Verre werelddelen, uitverkochte concertzalen, bakken applaus, succes en wereldfaam zijn Philippe Herreweghes deel. Maar troost vindt de dirigent elders. In de schaduw van een olijfboom, in mooie vrouwenbenen, in een compositie van Bach, in de onbereikbaarheid en bij uitstek in de stilte.

Om vijf voor drie sta ik op die mooie, Parijse binnenplaats. En net als ik mijn telefoon wil uitschakelen, rinkelt hij. Hoe ongelegen. Om drie uur heb ik een afspraak met Philippe Herreweghe. Heel even aarzel ik, maar besluit dan toch om op te nemen. De stem van mijn zus klinkt zacht en ijl. “Ik had beloofd je te bellen. Het is tijd. Kom je naar huis?” Ik zwijg en slik. De hoorn trilt in mijn hand. Ik wil weg, een taxi in, de trein op. Ik wil ook talmen, eerst nog luisteren naar de dirigent. Misschien heeft hij wel troost te bieden. Met weinig woorden overleggen we, mijn zus en ik, en nemen – vreemd helder – een besluit.

Philippe Herreweghes appartement is als een moederschoot. Ruim, warm en rustig. Alles ademt schoonheid, zorg en kunst. Nooit eerder heb ik een plek als zo mild en troostrijk ervaren. Als een vader en een zus installeren de dirigent en de fotografe mij in een fauteuil met een glas wijn. En terwijl zij de fotosessie afwerken, troost ik mezelf aan mijn omgeving.

Ook Philippe Herreweghe kent de troost van een plek. “Mijn leven is repeteren – in Gent, Antwerpen, Parijs – en daarna reizen, de hele wereld rond. De laatste zes weken heb ik zes concerten in Japan gegeven, daarna zes in China, zes in Australië en vorige week zat ik in Noorwegen. Dat voortdurende reizen begint zwaar op mij te wegen. Andere mensen zijn ’s avonds thuis, ik leef 260 dagen per jaar op hotel. En toch voel ik mij, als ik mijn beroep vergelijk met dat van veel anderen, een zeer gelukkig en bevoorrecht man. Ik heb een ongelooflijk mooie stiel, want verdien mijn brood met de dingen die ik het liefst doe.”

(stil) “Maar naargelang de leeftijd vordert – ik ben nu 53 jaar – verlang ik, tussen de drukte en het lawaai door, steeds meer naar de rust, naar de troost van een plek. En die plek heb ik gevonden: in Toscane, na tien jaar zoeken. Een olijfgaard van 23 hectare, en in het midden een huis dat ik nu aan het restaureren ben. Tegen Kerstmis is het klaar. Als ik op mijn terras sta, kan ik 180 graden in het rond kijken. Overal schoonheid en natuur. Dat is pas een troostrijk oord.”

Hij diept een fotoboekje op en toont ons foto’s, niet van zijn huis, maar van zijn vrouw, zijn nichtje, zijn beste vriend. Op de achtergrond glooiende heuvels op een novemberochtend.

Mist, laag tegen de grond. Olijfbomen als roerloze gedaanten. Zelfs op de foto straalt het landschap vrede uit. “Kijk hier, de troost van mooie vrouwenbenen”, lacht Philippe Herreweghe bij een kiekje van zijn nichtje en zijn vrouw, allebei kortgerokt. Dan ernstiger: “Al dat werken, al dat reizen, al die verplaatsingen schreeuwen om een tegengewicht: de troost van meer verankering. Twee weken per maand wil ik voortaan in Italië wonen waar nog een wereld bestaat die wij verloren zijn. Waar de schoonheid van een plek mij troost kan geven. Waar de dingen nog zinvol zijn omdat alles vanzelfsprekend is. Op die plek wil ik weer meer gaan lezen, zoals ik vroeger deed. Literatuur is belangrijk, net zoals schilderkunst of muziek. Want kunst is een onuitputtelijke bron van troost.”

“Ik heb psychiatrie gestudeerd, en had ook psychiater kunnen zijn. Nu dirigeer ik orkesten, vaak voor zalen van honderden mensen die soms twee uur gebiologeerd zitten te luisteren. Die mensen zoeken iets. Een compensatie. Een begrenzing van iets dat oneindig lijkt. Een troost misschien. En op het ogenblik dat zij luisteren, gebeurt er iets dat ongrijpbaar, maar toch reëel is. Tijdens een concert kan een magie ontstaan, een heel speciale sfeer, alsof je uit het dagelijkse leven wordt opgetild. Die haast religieuze ervaring wordt door vele factoren bepaald: je persoonlijke situatie en gemoedsgesteldheid, maar ook de kwaliteit van akoestiek, muziek en uitvoering. Die kwaliteit hangt dan weer af van vele andere factoren: de voorbereiding van het concert, de technische perfectie, het respect voor de aanwijzingen van de componist. En dan is er nog iets wat al het andere overstijgt. Een inspiratie. Een begenadigd moment. ( met nadruk) Heus, begenadigde momenten bestáán.”

“Helaas blijven het ook altijd zeer persoonlijke ervaringen. Zo spelen we met het Collegium Vocale of het Parijse orkest soms twaalf keer na elkaar de Nocturne van Debussy, het Requiem van Brahms of de Negende van Beethoven. En telkens weer moet ik vaststellen dat niet iedereen hetzelfde hoort. Soms vindt de ene het een fantastisch concert, terwijl de andere het maar matig apprecieert.”

“Zelf heb ik daar, helaas, een paradoxale ervaring mee. Vroeger, toen ik jong was, kon klassieke muziek ook op mij een dergelijke magische werking hebben en mij doen dromen van oneindigheden. Dan kon ik, onder de Toscaanse sterrenhemel, Das Lied von der Erde van Mahler of een symfonie van Bruckner beluisteren, en ook dat troostende, oceanische gevoel ervaren. Nu ben ik daar niet meer toe in staat, en denk ik voortdurend: ‘Hoe bereikt Mahler dit effect? Hoe pakt Bruckner dat probleem aan?’ Ik luister te technisch, te analytisch. Als ik, louter voor mijn plezier, naar muziek wil luisteren, verkies ik tegenwoordig Chinese hofmuziek. Om mij door deze ongewone klanken te laten pakken.”

Schoonheid is zo fragiel. Zo mysterieus en ongrijpbaar. Plots gebeurt er iets dat het menselijk bevattingsvermogen overstijgt, niet formuleerbaar is. Je kunt het vergelijken met communicatie, of beter nog, met amoureuze toestanden. Als we ware kunst – het vermogen om via de perfectie van de vorm iets essentieels te vatten – konden capteren, zouden we ze in cursussen en ateliers kunnen aanleren. Maar dat lukt ons niet.”

“De ware kracht is van een kunstenaar, het geheim van een groot componist schuilt in een ongeschreven wet: een werk te maken dat tegelijkertijd complex én eenvoudig is. Het gaat om een subtiele grens. Zoals in de chemie, waar sprake is van één bepaald punt waarop water verdampt of bevriest, van vorm verandert. Dat ene punt niet overschrijden, dat is de essentie van goede muziek: wat te eenvoudig is, geeft geen troost, wat te complex is evenmin. Een goede compositie leeft op die delicate grens tussen chaos en verstaanbaarheid. Zij voert je een wereld binnen die goed aanvoelt omdat de chaos voorbij is, en omdat de eenvoud toch diepte heeft. Dat soort welbehagen, dat lijkt op geluk, wordt door iedereen nagestreefd.”

“Wie voor het eerst met klassieke muziek in contact komt, kan bijvoorbeeld sterk geraakt worden door een symfonie van Tsjaikovski. Natuurlijk is dat goede muziek, maar wie vaker luistert, zal wellicht bij andere muziek belanden. Bij werk van Bach bijvoorbeeld, dat je opnieuw en opnieuw kunt beluisteren, en waar je toch nooit helemaal doorheen kunt kijken. Omdat die muziek tegelijkertijd bijzonder ingewikkeld is en toch aan strenge compositiewetten beantwoordt. Wat chaotisch is, schiet zijn doel voorbij. Wat simplistisch is, blijft niet boeien.”

“Natuurlijk vinden niet alle mensen dezelfde muziek goed. Je manier van luisteren hangt af van je ervaringen, van het leven dat je hebt geleefd. Dat maakt muziek beluisteren tot een beweeglijk iets. Zoals een goed haardvuur. Waarom kijken mensen zo graag naar vuur? Alweer hetzelfde antwoord: omdat het tegelijkertijd zo complex en toch eenvoudig is. Net zoals een mooi landschap, de zee, de wolken. Ook vriendschap, liefde en bij uitstek erotiek ontmoet je op dat ene punt. Waarom zijn mensen zo onmiddellijk gefascineerd door seks en erotiek? Omdat erotiek tegelijkertijd zo eenvoudig en toch zo complex is. Terwijl klassieke muziek een zekere achtergrond en opvoeding vereist, staat de poort van de erotiek voor iedereen open. Daarom is seks voor de meesten onder ons dé weg naar troost, dé toegang tot het paradijs.”

“Welke muziekstukken voor mij die subtiele grens bewandelen? Dat is heel relatief en verandert voortdurend. Maar na een muziekcarrière van dertig jaar kom ik steeds weer uit bij die componisten die de geschiedenis hebben overleefd: Josquin, Lassus, Bach, Mozart, Beethoven. En ik prijs me gelukkig bij de wetenschap dat er nog veel andere muziek is die ik niet ken en nog ontdekken moet. Goede muziek is in essentie religieuze muziek, in de etymologische betekenis van het woord: zij maakt een verbinding met iets wat ons overstijgt. Dat hoeft daarom geen klassieke of zogenaamd ‘intellectuele’ muziek te zijn. Ook mensen die geen bewuste kennis hadden van muziekleer, harmonie of compositie, hebben vaak zeer goede muziek geschreven en prachtige kunst gerealiseerd. Hedendaagse componisten als Ligeti of Kurtag zijn de moderne equivalenten van Mozart en Beethoven. Maar daarnaast hebben bijvoorbeeld ook The Beatles en Edith Piaf zeer sterke muziek gebracht. Ook goede tangomuziek, vaak emotioneel en meeslepend, bereikt soms dit magische niveau. Voor mijn plezier luister ik tegenwoordig het liefst naar goede, intuïtieve muziek.”

“Minder goed – om niet te zeggen: slecht – vind ik muziek die louter commercieel te werk gaat en een groot publiek onmiddellijk wil bekoren. Winstbejag en commerciële overwegingen knagen noodzakelijkerwijze aan de kwaliteit. Dat is ook de reden waarom er zoveel goede religieuze muziek geschreven is.”

Philippe Herreweghe schenkt de glazen opnieuw vol. “Haast alle muzikanten die ik ken, drinken graag alcohol, waarderen de troost van de drank”, grinnikt hij. Dan proeven we de wijn en installeert de stilte zich tussen ons, zonder vervelend of genant te zijn. Niet pijnlijk of irritant, maar mild en rustig. Het is die ene minuut stilte die soms zo sterk en mooi kan zijn.

Philippe Herreweghe: “De stilte is niet de tegenpool, wel de voorwaarde tot muziek. Misschien zelfs de voorwaarde tot geluk. Volgens historici werden de middeleeuwse steden geteisterd door een ongelooflijke stank. In onze maatschappij is die stank weggewerkt, maar wij worden gegeseld door lawaai. Door de allerlaagste soort muziek, altijd en overal. Kerstgejengel in de straten, restaurantmuziek, treindeuntjes, zelfs in de liften van hotels wordt nu muziek gespeeld.”

“Stilte is letterlijk: gebrek aan lawaai. Stilte is troost ook. Ik vind het een fantastisch goed. En als het even kan, zoek ik, altijd en overal, precies die ruimtes op waar stilte nog een plaats heeft. Vroeger op school keek ik ook steevast uit naar de verplichte retraites, omwille van de stiltemomenten. Ook op tv verkies ik uitzendingen waar de stilte respect krijgt. Zo zendt Arte soms gesprekken met een schrijver uit. Als hij zwijgt, wordt ook die pauze geregistreerd, en blijkt die stilte even veelzeggend als zijn woorden. En wat die schrijver na de stilte zegt, is vaak nog mooier door het gebrek aan woorden dat er aan voorafging.”

“Eigenlijk is troost gewoon geborgenheid. Een primaire koestering waar je je hele leven nostalgisch naar blijft terugverlangen. Want al te vaak is het leven één grote agressie. Fysiek, maar ook mentaal. Het chaotische van de dingen, de overvloed aan informatie en vluchtige contacten is ook een vorm van agressie. In Italië is mijn buurman een boer die leeft op het land, en wiens wereld, op een mooie manier, beperkt is. Zelf heb ik vandaag al zestien mensen ontmoet die zich voor het eerst aan mij hebben voorgesteld. Tegen die chaos, die overvloed aan vluchtige contacten en informatie probeer ik mij te beschermen. Noodgedwongen. Daarom tracht ik absoluut onbereikbaar te zijn, en gebruik ik mijn telefoon uitsluitend om zelf te telefoneren. Een goede manager regelt de rest. Stel je voor, met het Collegium Vocale geven we een honderdtal concerten per jaar. Tel daarbij de talrijke concerten met het Filharmonisch Orkest van Vlaanderen en het Parijse orkest. Als alle betrokkenen – koor- en orkestleden, medewerkers en organisatoren – mij zouden willen bereiken, zou ik niets anders doen dan de hele dag aan de telefoon hangen.”

Ik knik en begrijp. Al bedenk ik dat het desondanks troostend moet zijn om, als man met wereldfaam, elke dag zoveel applaus, erkenning en succes te proeven. Bakken bevestiging krijgen, dat laat toch geen mens onberoerd, opper ik.

Philippe Herreweghe: ( heftig) “O neen, ik kan je verzekeren dat succes niets, helemaal niets betekent. Applaus is zo relatief, en bijval oogsten gaat altijd samen met het krijgen van kritiek. En helaas is een mens veel gevoeliger voor kritiek dan voor applaus. Heus, ik ben de eerste om bijval te relativeren. Want universele bijval bestaat niet. En zelfs al zou ze bestaan, dan nog geeft ze geen enkele troost. Geloof me, mijn diepste geluksmomenten in de muziek bestaan uit goede repetities, mooie muziekstukken en authentiek contact met de componist. Dát is de puurste troost. De grootste schoonheid die er bestaat. In vergelijking met die troost wordt elke negatieve kritiek heel relatief. Om nogmaals de vergelijkingen met erotiek te maken: ik bedrijf veel liever zelf de liefde dan iemand te vertellen hoe hij beter zou kunnen vrijen. Ik ben toch liever de minnaar.”

En als de troost van zijn beroep hem ontnomen zou worden? Als hij om de een of andere reden niet meer zou kunnen dirigeren? Wat dan?

“Gelukkig is dit een beroep waarin je zeer lang kunt blijven meedraaien. Er zijn heel wat dirigenten die tot op zeer hoge leeftijd nog goed werk hebben geleverd. Terwijl men hen, bij wijze van spreken, met een kruiwagen het podium op moest hijsen, bleven zij toch een orkest enthousiast maken. Een zanger of een violist is zoveel kwetsbaarder. Als hij zijn stem of zijn vinger verliest, is hij verloren. Dirigeren is in essentie parapsychologisch van aard. Een kwestie van leiderschap. In zekere zin een mysterieus proces. Het komt erop aan de muzikanten in een bepaalde richting te leiden, en dat voltrekt zich veel meer tijdens de repetitie dan tijdens de uitvoering.”

“Onlangs ging ik in Siena een kijkje nemen tijdens een dirigentencursus. Voor het orkest stond een jonge leerling-dirigent die er niet in slaagde de muzikanten mee te krijgen. Toevallig was de bekende dirigent Gergiev de gastdocent. Wel, toen die man uiteindelijk voor het orkest ging staan, slaagde hij er onmiddellijk in, zonder één woord te zeggen, zonder zelfs te bewegen, die speciale magie te creëren. Dát is de kracht van een goede dirigent. En op dat terrein hoop ik, uit de grond van mijn hart, nog een lange tijd mee te kunnen. Tja, en als er toch iets gebeurt waardoor dat niet meer lukt, vrees ik dat ook andere uitwegen niet meer voor mij zullen openstaan.”

“En wat als ik geen dirigent geworden was? Dan had ik misschien wel schrijver of journalist willen zijn. Omdat ik zeer nieuwsgierig ben. Schrijven zoals Milan Kundera lijkt mij het mooiste wat je kunt doen in het menselijk bestaan. Tijd nemen om in je diepste zelf te putten en dan naar de wereld te kijken. En daar iets over te schrijven. De mooiste beroepen lijken mij die waarin creativiteit een plaats heeft. Waarbij je het kind in jezelf kunt bewaren. Blijven spelen. Dat kunnen ook fysieke beroepen zijn. Objecten maken. Smid of meubelmaker zijn. Beroepen waarin die creativiteit niet aan bod kan komen, lijken mij de hel. Louter mechanische handelingen uitvoeren. Altijd maar dezelfde vijzen aandraaien. Niet tijdens, maar pas na de dagtaak het kind in jezelf proberen te koesteren. Dat lijkt me vreselijk.”

Maar wat zit ik hier te zwetsen? Als ik interviews lees met mensen die op een bepaald gebied iets presteren, en zich over totaal andere dingen uitspreken, denk ik vaak: ‘Jij zou beter zwijgen.’ Dat geldt ook voor mij. Waarom zou ik over troost iets speciaals te zeggen hebben? Omdat ik toevallig dirigeer? Waarom zou ik, die in de muziek toevallig iets bereikt heb, weten wat troost juist is? Ik ben niet de persoon om dagenlang over filosofische kwesties na te denken. Neen, ik werk gewoon hard en ben met andere dingen bezig: partituren, repetities, de organisatie van de muziek. Filosofen en grote denkers kunnen zulke zaken veel beter verwoorden dan ik. En waarom zou ik aan een groot publiek mijn binnenste laten zien? Wat ik de buitenwereld aan troost te bieden heb, geef ik wel door via de muziek.”

Dat doet hij ook voor mij. Troost geeft hij me mee, verpakt in vier sobere lijntjes. Persoonlijke momenten van magische schoonheid. Vluchtig neergeschreven op de achterzijde van een beschreven blad papier.

Een: het openingskoor van Cantate 8 van Bach: Liebster Gott, wann werd Ich sterben?

Twee: de trage beweging – het adagio – van de 7de symfonie van Bruckner.

Drie: Röslein rot van Mahler.

Vier: klassieke Chinese hofmuziek.

Ik voeg er een vijfde aan toe. Na mijn terugkeer naar huis. Na die onwezenlijke taxi- en TGV-rit. Na de laatste woorden, mooi maar hard, moeizaam maar duidelijk. Na het afscheid, pijnlijk maar zalvend. Na het nachtenlange waken. Na de laatste zucht, na de laatste zorg.

Laat in de nacht, vroeg in de ochtend, om kwart voor vier sterft mijn moeder. Om halfzeven stap ik in mijn wagen en draai ik zachtjes de muziekknop open. Het Adagio ma non tanto van het 6de Brandenburgse Concert van Bach is van een schoonheid die wel wenen doet, maar niet anders dan troosten kan.

Philippe Herreweghe (°1947) is onder meer dirigent van het Gentse Collegium Vocale, van het Parijse Orchestre des Champs Elysées en La Chapelle Royale, muzikaal directeur van het Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen en van het zomerfestival Académies Musicales de Saintes. www.collegiumvocale.com

Annemie Struyf

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content