David Mamet, de leidende figuur in het Amerikaanse theater sinds de jaren tachtig, is een veelschrijver. Weinigen zullen het hem nadoen: op zijn vijftigste is hij al de auteur van 22 stukken, zes essaybundels, twee romans en veertien filmscenario’s, waarvan hij er intussen vijf ook zelf verfilmde. Al zijn films (en vele toneelstukken) handelen over verraad. Ze gaan over meester-zwendelaars in wiens oplichterijen het motief van het verraad – én het daarmee gepaard gaande dilemma van het vertrouwen – dramatisch gestalte krijgt.

Dat is zeker niet anders in “The Spanish Prisoner”, een lichter maar daarom niet minder sterk werk van de New Yorkse auteur. Je zou het ook zijn minimalistische versie van de traditionele Hitchcock-suspensfilm kunnen noemen. Zo maakt Mamet dankbaar gebruik van de zogeheten “McGuffin”, Hitchcocks term voor een voorwerp in het filmverhaal waarop iedereen jacht maakt, terwijl het alleen maar dient om de intrige op gang te brengen. De McGuffin heet hier “the Process”, een geniale business-strategie, bedacht door de protagonist Joe Ross ( Campbell Scott) en veilig opgeborgen in de safe van zijn kantoor. Tijdens een vergadering in de Caraïben mag Joe voor de raad van bestuur zijn strategie uiteenzetten. Zijn baas wekt de indruk dat Joe een bom geld zal opstrijken voor zijn patent, maar Joe ontvangt niets en voelt zich belazerd. Uitgerekend dan verschijnt de raadselachtige Jimmy Dell ten tonele, een man die toevallig met zijn vliegtuigje op het eiland landt en ogenschijnlijk niets te maken heeft met de voorbije gebeurtenissen. Hij is degene die vervolgens Joe in New York meesleept in een draaikolk van misleiding, spionage, illusie en intrige. De komiek Steve Martin is uitstekend in een anti-typecasting-rol: er gaat van zijn ongrijpbaar personage voortdurend een onbestemde dreiging uit, die we altijd voelen maar nooit echt kunnen vatten – wat trouwens op de hele film van toepassing is.

In “The Spanish Prisoner” ziet Mamet de wereld als een groot spel blufpoker, een elegant opgezet labyrint waar iedereen iedereen manipuleert en waarin de gedupeerde protagonist (en de toeschouwer met hem) zichzelf verliest. Een wereld waarin niemand te vertrouwen is, en waarin niets zekerheid en eenduidigheid biedt, zeker niet de taal die nochthans – en dit is meteen de paradox – door Mamet met een chirurgische precisie wordt gehanteerd. We worden voortdurend op het verkeerde been gezet, te beginnen met de titel. “The Spanish Prisoner” is bovenal een meesterwerkje van verhaalconstructie: de plot wordt in weloverwogen, zuinige hapjes toegediend, tot gaandeweg het totaalbeeld verschijnt. Dit is dus geen film waar je als toeschouwer alles van tevoren op een dienblad cadeau krijgt.

De kunst van Mamet is subtiel, intrigerend maar ook karig. Meer nog dan in zijn vorig werk (“The House of Games”, “Things Change”) is alles zo vereenvoudigd, dat de film visueel een schrale indruk wekt. Voor Mamet bestaat de uitdaging erin om alles weg te laten, behalve de essentie. Bevrijd van alle stilistische franje en psychologische ballast, is “The Spanish Prisoner” één en al mechaniek: dwars door het verhaal heen zie je de radertjes van de ingenieus in elkaar geknutselde plot. De stugge stilering geeft aan de film de uitgepuurde allure van de latere noodlotstragedies van Fritz Lang. “The Spanish Prisoner” is alleszins een unicum in de huidige Amerikaanse cinema: een thriller die voortdurend een beroep doet op de intelligentie van de toeschouwer.

“The Spanish Prisoner” van David Mamet, met Campbell Scott, Ben Gazzara, Steve Martin, Ricky Jay, Rebecca Pidgeon.

Patrick Duynslaegher

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content