Een heteroseksuele homo, een weldadige brutale overval en het toeval dat gestuurd wordt door hogere machten. In het levensverhaal van de Australische schrijver Robert Dessaix is er geen plaats voor rechtlijnigheid en eenduidigheid.

In Schande beschrijft Robert Dessaix hoe de zekerheden in zijn leven voortdurend onderuit werden gehaald. Zijn ouders waren niet zijn ouders. De Sovjet-Unie, waar hij Russische taal- en letterkunde studeerde, was niet het beloofde land. Zijn huwelijk weerspiegelde niet zijn ware seksuele geaardheid. Maar hij verhaalt ook hoe hij zich jarenlang verzet heeft tegen het idee dat je of het een of het ander moet zijn. Uiteindelijk komt Dessaix tot de conclusie dat de vorm die iemands leven aanneemt een samenspel is van genetica, opvoeding, de eigen wil én van de grillen van het toeval.

Schande is niet zomaar een simpele verzameling memoires. Het is een literair, psychologisch en filosofisch uitdagend boek. De 57-jarige Robert Dessaix heeft geen boodschap aan een strikt lineair verhaal. Zijn debuutroman Brieven uit de nacht begint op het moment dat de ikfiguur te horen krijgt dat hij niet lang meer te leven heeft. Ook Schande begint met een ‘doodsbericht’. De auteur verhaalt hoe hij in 1984 in Caïro met twee jonge Egyptenaren meeging en in een appartement met het mes op de keel werd beroofd.

Dessaix: “Mijn belagers hebben me gelukkig niet de keel overgesneden of me neergestoken. Je kunt dus moeilijk spreken van een bijnadoodervaring. Het was echter wel een moment waarop ik me intens bewust werd van mijn eigen sterfelijkheid. Ik heb dat later nog eens meegemaakt in de Italiaanse stad Bologna. Ik stond ’s avonds laat in het station, zonder geld en zonder dat ik wist waar ik de nacht zou kunnen doorbrengen. Er hing wat onguur volk rond waardoor ik me enigszins bedreigd voelde. Net op het moment dat ik mijn zware koffer oppakte om in hemelsnaam toch maar verder te gaan, brak het handvat ervan af. Op dat ogenblik werd ik opnieuw bevangen door een intens gevoel van wanhoop, verlatenheid en zelfs doodsangst. Achteraf bleken deze momenten keerpunten in mijn leven en was ik blij dat ik ze had meegemaakt. De angst die ik toen heb gevoeld, heeft me later geholpen intenser van het leven te genieten, maar op het moment zelf had ik natuurlijk niets aan die toekomstige wetenschap.”

Het is dus niet enkel een literaire truc “om de lezer te verleiden”, zoals u in het laatste hoofdstuk schrijft?

Robert Dessaix: Natuurlijk is het ook een truc om het boek spannend te beginnen, maar de belangrijkste reden om in 1984 en niet in mijn geboortejaar 1944 te beginnen is dat ik het leven inderdaad als een spiraal zie en niet als een rechte lijn. Die spiraalvorm heeft bovendien als extra voordeel dat je de sterfelijkheid min of meer uit het verhaal kunt bannen. Het geeft je de illusie dat je leven zich slechts voortdurend verdiept, het geeft je zelfs de waan van onsterfelijkheid, terwijl je in werkelijkheid natuurlijk ook lichamelijk aftakelt en steeds meer mensen om je heen ziet wegvallen.

Uw adoptiefouders hebben u toen u nog heel jong was verteld dat zij niet uw biologische vader en moeder waren. Vindt u dat achteraf bezien een voordeel of een nadeel?

Oh, een groot voordeel. Die wetenschap heeft me al van jongs af aan een grote geestelijke vrijheid gegeven. Ik kon vrijelijk fantaseren over mijn natuurlijke ouders en mezelf allerlei identiteiten aanmeten zonder dat ik daarom ook maar iets minder van Tom en Jean, mijn adoptiefouders, heb gehouden. Zeker nadat ik in 1990 mijn biologische moeder en de familie waaruit zij afkomstig was toch nog heb leren kennen, besefte ik eens te meer hoezeer ik geboft heb met de twee mensen bij wie ik ben opgegroeid. Als kind van negen was ik zeer geïnteresseerd in godsdiensten. Mijn ouders waren zelf protestant, maar hadden er geen enkel bezwaar tegen dat ik op zondag bijeenkomsten van Christian Science bijwoonde en me later in theosofie ging verdiepen. Ik wilde op ballet, wat ze maar een bedenkelijke wens vonden, maar ik mocht. Natuurlijk waren ze opgelucht toen ik er geen aanleg voor bleek te hebben, maar als ik had doorgezet hadden ze het me niet verboden. Na de middelbare school wilde ik Russisch gaan studeren en nog wel in Moskou. Tom was een felle anticommunist, maar hij heeft me niet tegengehouden. Mijn adoptiefouders waren eenvoudige, ongeletterde en zelfs arme mensen. Mijn vader las nooit een boek en liep het liefst in een hawaïhemd door het huis. De familie Dessaix daarentegen behoorde tot de middenklasse en had meer cultuur, maar de sfeer die ik er aantrof, was verstikkend en aartsconservatief. Ik ben daarom heel blij dat Yvonne, mijn natuurlijke moeder, door haar moeder gedwongen werd haar ‘schande’ te verbergen door haar kind, ik dus, ter adoptie weg te geven, ook al is het voor haar een levenslang trauma geweest.

U hebt Yvonne goed leren kennen en toch is er altijd een zekere afstand tussen jullie blijven bestaan. Lag dat aan haar of aan u? Of valt een kloof van een halve eeuw met de beste wil van de wereld niet te overbruggen?

Het was voor een deel een generatiekloof. Als zij bijvoorbeeld een bepaald familielid een ‘goed mens’ noemde, wist ik absoluut niet wat ze daarmee bedoelde, want voor mij klonk het alsof ze een bekrompen, gevoelloze vent beschreef. We hielden er duidelijk verschillende morele opvattingen op na. Dat verschil lag ook aan de basis van onze afstandelijkheid. Ze schaamde zich voor mijn homoseksualiteit, voor het feit dat ik gescheiden was en met een man samenleefde. Daarom zweeg ze zoveel mogelijk over me tegenover haar andere zonen, haar broers en haar moeder. Niet dat ik absoluut mee wilde naar familiefeesten of op ziekenbezoek wanneer er weer eens een oom of tante die ik toch niet kende in het ziekenhuis lag, maar ik zou het op prijs hebben gesteld als ze af en toe mijn bestaan had bevestigd door bijvoorbeeld te zeggen: “Vorige week zei Robert zus” of “Volgens Robert is het zo”.

Uw kennismaking met uw natuurlijke moeder heeft niet tot een loyaliteitsconflict geleid. Uw liefde voor uw reeds overleden adoptiefouders is er niet minder door geworden. U schrijft dat u ook geen conflict ziet tussen uw heteroseksuele en uw homoseksuele kant. Toch was u tijdens uw twaalfjarige huwelijk volkomen monogaam en stortte uw wereld in toen uw vrouw u verliet. Hoe verklaart u dat?

Ik was waanzinnig verliefd op mijn vrouw en verlangde in die tijd absoluut niet naar mannen. Ik had tot dan toe nog maar één homoseksuele ervaring gehad, met een Fransman in Parijs, een uiterst onaangename aangelegenheid trouwens. Helaas was de mate van verliefdheid niet wederzijds en na twaalf jaar werd ik van de ene op de andere dag ingeruild voor een man die beter aan haar verwachtingen voldeed. Ik ben maandenlang tot niets in staat geweest. Soms zat ik zoveel uren achtereen naar het vloerkleed te staren dat ik begon te hallucineren. Vanzelfsprekend werd mijn verdriet gecompliceerd door een sterke mate van verlatingsangst. Tom en Jean waren beiden reeds overleden en ik droeg diep in mij natuurlijk de wetenschap mee dat ik ooit door mijn natuurlijke moeder verlaten was. Toch heb ik die crisis overleefd. Ik ben beginnen toegeven aan mijn homoseksuele verlangens, wat aanvankelijk tot veel avontuurtjes en veel mislukkingen heeft geleid. Maar uiteindelijk heeft het geresulteerd in de ontmoeting met de man met wie ik nu al bijna twintig jaar samenleef. Uit die scheiding is ten slotte iets goeds voortgekomen. De wanhoop die ik voelde toen mijn vrouw mij verliet, is omgeslagen in dankbaarheid dat ze mij verlaten heeft, wat overigens niet betekent dat ik er ook maar één minuut spijt van heb gehad dat ik zoveel jaren met haar getrouwd ben geweest. Daarom zie ik ook geen tegenstelling tussen mijn heteroseksuele en mijn homoseksuele kant. Ik geloof dat je in je leven eerst bij wijze van spreken een seizoen lang het ene en vervolgens een periode lang het andere kunt zijn.

U kon als kind veel fantaseren over uw ware identiteit. Ook als volwassene ging u er echter nog van uit dat de familie Dessaix afstamde van een Franse generaal die met Napoleon in Egypte had gevochten. Ging er weer een zekerheid verloren toen u ontdekte dat dit niet klopte?

Ik ben in de jaren negentig naar Frankrijk gegaan om mijn stamboom uit te pluizen. In een klein stadje in Auvergne was het een en al Dessaix wat de klok sloeg. Ik vond een boulevard Dessaix en een hotel Dessaix. Op een bepaald moment vond ik zelfs dat de receptioniste in dat hotel op mijn moeder leek. Groot was dan ook mijn teleurstelling toen bleek dat de generaal die met Napoleon in Egypte tegen de mammelukken had gestreden, kinderloos was gestorven. Sterker nog: heel die tak was bij gebrek aan nakomelingen uitgestorven. Vervolgens ontdekte ik bij toeval dat er nog een andere generaal Dessaix had bestaan die met Napoleon in Rusland had gestreden, maar het door zijn eigenwijsheid niet tot maarschalk had geschopt. Vanzelfsprekend heb ik me met veel enthousiasme op die stamboom geworpen. Deze voorvader kwam me nog veel beter uit. Tenslotte heb ik zelf Russisch gestudeerd in Rusland en was Tolstoj, de schrijver van Oorlog en Vrede, het epos over Napoleons veldtocht in Rusland, een van mijn favoriete auteurs. Ik werd echter opnieuw teleurgesteld. Ook deze generaal had geen nakomelingen. Uiteindelijk heb ik ontdekt dat mijn familie afstamt van arme ambachtslieden uit de Savoye. Een van hen is ooit geëmigreerd naar Engeland en een van diens nakomelingen is op zijn beurt uitgeweken naar Australië. Natuurlijk zou het meer klasse hebben gehad indien ik een afstammeling van een Napoleontische generaal was geweest, maar ik heb me snel neergelegd bij de feiten. Tegen die tijd had ik het relatieve belang van de genen allang ingezien.

Maar je genen, je opvoeding en je eigen wil bepalen samen nog niet helemaal wie en wat je uiteindelijk wordt, zegt u. Er is nog een element van toeval. U lijkt dit laatste element soms wat religieus te benaderen, zonder het ooit bij naam te noemen.

Ik zou het best wel in religieuze termen willen omschrijven, maar dat is tegenwoordig politiek absoluut niet correct. Zelfs mijn vriend, Peter, begint al te fronsen als ik het woord religie uitspreek of opschrijf. Wie zichzelf rooms-katholiek durft te noemen, overlaadt zich met hoongelach, wie zich moslim noemt, oogst wantrouwen, al zal niemand dat hardop zeggen, want dan ben je weer een racist. Het enige wat nog enigszins door de beugel kan, is boeddhisme, maar dat is meer een filosofie dan een religie en de meesten die zich boeddhist noemen, spreken in zulke vage termen over deze oosterse leer dat ze er in wezen alle kanten mee uit kunnen. De afkeer van religie kan ik voor een groot deel wel begrijpen. Ook ik kan nauwelijks iets interessants ontdekken in de uitspraken van een halfdemente paus. Toch constateer ik keer op keer dat we wel behoefte hebben aan een religieuze dimensie in ons leven. Op begrafenissen en crematies valt me vaak op hoe nietszeggend het ritueel is en welke banaliteiten mensen debiteren. Het gesprek draait soms meer om de vraag wie achteraf met wie kan meerijden dan om de overledene. Ik houd me dus maar op de vlakte.

Of u omschrijft het in uw epiloog alsnog in wetenschappelijke termen: acausale verbanden, subatomaire chaos, kwantummechanica enzovoorts.

Misschien is er inderdaad een eenvoudige wetenschappelijke verklaring voor een aantal merkwaardige toevallen in mijn leven die me meer dan eens uit een moeilijke situatie geholpen hebben. Ik ben ooit reddeloos verloren gelopen in Tanger. Niemand kon me helpen het adres te vinden waar ik werd verwacht. Toen ik het eigenlijk al had opgegeven, schoot ik ten einde raad een willekeurige voorbijganger aan. De man wierp een blik op de naam en het adres dat ik op een briefje gekrabbeld had en antwoordde: “Maar natuurlijk. Dat is mijn neef. Ik ben juist op weg naar hem. Loopt u maar met mij mee.” Op een onbeduidender niveau maken we dit soort toevallen allemaal wel eens mee. Je zit bijvoorbeeld in een vliegtuig en leest in een roman het woord Klagenfurt net op het moment dat de piloot aankondigt dat het toestel over Klagenfurt vliegt. Toeval, denk je dan steevast, maar ik ben ervan overtuigd dat er in al die gevallen een dieper oorzakelijk verband is. Alleen zijn we niet in staat dat verband te ontdekken. Maar in mijn ervaring overkomen dergelijke toevalligheden je wel vaker wanneer je ervoor openstaat. Ze zijn in staat je leven te vergemakkelijken, vind ik. Soms heb ik de neiging ze toe te schrijven aan een goddelijke ingreep, maar dan realiseer ik me nog net op tijd dat dit niet politiek correct is en schrijf ik snel: acausaal verband, kwantummechanica, een doodgewoon wetenschappelijk verklaarbaar fenomeen kortom.

Robert Dessaix, Schande. Vertaald uit het Engels door Sjaak Commandeur, Meulenhoff, 190 p., 490 fr.

Piet de Moor / Foto’s Lieve Blancquaert

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content