De rijke en excentrieke barones Béatrice Ephrussi de Rothschild creëerde begin deze eeuw aan de Azuren Kust een tuin zonder weerga.

Eind vorige eeuw waren de Engelsen de eersten die de charmes en het klimaat van de Azuren Kust ontdekten. Voorname Engelse families – maar ook Franse notabelen, onder wie Ferdinand de Lesseps – kozen daar, tussen de uitlopers van de bergen en het azuurblauw van de golven, een idyllisch plekje uit. Een aards paradijsje waar ze planten konden laten groeien die elders niet gedijden. Vele gekroonde hoofden van Europa volgden hen op de voet. Ook onze eigen Koning Albert I en zijn oom, Leopold II. Deze laatste kocht in de jaren 1890 de Villa Pollonais, mooi gelegen op de klip van Saint-Jean-Cap-Ferrat. Hij liet er op de meest beschutte plekken planten kweken die in Laken alleen in de serres konden groeien.

Maar een ander, prachtig gelegen domein in de buurt, waarop hij zijn zinnen had gezet, werd in 1905 voor zijn neus weggekaapt door een originele en koppige dame, Barones Béatrice Ephrussi de Rothschild. Omdat het terrein vooruitstak in zee, als een pakketboot, gaf ze het de naam van het befaamde cruiseschip uit die tijd, L’Ile-de-France. Twee jaar lang investeerde ze enorme sommen geld om haar nieuwe villa te bouwen en een tuin aan te leggen. In haar excentriciteit liet ze zich door niets beperken. Dat kon omdat het fortuin van haar man, die bankier was, onuitputtelijk leek. Het plan van de tuin vergde enorme graafwerken om een ingesloten terras van 300 meter lang en 40 meter breed aan te leggen. Bedoeling was de planten te beschermen tegen de zeewinden, door de barones bestempeld als “een van die domme natuurwetten”.

Ze wilde een villa in Venetiaanse stijl. Om haar van de juistheid van hun tekeningen te overtuigen, lieten de architecten zelfs een maquette van de voorgevel maken op ware grootte. De massa geld die de barones aan haar grilletjes spendeerde is onschatbaar. Treinen propvol antiquiteiten uit afgebroken Italiaanse paleizen en gesculpteerd houtwerk uit het Parijse hotel Crillon werden uitgeladen in het station van het nabijgelegen Villefranche. De barones ging op de perrons uitkiezen wat voor haar toekomstige woning bestemd was, de rest bewaarde ze voor haar tuin. De kapitelen, portieken en andere stenen ornamenten staan er nog steeds.

Haar plannen voor de tuin waren ronduit narcistisch: een thematisch parcours moest haar reisindrukken weergeven, reisnotities maar dan live uitgewerkt. Je vindt er dan ook sferen die herinneren aan haar geliefkoosde plekjes in Spanje, Italië, Japan, en zelfs aan de woestijn…

Voor het dagelijks onderhoud van de tuin had ze 35 tuiniers nodig, allemaal uitgedost in marinepak en pet met rode pompon. Haar tuin was immers genoemd naar het fameuze cruiseschip. Toch bleef de bemanning niet lang aan boord. In 1915, drie jaar na de voltooiing van de werken, scheidde Béatrice Ephrussi de Rothschild van haar man en verliet ze het domein. Gelukkig was ze intelligent genoeg om een stichting in het leven te roepen voor het onderhoud van dit domein dat nu een museum is.

L’Ile-de-France kan weliswaar niet bogen op de botanische kwaliteiten van andere tuinen aan de Azurenkust, meer bepaald die van Menton, maar het domein blijft wel uniek in zijn genre. Als een kostbare bonbonnière waar men nauwelijks durft aan te komen. Het geheel is prachtig gerestaureerd en ziet er nog altijd even perfect uit als in de tijd van de barones. Blikvanger is de waterloop omzoomd met bloemen, die de liefdestempel visueel verbindt met de villa en die over de reusachtige esplanade loopt die Béatrice Ephrussi de Rothschild had laten uitgraven om haar planten te beschermen tegen de wind.

Heel charmant is de Spaanse patio met Arabische inslag. De cactustuin met planten uit de woestijn zorgt voor een exotische noot. Hedendaagser is de kleurrijke rozentuin die onderhouden wordt door de Franse rozenkweker Meilland.

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content