In Parijs toont de Braziliaanse topfotograaf Sebastião Salgado zijn reeks Exodes. “Ik verkoop mijn foto’s duur aan elf magazines in de wereld. Met die opbrengst kan ik ze gratis doorspelen aan humanitaire organisaties, die ze dan weer verder tonen. En dat allemaal om het debat op gang te brengen.”

Hij is een kerel uit één stuk, en nooit thuis. ’s Werelds meest geëngageerde fotograaf is niet makkelijk voor een gesprek te strikken. Negen maanden per jaar draaft Sebastiao Salgado (56) achter miserie aan, trekt hij mee met vluchtelingen en misdeelden en deelt hij een beetje hun lot – alleen gewapend met een camera. De overige tijd is hij in Parijs bezig met het opzetten van tentoonstellingen, of met het samenstellen van boeken. Met zijn kaalgeschoren schedel lijkt hij wel een soldaat van het vreemdelingenlegioen. Hij heeft een forse handdruk en staalblauwe ogen. Zijn Frans verraadt zijn vreemde afkomst. Deze doctor in de economie was de enige die de aanslag op Reagan fotografeerde, maar die verdienste schuift hij terzijde als een speling van het lot.

Als hij ergens fier op is, is het op zijn humanitaire fotografie, want hij is in de eerste plaats un homme engagé. “Ik ben in het zuidelijk halfrond geboren. Dat maakt het hele verschil, omdat je daar altijd met je neus op de sociale problemen gedrukt wordt. En ook later aan de universiteit was dat zo. Er was er maar één begrip dat aansloeg: développement économique, je hoorde niets anders. Er was geen Braziliaan die geen economist wilde worden. Voor ik het wist, werkte ik voor de Internationale Organisatie voor de Koffie in Londen en ging ik op economische missie naar Afrika. Gewapend met een camera die ik kort daarvoor ontdekt had, toen mijn vrouw beelden moest maken van gebouwen. Toen ik na die missie naar Londen terugkeerde, besefte ik dat het fotograferen me twintig keer meer voldoending bezorgde dan mijn werk als econoom. Ik was 29, liet mijn promotie voor een job in Washington voor wat ze was, en begon onderaan de ladder als fotograaf-zonder-opleiding.”

Het is fris in het tiende arrondissement, maar de zon maakt veel goed. Salgado’s kantoor bevindt zich langs de oevers van het Canal Saint-Martin. Er liggen waar tienduizenden afdrukken opgeborgen, ordelijk geklasseerd. Ze zijn het resultaat van een kwarteeuw zwerven. Al die tijd drukte Salgado de mensheid met de neus op de ellende waarmee driekwart van de wereld te maken heeft.

Vluchtelingenkampen in Rwanda, Koerden in de sneeuw, armoede in Bombay. Is wat u doet niet een beetje een gênant voor een weldoorvoede westerling?

Sebastiao Salgado: Voor mij niet, neen. Ik ben grootgebracht in dat gevecht tegen het kapitalisme, waarvan we nu geen welomlijnd idee meer bezitten omdat we zelfs niet meer weten waar het kapitaal zit. Ik heb altijd humanitaire organisaties gesteund, en ik weet dat mijn foto’s een debat helpen op gang brengen. Ook de mensen die ik fotografeer weten dat, en ze hebben een grote nood om hun situatie aan de wereld te tonen. Vaak ben ik in die landen lange tijd alleen, omdat de actualiteitsjournalisten geen tijd hebben voor de echte problemen. Ze schieten hun kiekjes en wippen opnieuw het vliegtuig in. Terwijl ik blijf, vaak maanden, en dat beseffen de mensen ginder. Ze kunnen ook een beetje gezelschap gebruiken, slepen me mee naar hun détresse. Als ik het niet doe, weet niemand het. En als ik mijn camera op een verschrikkelijke realiteit richt, weet iedereen verduiveld goed waarover het gaat en waarom ik dat doe. Vaak nemen die mensen me bij de hand opdat ik zou fotograferen wat zij zelf niet aan de buitenwereld kunnen laten zien. Ze komen naar mijn lens zoals ze naar een microfoon zouden komen – om hun miserie uit te schreeuwen.

En toch, als geprivilegieerde…

C’est une réaction que je trouve terrible. Vorige week zei Bernard Pivot me tijdens de uitzending Bouillon de Culture ook al dat hij zo’n vreselijk medelijden had met de mensen op mijn foto’s. Dat vind ik misplaatst. Met dat soort schuldgevoel komen we nergens, omdat we daarmee een muur tussen onszelf en die mensen optrekken en de behoefte scheppen om ons te verantwoorden. Ik werk hard en u ook, en we hebben een huis en we betalen dat af. En de kinderen kunnen naar school en als we ziek zijn roepen we de dokter. Ik vind dat allemaal perfect verantwoord. Het enige wat me stoort, is dat tachtig procent van de wereldbevolking zelfs dat elementaire comfort niet heeft, en dus wil ik daar wat aan doen. Maar schuldgevoelens, neen.

Het probleem is dat 2 of 3% van de wereldbevolking de gang van zaken bepaalt. Zo werd er onlangs een wet gestemd in Brussel, une petite bêtise, die het plantaardig-vetgehalte in de samenstelling van chocolade omlaag moet halen. Dat betekent dat wij Europeanen nu dus chocolade van mindere kwaliteit zullen eten. Maar vooral dat in Ivoorkust zo’n vijfduizend families hun inkomen zullen verliezen, en ook in het noordoosten van Brazilië, in Bahia, waar de cacao geproduceerd wordt, en waar ze al maar een aalmoes krijgen voor hun product. Terwijl die wet er alleen maar gekomen is om Nestlé en een drietal andere producenten te plezieren. Daar moeten we tegen protesteren, in plaats van te worstelen met een misplaatst schuldgevoel omdat we een huis bezitten.

In zijn bureau balanceert de man die zoveel miserie heeft gezien op het randje van de woede. Dan herneemt hij zijn betoog.

“Het belangrijkste probleem is dat het westen de prijs van de grondstoffen veel te laag heeft gefixeerd. In Rwanda kunnen de mensen met moeite voedsel kopen van het geld dat ze voor de koffie krijgen, laat staan schoenen of medische verzorging. En het is net zo met de prijs van thee, koper en ijzererts. Een hele planeet is in de weer opdat een minderheid zou kunnen consumeren. Ik werd gisteren op de radio geïnterviewd en mijn stem ging via kleine draadjes door de wereld, op zo’n wonderlijke manier, alsof ik al in de toekomst zat. Maar tachtig procent van de wereldbevolking wordt bij het ontwerpen van die toekomst vergeten. En ik wil niet dat we al die mensen vergeten, dat we later moeten zeggen dat we het niet geweten hebben. Il faut qu’on aille les chercher. Daarom maak ik foto’s, en ik verkoop ze nog behoorlijk duur ook aan elf magazines in de wereld. Met die opbrengst kan ik ze gratis doorspelen aan een veertigtal humanitaire organisaties, die ze dan weer verder kunnen tonen. En dat allemaal om het debat op gang te brengen. Want als je niet meer van gedachten wisselt, ben je verloren.

Het schijnt namelijk nog niet tot de mensen door te dringen dat we er nu slechter aan toe zijn dan pakweg dertig jaar geleden. Toen ik naar Parijs kwam, was het BNP vele keren lager, langs de snelweg stonden dertig, veertig lifters met een bordje met hun bestemming en die werden in geen tijd meegenomen. Van werkloosheid was geen sprake. Nu telt Frankrijk zes miljoen werklozen en neemt niemand nog een lifter mee. Terwijl in de westerse wereld alles blinkt en het gejuich over de stijgende beurskoersen maar niet ophoudt.”

In zijn nieuwste tentoonstelling Exodes toont Salgado de exodus die zich over de hele wereld voltrekt. In 1985 waren er twintig miljoen vluchtelingen, nu zijn dat er al 130 miljoen. Daarom is Salgado zeven jaar lang miljoenen mensen gevolgd die niet zozeer van het ene land naar het andere trekken, maar van het land naar de stad. Want het beloofde land is de grootstad…

“De Europeanen hebben drie eeuwen nodig gehad om te urbaniseren, mijn land dertig jaar. Dertig jaar geleden werkte tachtig procent van de Brazilianen op het land, nu zit 78% van de wereldbevolking in de grootsteden. Het platteland loopt leeg omdat het op sterven na dood is: de productiviteit is er tot nul herleid. De grond in de derde wereld is waardeloos, omdat de vruchtbare laag is weggespoeld. Door de bevolkingstoename werden de bossen ontgonnen om het hout als brandstof te gebruiken en om steden te bouwen. Het platteland van Mali kan nu al niet meer instaan voor de voedselbevoorrading van Bamako. En dat terwijl het noorden veel meer blijft produceren dan het kan opeten.”

Salgado lijkt onvermoeibaar. Hij werkte bij Sygma en bij Gamma, daarna zelfs bij Magnum. Maar hij liet het prestigieuze persagentschap na vijftien jaar achter zich. Een uitzonderlijke stap.

“Ik ben niet de enige die eruit is gestapt. Ook Nick Nichols, een schitterende dierenfotograaf, heeft Magnum verlaten, en later ook Mary Ellen Mark, en ook Don Mc Cullin en Eugene Smith. Magnum brengt een interessante groep van mensen samen, maar is tegelijk te heterogeen geworden. Zelf had ik al mijn energie nodig om op pad te gaan en foto’s te maken, ik kon het niet meer opbrengen om een of andere steriele discussie te voeren. Ik ben de man van de reportage, zoals Capa en George Rodgers, en dus moest ik op weg. Mijn leven speelt zich onderweg af en daarvoor heb ik een stevige basis nodig. In mijn achterkeuken zette ik samen met mijn vrouw en enkele medewerkers mijn eigen agentschap op, Amazonas Images. Intussen zijn we met zessen en daarmee allicht het kleinste fotoagentschap ter wereld, met slechts één fotograaf. Dat agentschap is mijn basis, regelt de praktische visaproblemen als ik van Noord-Irak ineens naar Litouwen moet, drukt mijn prints af, zorgt voor de distributie.”

Is het woede die u op de been houdt?

Geen woede, eerder een levenswijze. Ik heb mijn halve leven bij behoeftige mensen doorgebracht, net zoals zovele dokters en ontwikkelingshelpers. Verontwaardiging vind ik een beter woord, en die houdt me alert. Die wil ik uitdragen. Als kind leerde ik esperanto om met de hele wereld te kunnen communiceren. Nu besef ik dat de fotografie eigenlijk die internationale taal is geworden. Een foto vanmorgen genomen in Congo, wordt vanavond begrepen in Brazilië – zonder vertaling.

Veel gewone mensen zijn samen met u verontwaardigd als ze uw foto’s zien, maar de beleidslui zijn dat al een stuk minder.

Het is aan ons om onze vertegenwoordigers wakker te schudden. Om hen erop te wijzen dat de stabiliteit waarin we denken te leven heel breekbaar is. En dat er veel moet veranderen, of dat er morgen aan de deur van hun comfortabele huis wordt geklopt. Om hen eruit te zetten. Ach, het is utopisch, maar als ik iets te zeggen had, liet ik de mensen aan het begin van dit millennium even ophouden met werken – om van gedachten te kunnen wisselen en te protesteren: vluchtelingen vluchten niet omdat ze elders willen zijn, maar omdat er iets in hun leven gebroken is. En die breuk is niet hun schuld, zij zijn slachtoffers.

Er is veel opmerkelijks aan Sebastiào Salgado. Deze zoon van een boer uit Galicië en een moeder uit Oekraïne behoort sinds jaren tot de absolute wereldtop, werd overladen met fotoprijzen maar heeft nooit één fotografieles gevolgd. En toch weet hij als geen ander het juiste moment vast te leggen, en heeft hij ook een bijzonder oog voor compositie en cadrage. Het tegenlicht bespeelt hij op een wonderlijke wijze.

C’est comme une écriture. Het is mijn stijl en ik ben ermee geboren. Bovendien kom ik uit een land waar in de schaduw geleefd wordt omdat de zon er zo hard is dat ze pijn doet. Als men in Brazilië iemand een goede reis wenst, wenst men hem ook veel schaduw. Vai per la sombra. Daarom is mijn kijk op de wereld er een vanuit de schaduw, tegen het zonlicht in. A contre-jour.

Ik liep in februari 1988 op de biënnale in Cuba door mijn eigen tentoonstelling toen ik een prof aan zijn studenten hoorde uitleggen dat de foto’s gemaakt waren door een fotograaf die meestal tegen het licht in werkte. En ik dacht: ce mec a raison. Pas achteraf heb ik gemerkt dat het ook makkelijker was in tegenlicht, omdat de foto’s meer reliëf krijgen, meer brillance. Ik heb daar veel met Robert Doisneau over gediscussieerd, omdat zijn werk helemaal het tegengestelde is. Met zachte kleuren en een diffuus licht. ‘Maar Sébastien toch’, zei hij, ‘moi, je suis né à Paris, avec la lumière du nord, toujours belle et diffuse.‘ Om maar te zeggen dat iedere fotograaf zijn eigen licht meebrengt.”

In uw geval wel altijd in zwart-wit…

In het begin heb ik veel kleuropnames gemaakt, toen niemand zwart-wit wilde. Maar ik vond mijn draai niet: als iemand een helrood hemd aanhad of tegen een blauwe muur aanleunde, voelde ik me al verloren. Met zwart-wit ligt het anders, er zijn alleen tinten van grijs, en dan pas kun je aandacht besteden aan het onderwerp, aan de densiteit en de waardigheid van de persoon die je in beeld brengt, aan zijn manier van bewegen. Al neemt dat niet weg dat andere fotografen, zoals Harry Gruyaert, schitterende beelden kunnen maken in kleur. Maar ik heb nog nooit iemand ontmoet die zowel in zwart-wit als in kleur goed is.

U heeft geen enkele opleiding gehad, en u gebruikt volgens de overlevering zelfs nooit een lichtmeter.

Dat doe ik alleen in uitzonderlijke omstandigheden. Dat kan omdat ik altijd met dezelfde film werk, een Tri-X 400 Asa van Kodak, die ik zowel op 200 als op 800 Asa kan belichten. Ik ben met die film geboren, heb ‘m zien evolueren, ken hem als de palm van mijn hand. En ik heb ontzettend veel in het lab gewerkt. Nu laat ik mijn werk door een jongen afdrukken die een schitterende techniek bezit, iemand van Picto, het beste lab in Parijs, die ik twee jaar in mijn eigen stijl heb opgeleid.

Een zeer herkenbare stijl, met prachtige composities en geweldig tegenlicht.

Doordat mijn foto’s zo mooi zijn, hebben ze ook een bijkomende impact. Op de een of andere manier herkennen de mensen er zich in, voelen ze er zich in thuis. En ik mag dan geen opleiding hebben gevolgd, ik ben altijd wel al met het licht bij schilders bezig geweest. Ik heb ontzettend veel schilderijen bekeken, j’adore Géricault, c’est comme un photographe. Als je het Vlot van Medusa bekijkt, alle studies en kleine tekeningen die hij vooraf gemaakt heeft, die evolutie ziet… Het is alsof je een blad met contactafdrukken bekijkt, waarop je het hele verhaal ziet ontstaan. Ik bewonder de gebroeders LeNain omwille van de onovertroffen schoonheid van hun licht, ça me touche. En Rembrandt natuurlijk – allemaal mannen die ontzettend veel met licht hebben gewerkt. Het is met licht dat een fotograaf zijn verhaal schrijft. Mijn vrouw, die architecte is, heeft dat ook: die tekent, zorgt voor de lay-out van mijn boeken, heeft nu een klein boekje samengesteld dat de kortfilms over mijn werk op Canal+ begeleidt. Ce petit livre est d’une beauté incroyable, un vrai petit bijou.

Sebastiao Salgado kijkt op, blauwe ogen, heldere blik. Het enthousiasme van een zestienjarige.

“Zeg dat wel, maar het blijft een beetje zoals fietsen. Je moet blijven trappen. Anders valt het fietsje om. Het klopt wel: het is het enthousiasme dat me op de been houdt. Maar daarvoor heb je energie nodig en daarvoor moet je weer op tijd en stond een beetje rust nemen. Straks ga ik naar Brazilië, naar de boerderij waar ik geboren ben. Ik heb de boerderij gekocht waar mijn vader, die intussen 93 is, gewerkt heeft. Toen ik nog een kind was, leefden daar de mooiste tropische vogels, en ging ik vissen in een rivier met krokodillen, met daarachter het tropisch regenwoud. Maar zoals overal in de derde wereld is dat landschap verloren gegaan. De bomen zijn gekapt en woestijn is in de plaats gekomen. De vogels zijn weg, de rivier ligt droog en de krokodillen zijn verdwenen. Het vee gaat nu drinken bij waterputten.

Een groep mensen besloot dat land van toen weer tot leven te brengen, en dat betekent in de allereerste plaats bomen planten. Sinds acht jaar zijn we met het project bezig, we krijgen veel steun van mensen van goede wil, van ingenieurs ook, en dat is hard nodig. We hebben fondsen gezocht, zelfs de Wereldbank heeft ons geholpen, en daardoor kunnen we anderhalf miljoen bomen planten. Dit jaar alleen al een kwart miljoen, waarvan de eerste 82.000 in oktober. Het is een project van een fenomenale schoonheid, en eraan meewerken is echt vakantie omdat mijn ritme doorbroken wordt. En plantant un arbre, tu te reposes. Maar het is verre van klaar. In het noorden kan je met een paar boomsoorten een bos aanleggen, hier moet je zo’n 150 soorten planten om een ecologisch evenwicht te herstellen. We hebben nu 70 soorten geplant en straks nodigen we schoolkinderen uit om de vogels los te laten. Die zijn in gevangenschap geboren, en daarom willen we dat die kinderen ze eerst even tegen zich aandrukken opdat ze later goed zouden beseffen dat ze er niet op mogen jagen.

Het hangt allemaal samen: mijn foto’s, de armoede die ik fotografeer, de exodus uit het platteland, de verloedering, de luchtvervuiling in de steden… We hebben de aarde kapotgemaakt, en vandaag moeten we ze proberen te herstellen. Anders hebben we zelfs geen water meer om te drinken. Over dertig jaar staat dat woud weer een beetje overeind, maar eigenlijk moet je vijftig jaar wachten. Dat is lang, maar dat geeft niks. Tenslotte doe ik het voor mijn kinderen en voor mijn kleinkinderen, en voor alle andere kinderen.”

“Exodes” loopt tot 3 september in het Maison Européenne de la Photographie de la Ville de Paris, rue de Fourcy 5-7, 75004 Parijs. Elke dag open van 11 tot 20 u., behalve op maandag, dinsdag en op feestdagen. Ter gelegenheid van deze tentoonstelling gaf Editions de la Martinière twee werken uit: “Exodes” en “Les enfants de l’exode”.

Pierre Darge / Foto’s Patrick Despiegelaere en Sebastião Salgado

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content