Walter Van Beirendonck krijgt dit najaar een overzichtstentoonstelling in het Antwerpse MoMu. Brits modejournalist Tim Blanks volgt hem al jaren, en schreef een essay voor de catalogus van de expo. Een exclusieve voorpublicatie. Met een selectie uit het archief van de ‘über-bear’.

If you go down to the woods today, you’re sure of a big surprise, If you go down to the woods today, you’d better go in disguise…

The Teddy Bears’ Picnic, 1907

(Als je vandaag naar het bos toe gaat, zul je verbaasd staan te kijken / Als je vandaag naar het bos toe gaat, kun je je maar beter vermommen…)

Kerstmis 2010. Walter Van Beirendonck loopt door de besneeuwde straten van Antwerpen met een grote rode toque boven zijn brede, glimlachende, gebaarde gelaat. Kinderen vinden dat hij eruitziet als de Kerstman. Het is Disney tegen Dionysus, het contrast tussen onschuld en ervaring, sprookje en duistere fantasie, bekoring en zonde.

De woorden van Jean Genet lijken gepast : ” Créer, c’est toujours parler de l’enfance“. (Scheppen is altijd praten over de jeugd). Genets woorden zijn toepasselijk voor de eerste collecties van Van Beirendonck : zijn debuut Bad Baby Boys (herfst-winter 1986-87) en zijn derde collectie, Dare Devil Daddy (herfst-winter 1987-88). De collectie daartussenin heette Let’s Tell a Fairytale, met een show waarin kabouters en paddenstoelen opdoken. Van begin af aan was duidelijk dat de ontwerper esthetische en seksuele grenzen verlegde en inging tegen de gevestigde modepraktijk. Hij beweert dat zijn belangstelling voor sprookjes voortkomt uit zijn fascinatie voor codes en mythen, “de manier waarop mensen hun angsten onderdrukken”. Toch zegt hij nu dat homocodes voor hem weliswaar belangrijk waren, maar niet het belangrijkste. “Ik vertelde een verhaal met veel codes en was op zoek naar tolerantie en vrijheid, een betere wereld zeg maar. Maar er zat altijd nog iets achter. De vrijheid, de kleuren, het geluk waren simpelweg het zichtbaarste.”

“Iets” wat erachter zat, is het ongrijpbaarste element in het citaat van Van Beirendonck, het addertje onder het gras. Het reptiel in kwestie, een terugkerend motief in het werk van de ontwerper, is de slang uit de Hof van Eden. Of metaforisch : seks. In de wereld van Walter versmelten fantasie en realiteit met evenveel ironie als in elk willekeurig verhaal van de gebroeders Grimm of van Walt Disney. Net als zij is hij gespecialiseerd in een dubbelzinnigheid waarin niet alles is wat het lijkt. Achter de tekenfilmachtige vrolijkheid in primaire kleuren schuilen duisternis en dreiging. Dat is wat seks toevoegt aan het werk van Van Beirendonck.

Ooit zei hij : “Er is seks in alles wat ik doe” en “Seks is altijd een avontuur geweest” of “Het is een veilige manier om te experimenteren met het extreme”. Tegelijkertijd geeft hij toe : “Ik word nogal overweldigd door seks. Ik durf niet zo ver te gaan. In alles wat ik doe, ken ik mijn grenzen. Ik hoef het niet zo nodig te ondergaan of te ervaren, maar een deel van hoe ik denk wil nu eenmaal weten hoe vuistneuken gaat en hoe sprookjes gaan.”

Van Beirendonck maakt een duidelijk onderscheid tussen seks en liefde enerzijds en seks en verlangen anderzijds. Zijn mannencollectie herfst-winter 2011-’12, Hand on Heart, was een getuigenis over de kracht van de liefde. De presentatie varieerde van gereserveerdheid naar bevrijding, een zeer seksueel ritme. Maar Van Beirendonck drong aan op een platonische subtekst ‘vrienden voor het leven’. “Seks drijft vrienden uiteen”, legde hij toen uit. “Het bedreigt de vriendschap.” Seks is dus gevaarlijk.

Het heeft altijd in Van Beirendoncks tegendraadse karakter gelegen om op het randje van het belachelijke te balanceren. In recente seizoenen kleedde hij bijvoorbeeld potige en kalende baardmannen in pastelkleuren, ruches en Mary Jane-accessoires, een suikerzoet contrast met hun eigen macholijf. “Het is voor mij belangrijk dat ik in balans blijf”, verduidelijkt hij. “Ik doe veel dingen spontaan en als ik denk, denk ik meestal daarover. Wanneer ik teken, is dat zoeken naar de juiste balans al aanwezig.”

“Ik probeer begeerte te scheppen rondom onaanvaardbare zaken”, gaat Van Beirendonck verder. “Voor mij is dat niet hetzelfde als seks. Wanneer ik een man laat rondlopen op hoge hakken en met rode lippenstift, moet dat heel esthetisch, mooi en begeerlijk zijn. Ik wil nooit uitkomen bij travestie. Mensen denken altijd dat ik van dragqueens en travestie houd, maar ik heb een hekel aan dat soort dingen.” Een geschikte analogie is misschien de outfit die David Bowie droeg op de hoes van zijn album The Man Who Sold the World uit 1970, die indertijd expliciet werd omschreven als een ‘mannenjurk’. De ontwerper ervan, Michael Fish, maakte ook de jurken die Mick Jagger in de film Performance droeg.

Veel ontwerpers maken op provocerende wijze gebruik van de manier waarop mode verlangen manipuleert, maar slechts weinigen doen dat met dezelfde geslepen overtuiging als Van Beirendonck. Zijn scherpe inzicht in de mogelijkheden die de mode als rollenspel schept, plaatste in de loop der jaren tientallen extreme karakters in even extreme scenario’s, van Bad Baby Boys en Bono in zijn bodybuildershirt tijdens de PopMart-tournee van U2 tot de Strangeloveachtige raketontwerpen van herfst-winter 2010-’11. En het begint bovenaan, bij de man zelf. In al zijn jaren als modeontwerper heeft ook hij zijn rol perfect gespeeld. Walter Van Beirendonck is een beer.

De bear culture ontstond aan de westkust van de Verenigde Staten in het begin van de jaren negentig en verspreidde zich snel als een van de vitaalste uitdrukkingen van het hedendaagse homoleven. “Deels een huldiging van een volwassen mannelijkheid, een onaangepaste, ongeschoren, rondbuikige mannelijkheid”, schrijft commentator Andrew Sullivan, die een soort ‘berenchroniqueur’ is geworden. “Tegelijkertijd is het een poging om een beetje van die mannelijkheid te ondermijnen.” Van Beirendonck zal beide impulsen – huldiging en ondermijning – hebben erkend toen hij halverwege de jaren tachtig zijn baard liet staan, ook al was dat niet om zich te identificeren met de grote harige homo’s die in San Francisco een nieuwe urban tribe begonnen te vormen.

Zijn hele leven al is hij gefascineerd door maskers en hun rol in tribale rituelen. Van Beirendoncks baard is altijd zijn eigen masker geweest. Hij maakte die subtekst expliciet toen hij voor de presentatie van zijn collectie lente-zomer 2009 bij Pitti Uomo in Firenze zijn modellen een masker met een baard van groen gebladerte opzette, perfect passend bij de tuinsetting. En in 1986 gaf de transformatie, teweeggebracht door zijn eigen baard, hem kracht, op dezelfde manier waarop Jan Modaal dankzij een masker in een superheld verandert. In die tijd liet niemand in de kunstwereld zijn baard staan. Een modieuze stoppelbaard, tot daaraan toe, maar zo’n volgroeid gezichtstapijt was simply not done.

Stijl als een middel voor confrontatie is een rode draad in Van Beirendoncks werk. Tijdens zijn studie raakten hij en zijn vrienden aan de modeacademie besmet met het New Romantic virus uit Londen, want tijdens zijn Brechtse tienerjaren was David Bowie als inspiratiebron in het vizier gekomen. De Belgische acteur Door Van Boeckel veroorzaakte opschudding toen hij zich als Ziggy Stardust kleedde, en Van Beirendonck putte moed uit het lef van de acteur. Het bereidde hem voor op de confrontatie op de kostschool, toen hij erg mager was en – hoe is het mogelijk ! – totaal geen belangstelling had voor voetbal. Hij leerde knokken voor wie hij wilde zijn. “Toen ik veertien was, wist ik dat ik homo was”, zegt hij. “Ik had het tegen niemand verteld – ik had vriendinnetjes – maar dat hele gedoe rondom gender was heel belangrijk voor me. Bowie, Lou Reed… Het was geweldig om internationaal erkende zangers te zien spelen met zulke ideeën. Ik bedacht allerlei dingen bij mezelf met behulp van de hoes van Transformer, de teksten, de muziek.” Stel je de kracht van die fantasie voor op een Belgische jongenskostschool halverwege de jaren zeventig. En stel je dan die kracht voor wanneer de fantasie werkelijkheid wordt, op het moment dat Van Beirendonck naar de modeacademie in Antwerpen gaat. Daarmee vergeleken was dat eerste vriendje peanuts.

Van Beirendoncks persoonlijke held was Kansai Yamamoto, de Japanse ontwerper die verantwoordelijk was voor Bowies meest iconische look aan het begin van de jaren zeventig. Maar volgens vrienden kleedde hij zich in de extreemste stijlen uit Parijs : Montana, Mugler, Gaultier… Net als bij hun collega-studenten in andere steden sijpelde ook in de opvattingen van de Antwerpse kunststudenten iets van de punkmentaliteit door. Toch drong punk pas laat tot Antwerpen door. In de herinnering van Van Beirendonck ging het vooral om uiterlijk vertoon, zoals een plastic regenjas van Fiorucci op een Armanibroek. Een modestatement dus, geen sociaal of politiek statement. Niettemin ging Van Beirendonck daarin zeer ver. “Verkleden maakte deel uit van de manier waarop je jezelf wilde uitdrukken”, zegt hij. “Het was de eerste keer dat jongeren zich daadwerkelijk tegen de conventies keerden.”

En zo was het ook met zijn baard. Daarmee afficheerde hij zich meteen als een non-conformist. Van Beirendonck hoefde nauwelijks zijn mond open te doen. De baard sprak voor hem. Het was bijna alsof de baard hém liet groeien in plaats van andersom. “Elk portret van toen etaleerde zo’n gevoel.” Nu moet hij lachen wanneer hij eraan terugdenkt hoe geïntimideerd de mensen waren. “In mijn ogen was het de krachtigste manier om mezelf te presenteren, de agressieve manier was de beste. Ik voelde me zekerder met zo’n warrior look, het was alsof ik mezelf dankzij dat imago beschermde.”

Van Beirendonck was in die tijd overigens meer een grizzly- dan een teddybeer. Toen een vriend uit Brussel hem introduceerde in de vriendelijkere, zachtaardigere bear scene in Londen – meer teddy dan grizzly – voelde hij zich er onmiddellijk toe aangetrokken. Hij vond het milieu gastvrij, sociaal, niet-agressief, snoezig en heel anders dan andere fetisjgemeenschappen. De bear community was een stam die hem op het lijf geschreven was.

Maar laten we even terugkeren naar Genet en inpikken op zijn welsprekende variatie op het thema dat het kind in de man de vader van de gedachte is. Op een van de foto’s in het boek Walter Van Beirendonck. De controversieelste van de Antwerpse modeontwerpers van Agnes Goyvaerts poseert een vierjarige Walter plechtig met een teddybeer. Als kind, zo vertelde hij, speelde hij wel met circussen, boerderijen en auto’s, maar nooit had hij een teddybeer. Het was een rekwisiet van de portretfotograaf.

Naast zijn robuust mannelijke Bad Baby Boys stak Van Beirendonck een mooie jongen met verfomfaaid haar in een ruimzittende sweater met daarop een teddybeer die de ontwerper had gezegend met een klein maar onmiskenbaar mannelijk geslachtsorgaan. Het is een beetje de maatstaf van de berengemeenschap als een onderdeel van de homocultuur : zowel aaibaar als fallisch. Geen beeld dat deze kwaliteit zo treffend illustreert en huldigt als de finale van Van Beirendoncks show WONDE® uit 2010 : 33 gelukkige, harige kerels die over de catwalk paraderen in sportschoenen, kniekousen… en slips. Bears uit de hele wereld hadden gereageerd op de oproep op zijn website. “Als een mondiale blind date”, zegt hij vrolijk. “Ik werd de über-bear.”

Het was niet de eerste keer dat Van Beirendonck mensen uit de bear community had gecast. Voor Wonderland uit 1997 had hij bears uit Londen ingehuurd om een show te lopen die achteraf gezien een soort keerpunt was. De presentatie vond plaats in een enorme paddenstoelvormige tent en er waren drie duidelijke visuele lijnen : veertig baardmannen met dertig W.&LT.-kinderen, veertig Colour Stars en veertig Kinky Kings, gemodelleerd naar Ludwig van Beieren, wiens kastelen aan de Rijn de inspiratiebron vormden voor de iconische bouwwerken uit Walt Disneys koninkrijken. Zelden trad de spanning die Van Beirendonck creëert tussen onschuld en ervaring, sprookje en realiteit, zo duidelijk voor het voetlicht als in deze show, temeer daar de collectie motieven van seksspeeltjes bevatte. Een vriend die hem informeerde over de nieuwste trends in de homofetisjwereld had de gefascineerde ontwerper gewezen op het gebruik van vacuümpompen om grotere en langdurigere erecties op te wekken. “Het was een schande om erectiepompen te koppelen aan Disney of mode”, herinnert hij zich. “Maar ik ben een katalysator. Ik ben geïnteresseerd in vreemde connotaties. Disney koos dat kasteel om een reden. Over die koning deden zoveel verhalen de ronde, en ik verwerk graag vreemde verhalen in mijn collecties.” In dit specifieke voorbeeld waren de connotaties een beetje té vreemd voor Amy Spindler, de modecritica van TheNew York Times, die in de man-kindkoppels op het podium suggesties van pedofilie ontwaarde. En de bear community was ook niet al te blij. “Zij hadden het idee dat hun gemeenschap iets geheims was en ze vonden het maar niks dat ik erover praatte”, zegt Van Beirendonck. “Ze vonden dat ik de gemeenschap had verraden.”

Indertijd was hij geschokt door Spindlers reactie. Inmiddels beseft hij dat niet iedereen de verschillende betekenislagen die hij aanbrengt begrijpt. Het is haast onvermijdelijk dat iets wat voor hem heel natuurlijk en spontaan is, volkomen verkeerd wordt begrepen of volledig anders geïnterpreteerd wordt. Dat is eigen aan de dubbelzinnigheid in zijn werk. Wanneer een ontwerper een collectie Sexclown of Skin King noemt, mag je ervan uitgaan dat zijn publiek geen Chanel verwacht.

Door de extravagante fallische hoofdtooien is Sexclown een perfecte illustratie van die verschillende betekenislagen. “Je vindt iets in de etnografie, je isoleert het van de stam, brengt het in de mode en krijgt een volkomen andere connotatie. Als je niet wist dat die hoofddeksels naar Afrikaanse maskers verwezen, zou je je afvragen waarom die mensen penissen van papier-maché op hun hoofd dragen.”

Ook Van Beirendoncks reactie op de aidscrisis halverwege de jaren negentig onderstreept dat punt. Zijn waarschuwende toon in collecties als Killer/Astral Travel/4D-Hi-D, waarin aliens onheilspellende teksten als ‘Terror Times’, ‘Fatal Attraction’ en ‘Tick Tick’ op hun hoofd droegen, was angstaanjagend. Heidi’s geitje werd omgetoverd in de duivel, wat lijkt op een typische iconoclastische ontdisneyficatie van populaire folklore, ware het niet dat Van Beirendonck het beeld associeerde met de leuke onenightstand die het duivelse virus in bed brengt. Absoluut duister, vooral als boodschap om mensen bewuster te maken van de aidsproblematiek, zelfs al eindigde de show met alle 120 modellen in een levenslustig feest op het podium. “Seks = Dood ?” zegt hij nu. “Dat heb ik nooit gewild. Dat was niet de juiste connotatie.” Toch valt goed te begrijpen dat mensen het zo interpreteren. Het orgasme stond ooit bekend als ‘la petite mort’.

Van Beirendoncks beroemdste slogan is ‘Kiss the Future’. Voor hemzelf betekende dit een gestage evolutie naar aanvaarding. “Dingen die ik subversief vond, vind ik nu tamelijk normaal”, zegt hij. “Ik was vroeger geschokt door een glory hole, maar nu niet meer.” De kleffe greep van technologie op seks stoort hem niet. “Ik vind het vrij logisch dat dingen voortdurend veranderen, ook in seks. Mensen reageren tegenwoordig anders op pornografie dan vijftien jaar geleden. Het gaat over je grenzen onderzoeken, veranderen en verleggen. Als je eenmaal aan bepaalde zaken gewend bent, wil je het onverwachte.”

Wat Van Beirendonck nu wil, is harmonie, die zichzelf als iets onverwachts zal presenteren in de tumultueuze wereld die hij in de loop der jaren in zijn werkboeken heeft vastgelegd. Hun Clockwork Orange-achtige beeldenstroom is willekeurig, extravagant, verontrustend, hilarisch, spannend. Alle vormen van het menselijke bestaan zijn erin aanwezig. Als een overzicht van Van Beirendoncks eerste kwarteeuw in de modewereld zijn deze boeken bijna een manifest. Het ‘bijna’ slaat op de bewegingsruimte die de ontwerper zichzelf wil gunnen voor de volgende 25 jaar, wanneer de harmonie zal overheersen. Hij accepteert de wereld, en de wereld accepteert hem.

In de wedstrijd tussen Disney en Dionysus zal Van Beirendonck de uiteindelijke winnaar zijn.

Walter van Beirendonck – Dream The World Awake, van 14 september tot 19 februari 2012 in het MoMu – ModeMuseum Antwerpen.

Info : www.momu.be/waltervanbeirendonck

Catalogus uitgegeven door Lannoo, hardcover, 240 p., 55 euro.

Productieassistent : Jorg Strecker. Fotografieassistent : Koen Vernimmen. Haar en make-up : Inge Grognard. Models : Darko, James bij Dominiquemodels.

DOOR TIM BLANKS – PRODUCTIE KIM PEERS

“Als je de verwijzing naar Afrikaanse maskers niet zag, zou je je afvragen waarom die mensen penissen van papier-maché op hun hoofd dragen.”

“Het is voor mij belangrijk dat ik in balans blijf. Ik doe veel dingen spontaan en als ik denk, denk ik meestal daarover.”

“Wanneer ik een man laat rondlopen op hakken en met rode lippenstift, moet dat mooi en begeerlijk zijn. Ik wil nooit uitkomen bij travestie.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content