Toen ik begin de twintig was en in Antwerpen woonde, had ik een goede vriend op de Vlaamse Kaai. Dat enorme, verlepte plein werkte op onze verbeelding. We droomden ons het heerlijkste plein ter wereld. Vandaag, zoveel jaren later, lees ik, in het reismagazine van The New York Times nog wel, dat “Antwerpen de hipste stad van Europa” is geworden (ondanks het Vlaams Blok, waar het artikel met geen woord over rept) en dat de Vlaamse Kaai – de Vlaamse Kaai! – nu supertrendy is, one of the places to be.

Wel, wel. Ik gun het plein zijn nieuwe glorie, maar als cynische New Yorker vind ik het mijn plicht om te waarschuwen voor de vergankelijkheid ervan. In mijn stad knipper je met de ogen en wijken of restaurants die even daarvoor nog supertrendy waren, zijn plots hopeloos passé. “What goes up, must come down”, zeggen ze hier, en ze spreken uit ervaring. De New Yorkse geschiedenis bulkt van de wilde boom and bust-verhalen. Niet alleen over beursfortuinen die op een mooie dag uit de lucht vallen en de volgende als zeepbellen uiteenspatten, maar ook over buurten die het ene jaar felbegeerd zijn en het volgende onaantrekkelijk worden verklaard.

Harlem, Soho en Chelsea zijn slechts enkele van Manhattans wijken waar dit soort geschiedenis zich meer dan eens heeft herhaald. Tien jaar geleden was Soho nog the place to be. Een bevriende kunstenaar wreef zich in de handen toen het hem lukte om er een loft te kopen. Acht jaar later verkocht hij die weer. “Te veel banale winkels, te veel toeristen”, klaagde hij. “Soho is out.” Hij vluchtte naar het nieuwe artistieke Mekka, Chelsea. Een andere vriend, eveneens een kunstenaar, kocht zich toen ook een flat in Chelsea. Apetrots was hij dat hij het zover had geschopt. Onlangs kwam ik hem tegen. “Nog altijd gelukkig in Chelsea?”, vroeg ik. Dat bleek niet het geval. “Er komt steeds meer volk wonen,” pruilde hij, “yuppies en mensen uit New Jersey. Het is goed op weg om net als Soho te worden.”

Waar moet hij nu naartoe? Naar Harlem? Of is hij met zijn budget daarvoor al te laat? Vrijdag was ik op een receptie waar de gesprekken, zoals vaak het geval is op dat soort gelegenheden, vooral over de beurs en onroerend goed gingen. “We hebben deze week heel veel geld verloren”, zei de helft van een blank homostel dat uit een modeplaatje leek weggelopen. “We hadden beter enkele jaren geleden geïnvesteerd in een huis in Harlem, toen de buurt nog niet zo hip was. Dan waren we nu miljonair.”

Hip zijn is niet gemakkelijk: je mag je aandacht niet laten verslappen. De artistieke avant-garde heeft de glorie van Chelsea tanend verklaard, nieuwe sterren maken hun opwachting. “Brooklyn is now the cutting edge”, vertelde een jonge kunstenaar me enthousiast. Ik ontmoette hem in Dumbo (de naam is een afkorting van Down Under the Manhattan Bridge Overpass), een stripverhaalachtige wijk aan de voet van een van de grote bruggen tussen Brooklyn en Manhattan. De wijk is een mengeling van oude stapelhuizen, luxeflatgebouwen en hier en daar een kunstgalerie. We waren er op het openingsfeest van Joanna’s, een anders niet zo avant-gardistische, luxueuze Europese meubel- en kunstzaak van de Hollands-Belgische Joanna van den Berg. “Dumbo, Williamsburg, Greenpoint,” zei hij, “dat zijn de plaatsen waar je nu de gedurfdste kunstenaars en galeries vindt.” Zelf had hij een loft niet ver van de Clocktower, Dumbo’s bekendste gebouw, waar ook Joanna’s is gevestigd. “Woon je hier al lang?”, vroeg ik. “Een jaar”, antwoordde hij. Waar woonde hij daarvoor? “In Chelsea…”

Arm Chelsea. New Yorkers kunnen zo wreed zijn. Sommigen zeggen nu zelfs dat de buurt op Los Angeles begint te lijken en dat is echt niet als compliment bedoeld. Maar er is iets van. De mengeling van autogarages en enorme galeries, het gebrek aan goede bus- en metroverbindingen, de lichaamscultuur in en rond het gigantisch sportcomplex Chelsea Piers, het water overal vlakbij, de palmbomen in Californisch ogende restaurants zoals Park en Bungalow 8, de film-, foto- en modemensen: het doet allemaal een beetje denken aan Lala-land.

Ik zit dat hier met enig leedvermaak te schrijven aan mijn bureau in wat volgens mij het toekomstige hipste deel van de stad wordt: SI (Staten Island). En waarom niet? Dit is het snelst groeiende stadsdeel: de bevolking steeg in de laatste tien jaar met 17 procent. De nieuwkomers zijn vooral immigranten, mensen dus die zich een toekomst kunnen verbeelden. En nu mijn beste argument: morgen, ja morgen, komen alle politieke kopstukken van New York naar SI om de definitieve sluiting te vieren van de grootste vuilnisbelt ter wereld. Fresh Kills, zoals de lelijke puist heet die zelfs vanuit de ruimte te zien is, heeft SI drieënvijftig jaar lang ontsierd. Nu wordt het een reusachtig park. Mijn eilandgenoten zijn euforisch. Er is een daverend vuurwerk gepland.

“In de toekomst wordt iedereen voor 15 minuten beroemd”, zei Andy Warhol. Hij had erbij moeten zeggen: “En elke buurt wordt twee jaar lang the place to be”. Ik voel dat het onze beurt wordt.

Jacqueline Goossens vanuit New York

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content