The New York Times waren lovend. Een ‘bombshell’, zo schreven ze en de ‘lingerie’-avondjurken zouden geschiedenis schrijven. Al was er wel wat commotie over de vele blote enkels die te zien waren onder bepaald ‘korte’ rokken.

Een avondjurk uit de derde collectie van Dior, met een nauwsluitend lijfje met smalle bandjes, een strik op de taille en een immense rok in negen lagen, waar 48 meter organdie – een lichte katoenen stof – in steeds donkerder wordend roze voor bij elkaar werd gerimpeld, dat was een belangrijke vondst wegens de ­perfecte illustratie van ’s mans vroege New Look-stijl. Het soort ontdekking ook waar modehistorici blij van worden, lacht Verwaetermeulen.

‘Zeker als je weet dat we veertigduizend stukken hebben, is dit een spectaculaire vondst. Het Dior-archief wist niet dat deze jurk nog bestond. Zij hebben lijsten van alle modellen die gemaakt zijn, maar weten niet wat de klanten daar later mee doen. Deze jurk hadden ze nog nooit gezien, tot ik hen ging bezoeken met een serie foto’s om uit te leggen wat we gingen doen.’

(Niet) 
voor de eeuwigheid

Zonlicht wordt buitengehouden door gordijnen, de temperatuur en vochtigheid blijven op peil dankzij een duurzaam klimaatsysteem: conservatie en restauratie zijn geen lachertje. ‘Textiel, dat is toch gewoon kleding’, lacht Verkens. ‘Maar het is een moeilijk materiaal om te bewaren. We hebben bijvoorbeeld amper zwarte 16de-eeuwse kledingstukken, omdat de beits die nodig was om iets zwart te verven de stoffen aangetast heeft. In de 19de eeuw is men gaan experimenteren met metalen als lood en kwik, en die maakten de vezels op lange termijn gewoon kapot. Zijde werd verzwaard met metaalzouten, omdat het per gewicht verkocht werd, maar de gevolgen waren nefast.’

Verkens maakt voorzichtig een elegant parasolletje open. ‘Hier ontbreken grote happen stof, omdat de verzwaarde zijde met arsenicum groen geverfd werd. We zien hetzelfde met veel recentere synthetische stoffen. Sommige coatings worden wit, verkleuren, andere stoffen vallen uit elkaar, en pvc wordt zo kleverig dat alles eraan plakt. Vegan leer is een mooi idee, maar hoe dat zal bewaren weten we niet. We maken dezelfde fouten als in het verleden. Verzwaarde zijde kon je nog pakweg honderd jaar bewaren, maar als we vandaag een stuk kopen, is er geen garantie dat het over vijftig jaar nog bestaat. Sommige kunststoffen beginnen na vijf jaar uit elkaar te vallen. We maken vandaag heel goedkoop stoffen, maar die zijn niet voor de eeuwigheid. De wegwerpmaatschappij maakt het voor ons als conservators en restaurateurs moeilijker. Alles is onstabieler en het is soms een strijd om dingen te bewaren. We moeten anders denken en digitaal gaan werken.’

Een hak gezet

‘O nee, dacht ik, toen de doos openging’, vertelt Verkens. ‘En ook: hoe is die jurk in die doos geraakt, want ze is écht volumineus. Het was meteen duidelijk dat ze niet alleen verkleurd maar ook vuil was, al van voor ze bij ons kwam. Logisch, ze was in 2007 tenslotte al vijftig jaar oud. De onderkant van de rok had duidelijk over de grond gesleept, op de taille zaten zweetvlekken en er zat een groot gat in de achterkant, waarschijnlijk omdat de draagster er met haar hak in was blijven hangen. Het was een feestjurk, er zal vast in gefeest zijn. Ze was zodanig beschadigd dat we ze helemaal uit elkaar moesten halen.’ Iets wat niet altijd gebeurt bij restauratie.

© Jeroen Broeckx

‘Onze filosofie is: we willen zo veel mogelijk van het origineel behouden. Voor de reiniging ben ik ook advies gaan vragen bij mijn collega’s van The Met in New York, omdat zij veel ervaring hebben met het reinigen van soortgelijke stoffen.’

Dat het een iconische jurk uit een belangrijke collectie is, verandert niets aan hoe ze aan de slag gaat, vertelt Verkens. ‘Toen ik pas begon, was ik nog weleens onder de indruk van de naam van een designer: oei, ik ga in een ontwerp van Chanel knippen. Dat was dan zo spannend dat ik die eerste knip soms uitstelde. (lacht) Maar vandaag ben ik het gewoon. Nu denk ik: voilà, ik ga die Dior uit elkaar halen. Elke stap van de demontage wordt grondig gedocumenteerd, en alles wordt gemarkeerd zodat de jurk opnieuw op de oorspronkelijke manier in elkaar gezet kan worden.’

Het opnieuw in elkaar naaien van de jurk was een hele puzzel. © Jeroen Broeckx

Ze leert ook veel over de draagster van een jurk als ze een stuk bestudeert, vertelt Kim Verkens. ‘Haute couture is puur maatwerk, gemaakt op het lichaam van de klant. Dus zie je elke onregel­matigheid. Deze dame was superdun, met een wespentaille. Dat haute couture met de hand gemaakt is, betekent ook dat oudere stukken niet altijd perfect zijn afgewerkt. De buitenkant is subliem, de binnenkant vaak iets minder. De randen van de negen rokken van deze jurk bijvoorbeeld waren gewoon om­gevouwd en vastgenaaid, en de zoom was niet helemaal regelmatig. Vandaag is dat anders, ook omdat er meer machinaal gebeurt, maar zeventig jaar geleden moest het soms – met de hand – gewoon snel gaan.’

In bad

Haute couture doe je niet in de wasmachine, dus een grondige reiniging had veel voeten in de aarde. ‘Bij alle stukken die het museum binnenkomen gebeurt er eerst een droogreiniging waarbij we met een museumstofzuiger fijn stof en vuil wegzuigen. Dat was ook bij deze Dior-creatie gebeurd. Daarna moest er een natte reiniging volgen. Dat betekent testen of de solutie die je hebt samengesteld werkt en er een kans bestaat dat de kleuren uitlopen. Dus koken we een vezel in water, die dan gedroogd wordt op een vloeipapier. Een intensieve test, dat wel, maar nodig om te zien wat het effect van water op de stof is. We vonden gelukkig geen risico op kleurproblemen.’

‘Ik doe veel onderzoek naar reiniging en duurzaamheid en maak zelf de gels die we gebruiken, zodat we ze perfect kunnen aanpassen aan de situatie. Door de pH aan te passen, komen vlekken beter los, iets wat we uiteraard vooraf altijd testen op een klein stukje. We houden ook rekening met het soort vlek. Daarvoor moet je inschatten waar de vlek vandaan komt. Roest, zweet, bloed, inkt, voedsel, oxidatie, dat is niet altijd makkelijk.’

Conservator Kim ­Verkens werkte een maand aan de jurk. © Jeroen Broeckx

Het lijfje werd niet uit elkaar gehaald, dat was niet nodig, maar de baleinen van het korset hebben ze er wel uit gehaald, vertelt Kim Verkens. ‘Ook de knopen werden verwijderd. Die waren van lood en dat mag niet in een bad.’ De negen lagen van de rok, die met de hand waren vastgenaaid in het Dior-atelier, waren na 76 jaar bijna allemaal losgekomen. ‘Elke rok was een immense lap stof van vele meters. Elk van die lappen kreeg zijn eigen bad en dat was voor mij het spannendste moment van het hele proces. Net omdat je niet weet wat het effect van water zal zijn op de stof. Dat is wachten, kijken, en de stof af en toe wat bewegen. Teruggaan in de tijd kunnen we niet, maar de kleur die we vandaag zien, is ongeveer de kleur die ze had toen ze gemaakt werd.’

‘De tekeningen die we van Dior kregen zijn feller, maar die zijn ingekleurd’, nuanceert Bas Verwaetermeulen. ‘Het mooie is dat je ook vandaag nog echt wel de kleurverschillen tussen de verschillende lagen van de rok ziet. Dat is ook waar de jurk haar naam aan dankt. Flamant Rose verwijst naar de kleurschakeringen in de pluimen van roze flamingo’s.’

Een maand werk

En nee, haute couture steek je ook niet in de droogkast. ‘Een stuk als dit moet zo snel mogelijk gedroogd worden en omdat de stof zo dun was, lukte dat goed. De rokken werden op een tafel gelegd op vloeipapier dat al veel vocht verwijdert.’ Eenmaal droog, begon een titanenwerk: de reconstructie.

‘Toen we de jurk uit elkaar haalden, hebben we alles gemarkeerd met driegdraden’, vertelt Verkens. ‘De lange stukken stof van de rokken waren op sommige plaatsen gefronst en op sommige plaatsen vlak. Wat vast en wat ­gefronst was, wat waar bevestigd werd, de naailijn, die hele puzzel moest duidelijk zijn om alles weer in elkaar te kunnen zetten. Gelukkig bleven sommige van de fronsen intact tijdens het reinigen.’

De onderkant van de rok had duidelijk over de grond gesleept en er zat een gat in de achterkant, waarschijnlijk omdat de draagster er met haar hak in was blijven hangen. Dit was een feestjurk, er zal vast in gefeest zijn.

De knopen en de strik op de taille werden herbevestigd, daarna kon Verkens aan de rok beginnen. ‘De jurk is op zich niet complex, maar het was een grote hoop stof. Alles is met een doodgewone voorsteek weer in elkaar gezet. Op de pop bovendien, wat niet erg comfortabel is, maar een jurk als deze kun je niet op een tafel naaien. Op een pop zie je meteen hoe alles valt, dat is beter. Dat is net het mooie aan textiel: het beweegt en leeft echt.’ Ze had vijf volledige werkdagen nodig om de jurk weer in elkaar te zetten. ‘Ik heb ook de scheur achteraan vakkundig verstopt door er een stukje stof achter te naaien.’

Kim Verkens dompelt een van de negen rokken van de jurk onder in water met een zelf samengestelde solutie. © Jeroen Broeckx

Onderzoek, reinigen, weer in elkaar zetten, Verkens werkte een maand lang elke dag aan de jurk. ‘Je hebt geduld nodig voor dit werk en het blijft boeiend omdat ik heel uiteenlopende dingen conserveer: 18de-eeuwse jurken, Dior-haute couture, een jas van Dries Van Noten, een paar kousen van Bernhard Willhelm. Soms moet ik gewoon een klein gaatje stoppen met superfijne zijdedraad, soms een ontbrekend paneel namaken. Ik doe dat in mijn eentje. Meestal vind ik dat prima, het geeft rust, maar soms is er een gemis. Je kunt de stress, het werk, maar ook de vreugde niet delen. Het moment dat ik denk: voilà, ik ben klaar, is er niemand om dat mee te vieren.’ (lacht)

Mama’s halsketting

Bijna niemand die door de permanente collectie van het MoMu wandelt en Flamant Rose ziet, wandelt er gewoon voorbij. Het elegante ontwerp dat door de rok iets exuberants heeft maar door de kleur ook iets breekbaars, wordt door bijna elke bezoeker gefotografeerd.

‘We hebben bij Dior gevraagd hoe zij de presentatie zagen’, vertelt Bas Verwaetermeulen. ‘We blijven liefst zo dicht mogelijk bij hoe de designer het zelf zag in 1948. Zo’n defilé was heel gecureerd, dankzij de archieven weten we welke juwelen en ­hoeden er gedragen werden, dus daar willen we dicht bij blijven. We hadden geluk dat we online een paar zwarte zijden Dior-schoenen uit de jaren vijftig vonden om het silhouet af te maken. Ja, dat wil zeggen dat ik soms online vintage mag shoppen als het nodig is. (lacht) Op de catwalk droeg het model bij deze jurk een parelketting en ik had een ketting van mijn mama die we konden gebruiken om dat beeld te reproduceren.’

Archiefbeeld van de voorstelling van de collectie van Dior uit 1948. © Getty Images

De jurk wordt vanaf nu voor altijd op de pop bewaard, vertelt Kim Verkens. ‘Omdat ze zo volumineus is, en omdat de organdie waarvan ze gemaakt is ontzettend kreukt. Als we ze opnieuw zouden inpakken zou dat te veel kreuken. Ze wordt dus ook op de pop uitgeleend en gaat in september in een speciaal gemaakte kist naar het Kunstmuseum Den Haag.’ Maar tot dan kun je deze jurk in al haar glorie gaan bekijken in de permanente collectie van het MoMu.

Allemaal beestjes

Aan de muur van het atelier in het MoMu hangt, ietwat verrassend, een poster met foto’s van insecten. ‘Om ze zeker goed te herkennen’, lacht Verkens. ‘Wij monitoren heel streng op insecten, want ze zijn onze grootste vijand. Motten of tapijtkevers moeten we absoluut vermijden. Als er een nieuw stuk of een bruikleen binnenkomt, wordt dat stuk eerst in een speciale ruimte in quarantaine geplaatst. Alles wordt uitgebreid nagekeken, en bont, pluimen en wol worden standaard drie weken ingevroren. Daarna wordt alles gestofzuigd, om zeker te zijn dat alle insecten en eitjes eruit gehaald zijn. Pas dan mag het stuk naar het depot, bij de andere stukken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content