Ons oordeel over mensen met een seksuele afwijking is nog steeds meedogenloos, terwijl ze er meestal niemand schade mee berokkenen, meent psycholoog Jesse Bering. Hij schreef er met ‘Perv’ een bestseller over die in de VS heel wat controverse veroorzaakte. “We verbergen allemaal wel iets dat anderen geperverteerd zouden noemen.”

Mensen die opgewonden raken van niesbuien en knuffelbeesten, die zich aangetrokken voelen tot standbeelden, of die enkel kunnen klaarkomen door zichzelf van de trap te gooien : na het lezen van Perv – The Sexual Deviant in All of Us kan uw begrip voor diverse zinnelijke geneugten er enkel maar op vooruitgaan. De Amerikaanse ontwikkelingspsycholoog Jesse Bering zal niet elke lezer overtuigen dat ook hij of zij vreemde seksuele kronkels bezit, maar zijn derde boek – de Nederlandse vertaling verschijnt volgende maand – schetst wel een ontnuchterend en vaak onderhoudend beeld van ons seksuele spectrum. Het focust op de belangstelling voor atypische erotische activiteiten, doelwitten en fantasieën, zowel in de wetenschappelijke wereld als daarbuiten.

“Ik ben opgegroeid in de jaren tachtig, een tijdperk waarin onze kijk op seksualiteit grote veranderingen onderging”, zegt Bering (38), die regelmatig bijdragen levert voor titels als Scientific American, The New York Times en The Guardian. “Als jonge tiener die zijn homoseksualiteit ontdekte, was het voor mij moeilijk om geen angst te hebben voor aids en de felle veroordeling van homo’s die erop volgde. De dreigende moraal van weleer is verdwenen, maar die periode heeft wel sporen nagelaten. Ik weet maar al te goed hoe emoties, morele intuïtie en tautologieën genre ‘het is slecht omdat het fout is’ ons kunnen misleiden als het over seksuele afwijkingen gaat. Dit boek is mijn revanche door middel van de rede, een poging om klaarheid te scheppen bij het nadenken over en beoordelen van onze eindeloos gevarieerde interesses op seksueel vlak.”

Hebben we daar nood aan ? De seksuele revolutie ligt al ver achter ons, en over elke seksuele voorkeur of fantasie valt wel een tv-programma’s, seksboek of pornosite te vinden.

Jesse Bering : Niets weerspiegelt de menselijke natuur zo goed als het internet. Online krijg je een vrij goed beeld van alles wat ons opwindt en hoe divers we daarin zijn. Iets anders is de vraag hoe we als samenleving omgaan met die seksuele diversiteit. We hebben het onrecht jegens holebi’s grotendeels rechtgezet, maar het aantal seksuele hokjes blijft beperkt, en de druk om daar vooral niet buiten te vallen blijft groot. Binnenskamers en online doen we wat we willen, maar daarbuiten kunnen of willen we zelden volkomen eerlijk zijn over wat ons echt opwindt. Daarvoor zou de reputatieschade te groot zijn. Voor fetisjisme, exhibitionisme of plasseks is in de publieke biografie van ons seksleven geen plaats, zelfs al hadden we maar even een fantasie. Zo verbergen we allemaal wel iets dat anderen geperverteerd zouden noemen, en creëren we een valse normaliteit waarin iedereen de schijn ophoudt. Tal van erotische buitenbeentjes zitten nog in het verdomhoekje, mensen van alle leeftijden die zwijgen over hun werkelijke ervaringen en verlangens.

Zijn we dan zo intolerant ? Is een grijze tint meer of minder nog een ramp ?

Ons brein is geëvolueerd om aandacht te schenken aan andermans seksualiteit. Evolutionair gesproken is dat bijzonder nuttige informatie, maar het is ook vatbaar voor impulsieve oordelen, negatieve stereotypen en intolerantie. Daar heb je wellicht geen last van als je van rubber houdt of het liefst voor de spiegel vrijt. Maar het ligt anders als je pakweg een sadomasochist, een voyeur of een zoöfiel bent. Ons morele oordeel over mensen met een radicaal andere seksuele natuur kan meedogenloos zijn. In de zeventiende eeuw was een geperverteerde een atheïst, iemand die bewust het rechte pad verliet, tegen de Bijbelse voorschriften in. Vandaag kleven echter nog steeds religieus-morele connotaties aan het begrip perversie. Afwijkingen van de seksuele norm worden nog vaak begrepen als kwaadwilligheid : als een bewuste keuze om afwijkend en immoreel te zijn, tegen maatschappelijke verboden en beter weten in. Alsof een onzichtbare Schepper morele grenzen stelt aan seks en ons influistert wat normaal, juist, gepast en acceptabel is. Die krachtige illusie kleurt nog steeds onze kijk op seksuele diversiteit. Gays en lesbo’s zijn normaal omdat ze er niet voor gekozen hebben zo te zijn, exhibitionisten, transseksuelen, fetisjisten en pedofielen – mensen die evenmin kiezen wat hen seksueel opwindt – niet. Onderschat niet de angst en schaamte die zulke psychoseksuele oriëntaties kunnen teweegbrengen : velen krijgen hun leven lang te maken met stigmatisering, spot, afwijzing en erger. Alfred Kinsey wees ruim een halve eeuw geleden al op de wreedheid van de mens bij de veroordeling en bestraffing van seksuele perversiteit, die zijn we nog niet verloren.

Waarom zijn seksuele afwijkingen zo vaak een mannenzaak ?

Vergis je niet : ook vrouwen beleven daar veel plezier aan. Het verschil zit in de grotere erotische plasticiteit van vrouwen, die betekent dat allerlei stimuli hen kunnen opwinden. Vrouwen maken minder kans om een parafilie te ontwikkelen en enkel nog op die ene prikkel te reageren. Zo’n welomschreven opwindingspatroon is inderdaad typisch mannelijk. Vaak vertellen ze dat het al ontstond in hun kindertijd : dat gebeurtenissen of omstandigheden hun erotische brein programmeerden om uitsluitend te reageren op specifieke stimuli, meestal tussen de leeftijd van vier en negen jaar. Valse herinneringen en misinterpretatie zijn altijd mogelijk, maar talloze casestudies ondersteunen zo’n seksueel inprentingsmodel. Zo legde een stompfetisjist de oorsprong van zijn oriëntatie bij de handboeken van zijn vader, die arts was, en de beelden die hij daarin ontdekte van mensen met geamputeerde ledematen. De evolutieleer biedt ons geen echte verklaring voor zulke parafilieën. Wel valt er iets te zeggen voor het nut van seksueel partialisme, een voorkeur voor niet-reproductieve lichaamsdelen. Zo leefden voetfetisjisme en de culturele erotisering van de vrouwenvoet op bij elke uitbraak van seksuele geslachtsziekten, van de gonorroe-epidemie in de dertiende eeuw en de latere syfilisepidemieën tot de aidsepidemie.

Seksuele gedragingen vergelijken met die van diersoorten heeft volgens u geen zin.

De maatschappelijke acceptatie van holebi’s wordt vaak verdedigd met het argument dat homoseksuele handelingen ook voorkomen bij andere soorten, en daarom natuurlijk en normaal zijn. Dat is goed bedoeld, maar de redenering draait al gauw vierkant. Ze velt een moreel oordeel over mensen wier seksuele oriëntaties we niet bij andere dieren aantreffen, terwijl ze ons ook op het foute spoor zet. Niet-monogame soorten, seksuele handelingen met reproductief onvolwassen dieren en gedwongen copulatie komen immers eveneens voor in de natuur. Een andere vorm van naturalistische dwaling vinden we bij meer conservatieve moraalridders. Daar ligt de nadruk eerder op de voortplanting, maar ook dat is problematisch. Wie homoseksualiteit voordeelt omdat het nooit nageslacht kan opleveren, zegt logischerwijze dat seks met jonge meisjes wel acceptabel is, omdat het biologisch gezien steek houdt. Vergelijkingen met de dierenwereld en de vraag of seksueel gedrag natuurlijk is vormen dus geen basis voor een stevige seksuele ethiek. ‘Normaal’ en ‘afwijkend’ zijn interessant als statistische gegevens en geven het ganse scala aan seksuele oriëntaties weer. Verder zijn het getallen zonder intrinsieke morele waarde.

U voert aan dat onze enige zorg de schadelijkheid van psychoseksuele oriëntaties zou moeten zijn.

Brengt iemand anderen of zichzelf aantoonbare schade toe : daar gaat het om. Dat lijkt redelijk eenvoudig, maar emotionele reacties kunnen het knap lastig maken om goed en kwaad te onderscheiden. Bovendien zijn seks en de ervaring van schade inherent subjectief. Extreme sm-adepten veroorzaken vaak echte pijn, terwijl de ontvangende partner wel met de seksuele handeling instemt. Wat wij of de meerderheid als schade ervaren, kan een ander het opperste genot bezorgen. Dat impliceert dat we elke seksuele handeling in zijn context moeten zien, en vanuit het perspectief van de betrokkenen. Daarbij moeten we onthouden dat schade enkel betrekking kan hebben op hen, niet op ons als toeschouwers of op instituten als het gezin of de kerk, en dat een lustvolle gedachte iets anders is dan een seksuele daad.

Niettemin zullen veel seksuele oriëntaties in uw boek walging opwekken.

Ik was zelf behoorlijk sceptisch toen ik me in sommige afwijkingen verdiepte. We kunnen ons moeilijk voorstellen dat het sommige mensen opwindt wanneer hun partner de dood voorwendt of braakt. Net zoals sommige homo’s alleen al bij de gedachte aan de vrouwelijke genitaliën onpasselijk worden. Het probleem is dat weerzin ons geen morele houvast biedt bij het bepalen van wat aanvaardbaar is op seksueel vlak en wat niet. We geloven graag dat we kunnen vertrouwen op ons buikgevoel. Wat seksuele afwijkingen betreft, slaat het de bal echter vaak mis. Dan suggereren onze eigen afkeer en onbehagen een soort van objectieve realiteit en ontmenselijken ze de betrokkenen. Daarom is weerzin opwekken ook zo’n succesvolle tactiek om de discriminatie en vervolging van homomannen te rechtvaardigen. Als je maar vaak genoeg een verband legt tussen homoseksualiteit, anale seks en poep, maakt de weerzinreactie het een stuk gemakkelijker om zulk gedrag immoreel te noemen. “Het is fout omdat het vies is” : meer komt er niet aan te pas. In die zin vormt weerzin de voedingsbodem van haat en, voor de geviseerde seksuele minderheid, van schaamte en zelfhaat.

Vond u het moeilijk om zonder vooringenomenheid over pedofilie te schrijven ?

Pedofilie is een moeilijk onderwerp, omdat het gaat om de meest kwetsbare mensen in de samenleving. Seksueel misbruikte kinderen worden vaak onherstelbaar beschadigd, zowel psychisch als lichamelijk. Anderzijds heeft de huidige pedofiliepaniek enkele zorgwekkende gevolgen. De verspreiding van het internet in de jaren negentig, internetmisdrijven waarvan kinderen het slachtoffer waren, en seksueel misbruik binnen de katholieke kerk hebben een angstgolf gecreëerd waarin we alles over dezelfde kam scheren. Pedofilie is nu een verzamelnaam voor álle seksuele handelingen met minderjarigen, en pedofielen zijn per definitie slecht, immoreel en sadistisch. Terwijl sommigen hun verlangens nooit in daden omzetten, en een lerares die op een onbewaakt moment seks heeft met een leerling van zeventien net zomin pedofiel is als een opportunistische dader die zich aan een kind vergrijpt als seksueel substituut voor een volwassene. Ook de universele schadelijkheid van seksuele ervaringen tussen volwassenen en minderjarigen is een illusie. Misbruik van een zesjarige is iets anders dan seks met een instemmende tiener die de meerderjarigheid nadert. Uit onderzoek weten we dat niet elke jongere getraumatiseerd raakt na seksueel contact met een volwassene. Zulke bedenkingen kunnen je al in lastig parket brengen. Het onderwerp wekt zulke heftige emoties op dat je woorden al gauw geïnterpreteerd worden als een goedkeuring van kindermisbruik, of als een poging om pedofilie te normaliseren. Hoe dan ook lijkt de demonisering van pedofielen als immorele monsters me contraproductief. Dan kweken we geïsoleerde, misantropische volwassenen die de maatschappij de schuld van alles geven, waardoor alleen meer kinderen in gevaar komen.

U doorprikt ook graag de mythe dat kinderen aseksueel zijn.

Niemand kan bezwaar hebben tegen de bescherming van kinderen, zeker tegen misbruik. Alleen is onze angst voor pedofielen zo ver doorgeschoten dat ook de esthetische waardering van jeugdige schoonheid taboe is, laat staan dat er naakt in het spel is. Zelfs Annie Leibovitz werd voor pedofiel uitgemaakt toen ze enkele jaren geleden Miley Cyrus fotografeerde voor Vanity Fair. Nochtans is een geslachtsrijpe puber van vijftien allesbehalve aseksueel. Seksuele inprenting bij jongens heeft ons geleerd dat hun psychoseksuele ontwikkeling al veel vroeger van start gaat. Toch koesteren we maar al te graag een beeld van aseksuele kinderen. Op termijn doen we hen geen plezier met die mythe. Integendeel, onze verkrampte kijk op seks en de natuurlijke driften van kinderen en pubers voedt juist de onzekerheid, angst en schaamte die een gezonde ontwikkeling en een normaal oefenspel belemmeren. Dan moeten we straks niet opkijken als sommigen zelf een erotisch buitenbeentje of parafiel blijken te zijn.

DOOR WIM DENOLF

“Het aantal seksuele hokjes blijft beperkt, en de druk om daar niet buiten te vallen blijft groot. Zo creëren we een valse normaliteit waarin iedereen de schijn ophoudt”

“Afwijkingen van de seksuele norm worden nog vaak begrepen als kwaadwilligheid : als een bewuste keuze om afwijkend en immoreel te zijn”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content