Egidio Fauzia, ooit de man achter het Vlaamse modemerk Kyuso, ontwerpt sinds enkele jaren collecties onder zijn eigen naam. Hij toonde ons enthousiast zijn Siciliaanse wortels.

Drie jonge mannen lopen schijnbaar doelloos over de donkere parkeervlakte voor Siciliës grootste luchthaven in Catania. Egidio Fauzia (47) draait zich schuw om. “Wacht even, die kerels staan me niet aan.” Zijn zwarte designersneakers boren zich in het aangewaaide lavastof als hij snel terug naar het hoofdgebouw loopt. “Je moet het lot niet tarten”, zegt hij, terwijl hij nog een bange blik over zijn schouder werpt. “Meer dan één kwart van de bevolking is werkloos. De verleiding om het slechte pad op te gaan, is groot en toeristen vormen een makkelijke prooi.”

Het duurt een tijdje voor hij de huurwagen vindt. Zenuwachtig loopt hij heen en weer. De wallen onder zijn ogen tekenen zich scherp af ; een volle week shows en feestjes in Parijs eist haar tol. Egidio brengt sinds enkele jaren solocollecties uit. Voordien werkte hij samen met zijn toenmalige echtgenote Joke Houbrechts onder het label Kyuso. “Mijn ex heeft na de scheiding ons merk meegenomen”, verklaart hij. “Ik verkoos onder mijn eigen naam en met een schone lei te herbeginnen. Niet de makkelijkste weg in de harde wereld van de mode. Maar ik heb nooit voor de makkelijkste weg gekozen.”

Twee jaar geleden was hij voor het laatst op Sicilië, en dan was het nog een snelle doortocht : een halve dag om zijn jonge geliefde voor te stellen aan zijn thuisland en zijn familie. Zijn ouders emigreerden naar België in de jaren vijftig, de gloriejaren van de Limburgse steenkoolmijnen. Weg van de dorre Siciliaanse armoede, op zoek naar een betere toekomst op Vlaamse bodem. Een paar jaar later zouden ze terugkeren. Intussen bleef Egidio’s oudere broer Calogero achter bij de grootouders in Armerina. De tijd veranderde alles en uiteindelijk is Limburg de thuis van de Fauzia’s gebleven. Op Calogero na : hij groeide op in het bergstadje en ondanks een latere poging tot integratie in België, verkoos hij een bescheiden leven op het eiland.

Het bergstadje Piazza Armerina ligt op één uur rijden van de luchthaven. Weer is Egidio erg verward en de speurtocht naar de juiste richtingaanwijzer gaat gepaard met heel wat manoeuvres. Hij geeft het woord ‘snelweg’ meteen z’n juiste betekenis. De tweebaansweg ligt er verlaten bij. De lucht wordt snel ijl en de sterrenhemel indrukwekkender…

Pas tegen de ochtend stopt Egidio voor een tot hotel omgebouwd klooster. Het oude gebouw maakt indruk, maar het wordt snel duidelijk dat Hotel Borgese nog steeds meer op een sober klooster lijkt dan op een hotel. De Spartaanse kamers worden door één spaarlamp verlicht en in de lange, kale gangen versmelten trage echo’s van het gestommel in de kamers met die van de eigen voetstappen. De service is al even bescheiden. Omdat er geen lift is, beklimmen we hijgend de trappen, onze bagage achter ons aan slepend.

De volgende morgen hebben we een afspraak bij broer Calogero. Egidio verontschuldigt zich voor deze onontkoombare verplichting. Maar het drukke modeleventje geeft hem weinig ruimte om vrijaf te nemen. De familie is al lang op de hoogte van onze trip en Egidio staat onder zware druk om iedereen te gaan begroeten. De mediterrane bloedverwantschap verwacht voorrang.

Een beetje onwennig omhelzen de twee broers elkaar. Heel de familie werd gemobiliseerd om Egidio tijdens zijn korte verblijf te vergasten op lunches en avondmalen. Als blijkt dat dit niet strookt met Egidio’s planning, is de ontgoocheling groot en worden meteen lange gastenlijsten, speciale vakantieregelingen en urenlange culinaire voorbereidingen als pressiemiddel gebruikt. We zwichten en blijven één nacht langer dan voorzien.

Calogero moet nog even om brood maar niet dat van de normale bakker, want dat is smakeloos. “Voor karaktervol brood moet je naar de zwarte bakker”, lacht hij geheimzinnig. Voor deze illegale ambachtsman moeten we naar een oude volksbuurt aan de andere kant van de stad. De geur van vers brood en houtvuurtjes vullen de trappensteegjes. Oude vrouwtjes van een naburige illegale bakkerij vluchten naar binnen als ze de vreemden de steeg zien inlopen. Egidio klopt aan bij een afgebladderd houten deurtje en stapt zonder te wachten naar binnen. Een jongeman in werkkledij zit slaapdronken op zijn geïmpro-viseerd bed : drie stoelen vormen de steun voor zijn nachtrust. Een zwart keteltje met knetterende kooltjes, oude dekens en twee poezen houden de ochtendkilte buiten. Stilaan loopt het kamertje vol met mannen van middelbare leeftijd en grootmoeders met huilende zuigelingen op de arm. In het midden van de aanpalende stal staat de oven. Met een routineuze beweging schraapt de bakker de gloeiende as weg en opent de gietijzeren deurtjes. Het rumoer neemt toe als de broden uit de oven worden gehaald. De moeder neemt roepend het geld in ontvangst terwijl de hete broden in een vel grauw papier over de toonbank gaan. Intussen ontstaat er een debat over het hoe en waarom van het kwaliteitsbrood. Salvatore (23) staat al sinds z’n acht jaar in de bakkerij. “Essentieel zijn de fijne bloem van hard koren, het zeezout en de natuurlijke gisten”, legt hij uit. “Die gisten zijn de spil van de smaak. De gist is die van mijn voorvaderen.”

Sinds generaties wordt er van elk baksel een kleine hoeveelheid deeg in een kom met melk bewaard. Dat is dan de gist voor de volgende dag. Eeuwenoude giststammen die het brood tot leven wekken. Euronormen maken hier korte metten mee : potentieel onhygiënisch en dus vervangen door cultuurgisten en toevoegsels die de ironische naam ‘broodverbeteraar’ kregen.

Thuis wordt het brood opengesneden. Olijfolie, grof zout, zwarte peper en geraspte schapenkaas blussen de nog stomende inhoud. Egidio is in zijn nopjes bij het zien en ruiken van al de huisgemaakte schotels en bereidingen die de schoonzus blijft aanvoeren : ingemaakte aubergineschijfjes en olijven of gedroogde tomaten in terracotta. Aracine – gefrituurde rijstballen gevuld met mozzarella, gehakt en tomaat. Gepaneerde artisjok met ei. Egidio is een groot amateur van lekker eten. “Ze moesten het verbieden om in het noorden tomaten te kweken, die dingen hebben zon nodig ! Proef dit eens.” Hij steekt me een zongedroogd exemplaar toe. “Uit mijn broers tuin.”

Op het dak van het appartement warmen de grill en de frituurpan op. Intussen komen de gasten toe. Verre neven en nichten en hun kinderen veroveren de kraaknette flat van Calogero en zijn vrouw. Een van de opvallendste figuren is de neef die politieman is. Zijn robuuste lichaam in een trainingspak, de donkere stoppelbaard en de zonnebril in het borstzakje. Er wordt uitbundig gekust en luid gepraat waarbij iedere lettergreep met een theatraal gebaar wordt beklemtoond. Egidio krijgt de ereplaats aan de goedgevulde tafel. Iedereen vuurt vragen op hem af. Nieuws van zijn moeder, verhalen uit de modescene en de geheimen van echt alpacabreiwerk worden ontsluierd. Hij geniet van deze belangstelling die tot laat in de nacht duurt.

Op het puntje van de tong proef je de zuivere ochtendlucht van Piazza Armerina. De dicht beboste omgeving zorgt voor aanvoer van zuurstof en de regio wordt beschouwd als de groene long van het eiland. “Als ’s zomers het kwik een flink eind boven de dertig stijgt,” zegt Egidio, “dan is het hier nog steeds aangenaam. Daar zorgen de natuur en de hoogte voor. Hier krijg je altijd lucht, terwijl ze elders stikken van de hitte.” De betere burgers van Palermo en Catania zoeken hier tijdens de heetste dagen van de zomer hun toevlucht in riante villa’s.

De stad wordt gedomineerd door een kathedraal met een indrukwekkende koepel. Het mooie plein ervoor biedt een weids panorama over de benedenstad. Op onze afdaling komen we talloze kleine kerkjes en kapelletjes tegen, vele ervan reeds lang gesloten. Afdalen naar de benedenstad heeft iets van een avontuur. Auto’s proberen de smalle en erg steile straten te bestijgen. Voor iedere bocht of kruispunt claxonneren ze. De geoefende voetganger weet welke de veilige kant van de straat is. Lange littekens in de gevels van de oude huizen getuigen van verkeerde inschattingen van chauffeurs.

Voor de tocht naar het zuiden van het eiland verkiezen we de kleinere wegen. Veel keuze is er niet, en zelfs de hoofdwegen zijn erg bescheiden van formaat. Het verkeer is dat ook. Eenmaal uit de bossen dalen we langzaam af naar de groene vallei van Noto. Weiden met schapen en langharige runderen wisselen af met olijfboomgaarden en artisjokvelden. Telkens we een heuvel beklimmen, onderscheiden we aan onze rechterkant de schim van de meer dan drieduizend meter hoge Etna. De zwarte berg met de witte kroon domineert het oosten van Sicilië met zijn eeuwig rokende krater.

Egidio loopt al een poosje met de Slow Food-gids onder de arm. “Deze gids is wat Italië betreft veel geschikter dan de Michelin-gids .”Met de gsm aan het oor en het lijvige boek in de hand reserveert hij al wandelend een plaats. Trattoria Crocifissio staat hoog aangeschreven om zijn rustieke en eenvoudige volkskeuken op basis van verse ingrediënten. De mama staat aan het fornuis terwijl haar zoon druk heen en weer loopt om de wachtenden te sussen en de gelukkigen te bedienen. Sommigen komen voor een snelle middaghap, anderen voor een meergangenmaal. Het schouwspel van gasten en personeel in de gewelfde eetzaal is op zich al de moeite waard.

Visconti’s filmfantasieën worden levend als je door de kleine kustdorpjes van Sicilië loopt. Je vindt er altijd wel een strandje of een haventje met veelkleurige visserssloepen. Verweerde mannen die hun netten herstellen en zingen als de vangst goed is geweest. Bewoners die de plaatselijke vismark in- en uitlopen en in groepjes luid pratend gesticuleren, met enorme vinnen die uit de boodschappenmand steken. Katten knabbelen met zichtbaar genot aan het afval. Kleurrijke huisjes staan op de rotsige zeekant en soms zie je op de eilandjes ruïnes van forten die aan het strategisch belang van dit eiland herinneren. Egidio lijkt wel een anachronisme met zijn elegante zwarte jas, trendy bril en de gsm in de vuist.

Porto Palo is het zuidelijkst gelegen vissersdorpje. Egidio’s Slow Food-gids wijst ons de weg naar een legendarisch eethuis bij de oude haven. Maurizio is bij de Sicilianen bekend om zijn verse vis- en zeevruchtenbereidingen.

Hoe langer we rondrijden, hoe meer het opvalt dat Egidio hier ook een toerist is. Een Belg met Italiaans accent en dito paspoort. Hij weet weinig te vertellen over deze streek waar zijn wortels liggen en ontdekt van alles naarmate we door het landschap vorderen. “Neen, Buccheri !” windt hij zich aan de telefoon op. “Met de b van Bikkembergs !”

De reisgidsen vergat hij in België en nu laat hij het thuisfront logies voor de nacht opzoeken. Hierbij gaat hij prijsbewust te werk en hotels met te ronkende namen worden meteen uitgesloten. Hij geeft de voorkeur aan agro-turismo : kamers op het platteland, maar die blijken zelfs in dit koude seizoen te duur. Dan maar naar Siracusa. De dichtstbijzijnde stad, waar hij aan de rand van het historisch stadsdeel halt houdt voor een huis met gastenkamers. Het bouwvallige huis blijkt gesloten maar even verderop vindt hij een tweede. Na enige aarzeling besluit hij toch dat de prijs-kwaliteitverhouding niet naar behoren is en we belanden uiteindelijk in het mooie gerenoveerde hotelletje Gutkowski, waar we achter de pastelblauwe gevel minimalistisch ingerichte kamers met alle comfort aantreffen. Voor minder dan negentig euro sluit Egidio een deal en gaat hij zelf op de mansarde.

De reflectie van de zon op de zee maakt het ontwaken aangenaam. Egidio loopt voor het ontbijt te ijsberen op straat, gsm aan het oor. Ondertussen tillen een paar vissers bij de stadswallen hun netten terug in hun kleine sloep. Aan de ene kant de zee, aan de andere versleten huizen en kerken op de Lungomare. Deze promenade omcirkelt haast heel het oude stadje en geeft aan de westkant een verheven zicht op de haven. Bijna iedere schaduwrijke straat voert je naar een piazza. Vaak is dat pleintje ook voorzien van een fontein zoals je die alleen in Italië vindt. In het midden van dit schiereiland ligt ook het hart van de oude stad. De semi-ellipsvormige Piazza Duomo is niet alleen aantrekkelijk vanwege zijn vele terrasjes en barokke gebouwen. De bijzondere amandelvorm van dit plein zorgt samen met de gepolijste straatstenen voor een steeds veranderende lichtinval op de imposante gevels vol geschiedenis.

“Kijk, dat is nog écht vakmanschap”, zegt Egidio als we even voor het raam van een kleermakersatelier stilstaan. Binnen zit een gedistingeerde ambachtsman met de hand te naaien aan lappen stof waarop patroonlijntjes zijn aangebracht. “Heb je dat gezien ? Dat wordt een pak zoals ze die bij ons niet meer maken.” Na een korte aarzeling stapt hij binnen en er ontstaat een vakmandialoog, waarbij Egidio zijn bewondering voor de traditionele aanpak van de snit niet verbergt.

Van meubelmakers en schoenlappers tot ouderwetse radio- en tv-herstellers : de smalle straten van deze oude garnizoensstad herbergen verschillende van deze ateliers, waar allerlei ambachten volgens het traditionele recept worden uitgevoerd. In dit autoluwe stadsdeel hoor je alleen het naarstige schrapen van truwelen. Ook in Siracusa regent het Europese subsidies en heel wat door de tijd aangevreten huizen staan in de stellingen die op hun beurt versierd zijn met de vijftien sterren van de EU.

“We moeten nog naar de twee amfitheaters”, zegt de ontwerper achteromkijkend en hij haalt het vliegtuigticket uit zijn tas om de vertrekuren na te kijken. “Daarna hebben we nog tijd voor een vissershaventje op weg naar de luchthaven.” Hij vloekt even omdat de batterij van zijn zaktelefoon het alweer laat afweten, tast naar zijn portefeuille en laat zijn ticket vallen.

Egidio is moe, de sleutelhanger van de huurwagen is gebroken en het begint te regenen. Hij is duidelijk opgelucht als zijn reistas op de bagageband verdwijnt en het uur van zijn eigen bed nadert. “In onze business moet je veel mensen kennen”, zegt hij even later terwijl hij zichzelf vastsnoert in de vliegtuigstoel. “En daar moet je heel wat voor doen.”

Het vliegtuig maakt een ruime bocht rond de rookpluim van de Etna. Egidio laat zijn hoofd rusten, mompelt nog iets over goede tomaten en valt in een diepe slaap.

Tekst en foto’s Michel Vaerewijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content