Opeens zit hij er, zomaar op de terrastafel in mijn stadstuintje : een kever zo groot als de duim van een dokwerker. Hij heeft bruine dekschilden, imponerende antennes en een achterlijf dat uitloopt op een vervaarlijk uitziende priem. Ik deins achteruit als ik hem opmerk tussen de suiker en de gembermarmelade. Goedmoedige oogjes laten echter vermoeden dat deze schildvleugelige niets kwaads in het schild voert. Op een gespecialiseerde website identificeer ik hem als een Melolontha Melolontha. Meikever, voor de vrienden. Ik pak hem op en zet hem op mijn hand. Aarzelend voel ik hem over mijn pols en onderarm kruipen. Opeens opent hij zijn dekschilden, ontvouwt twee fijngeweven vleugeltjes en verheft zich magistraal in de helblauwe lucht. In geen tijd is hij nog maar een stipje boven de schoorsteen van de buren. De eerste meikever in mijn leven laat mij verweesd achter op de begane grond.

“Door chemische bestrijding komt hij tegenwoordig nog maar zelden voor”, lees ik verder over de Melolontha. Ik heb in elk geval nooit eerder meikevers gezien. Ik ken ze uitsluitend uit de verhalen van mijn grootvader, die ze als kind liet opstijgen met een touwtje om hun poot gebonden. De gedachte lijkt mij zo absurd dat ik mij afvraag of ik het niet gewoon gedroomd heb.

Naast meikevers, leert mijn onvolprezen webstek mij, bestaat er ook zoiets als junikevers. Diezelfde avond nog staat er plots een voor mijn deur geparkeerd. Met zijn insectenogen en gestroomlijnde grijze pantser ziet hij er nog indrukwekkender uit. Dat vinden de jongeren uit de buurt duidelijk ook. Ze verdringen zich om door het zijraampje een blik op het interieur te kunnen werpen en te zien hoe ver de snelheidsmeter kan. Eentje heeft zelfs zijn digitale camera bij.

Lamborghini staat op het staartstuk van de ongenode gast, vast meegebracht door de autojournalist die aan de overkant van de straat woont. Van elegante cabrio’s tot potente sportwagens : de meest exotische insecten zoemen aan mijn voordeur voorbij lang voor ze in de gespecialiseerde bladen hun opwachting maken. Grappig is wel dat de autojournalist zelf, tussen het testen van twee heilige koeien door, met een aftands roestbakje rijdt waarvoor ik mij nog zou schamen. Blijkbaar werkt het relativerend, zo om de paar dagen een nieuw statusblik onder de kont geschoven te krijgen.

Deze futuristische ruimtekever, zo leert het internet mij, luistert naar de roepnaam Murciélago. Het verbaast mij een beetje te lezen dat dat niet naar een insect verwijst maar naar een legendarische vechtstier uit de negentiende eeuw. Met zijn 580 pk spurt dit gedrongen patsertje in amper 3,7 seconden van 0 tot 100. Zonder klacht haalt het een top van 330 kilometer per uur. LAM001 staat op de nummerplaat, en dat zachtaardige vormt een fraai contrast met het roofdierachtige dat de rest van de auto typeert. Zelfs mijn kat kijkt ernaar met iets van ontzag. Jaarlijks worden er van deze Lambo maar vierhonderd gemaakt. Voor elk van die exemplaren dient een niet onaardig bedragje te worden neergeteld : 233.530 euro. Een mens kan maar beter niet uitrekenen hoeveel koekjes hij daarvoor moet bakken.

Als ik de slaap niet kan vatten en in het holst van de nacht door het keukenraam kijk, staat de sportwagen daar zacht in het maanlicht te glanzen. Er gaat iets imponerends van uit, als bij die zeldzame vrouwen waarvan de schoonheid onaards kamervullend is en bijna bedreigend aanvoelt. Zelfs op dit moment, drie uur in de ochtend, cirkelt er een gek rond die auto als een vlieg rond de stroop. “Als hij maar geen homejackers aantrekt”, flitst het door mijn hoofd. Dit schatje kost evenveel als de twee gezinswoningen waarvoor het geparkeerd staat.

Met zo’n Lambo geraak je amper over een verkeersdrempel ; de praktische bruikbaarheid ervan moet zowat nul zijn. Obscene etalering van rijkdom, daar gaat het hier om. Het is echter zinloos je daaraan te ergeren. Mensen, dat heeft de geschiedenis al voldoende bewezen, willen nu eenmaal geen Skoda die alleen in kleur van die van hun buren verschilt. Mensen willen zich juist van die buren onderscheiden, al was het maar met een auto waarmee ze sneller in de file kunnen staan.

“Britse en Canadese onderzoekers hebben voor het eerst bewijzen gevonden dat de luchtdruk op zeeniveau beïnvloed wordt door het broeikaseffect van verbrande fossiele brandstoffen”, lees ik de volgende ochtend vermoeid in de krant. “De menselijke invloed op temperatuur en klimaat was de afgelopen vijftig jaar groter dan gedacht.” Ik moet aan mijn meikever denken als ik de machtige V12 even later rook en vuur zie braken. Op een volstrekt oneerlijke manier is de Murciélago zijn natuurlijke vijand, alsook van de padden, egeltjes en waterjuffers die zich sporadisch in mijn stadstuin wagen. Misschien is dit echt wel het geknipte moment om against all odds een lidkaart van Agalev te kopen, weifel ik, terwijl de autojournalist zijn monster heel bedaard de straat opstuurt. Maar in afwachting daarvan wil ik ook wel eens graag achter het stuur zitten van dat jachtvliegtuig op wielen, en ervaren hoe wildvreemde vrouwen een gesprek proberen aan te knopen met mij.

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content