De een werd een paar dagen na haar geboorte te vondeling gelegd in de gang van een kinderopvangverblijf, de ander moest bij haar moeder weg zodra ze het levenslicht zag. Twee adoptiezussen en hun adoptiemoeder over de zoektocht naar hun wortels.

Marleen Van Minnebruggen is groot en blond met blauwe ogen. Haar jongere zus Katrien is tenger en donker. Toen ze op de lagere school zaten, was het al zonneklaar dat het geen echte zussen waren, de verschillen waren te groot. Voor hen was het de normaalste zaak van de wereld. Zij wisten dat ze allebei geadopteerd waren, daar had hun moeder nooit een geheim van gemaakt. Maar na jaren begon het te knagen. Bij de jongste het eerst. Als dolende twintiger wilde ze antwoorden. Wie was haar echte moeder ? En waarom had die haar gedumpt ? De oudste was er niet mee bezig. Ze had zelf kinderen, een man, een huis, warme veiligheid. Tot ze bij haar opgroeiende dochters eigenschappen opmerkte die ze totaal niet kon thuisbrengen. Stilaan wilde ook zij meer weten. Beide zussen vonden hun biologische moeder. De een in een graf, de ander springlevend. De jongste ontmoette ook haar vader.

Het knagen is zo goed als weggeëbd, maar dat onrustige gevoel zal er altijd een beetje blijven : wie ben ik nu eigenlijk ? Marleen Van Minnebruggen schreef er een boek over. Katrien zweeg erover, tot vandaag. Nu zitten ze samen aan tafel om hun verhaal te vertellen. Rachel Lambrechts, hun 82-jarige adoptiemoeder, heeft juist gebeld. Ze wil er ook graag bij zijn, want ze vindt dat adoptieouders te weinig worden gehoord. Tien minuten later staat ze voor de deur.

Katrien Van Minnebruggen : “Als kind was ik veel donkerder dan nu. Iedereen dacht dat ik Italiaanse of Marokkaanse roots had. Toen mijn moeder me een paar weken na mijn geboorte kwam ophalen in het ziekenhuis van Mortsel vroeg ze of de zusters iets wisten over mijn vader. Maar de zusters hadden geen idee : vader onbekend. Ik groeide op met het beeld van een verre, fascinerende vader. Het was vast een zeeman die op een dag in de haven van Antwerpen was aangemeerd en in de stad mijn moeder ontmoette. Ze waren verliefd geworden, maar hij moest weer de zee op. Zonder te weten dat hij een dochter zou krijgen. Blijkt toch wel dat mijn vader een doodgewone Belg is, niets zuiders aan.”

Marleen Van Minnebruggen : “Mijn vader is onbekend. Maar wat Katrien zegt, had ik ook. Als adoptiekind fantaseer je over je ouders : wie weet was mijn moeder een beroemde actrice, en mijn vader een bekende zanger. De waarheid was minder fraai. Mijn moeder zou tussen de acht en dertien kinderen hebben gehad. Dat heeft mijn oudste zus ontdekt via het gerecht. Uiteindelijk bleken we met zeven over te zijn. Een broer is spoorloos, wellicht met een boot naar Korea vertrokken. De andere kinderen zijn waarschijnlijk doodgeboren. We zullen het nooit weten. Vast staat dat al haar kinderen werden afgenomen. We waren ook allemaal van een andere vader. Mijn moeder heette Yvonne Delvaux, ze werkte in een café. Daar ontving ze mannen. Vrachtwagenchauffeurs, zakenmannen… Waarschijnlijk was mijn vader een van hen. Een van mijn zussen werd door mijn moeder achtergelaten op de materniteit. Na de bevalling liet ze de baby gewoon op bed liggen. Mij legde ze dus te vondeling. Ik moet nog heel klein zijn geweest, vlak na de geboorte. Ze nam me in de armen en stapte in een taxi. Vanuit een dorpje vlak bij Luik ging ze naar Hasselt. Bij kinderopvang De Hummeltjes stapte ze uit. De taxichauffeur moest even wachten. Een paar minuten later kwam ze weer terug, zonder mij. Ze had me op een bank gelegd, in de gang. Acht maanden later ben ik opgehaald door mijn adoptiemoeder.”

Rachel Lambrechts : “Mijn man kon geen kinderen verwekken. Toch hoopte ik vurig dat ik ooit moeder zou worden, ik kon het niet accepteren dat we kinderloos zouden blijven. Adoptie kwam nooit in me op. Tot een vriendin – zelf een adoptiemoeder – me plots opbelde met de mededeling dat we naar Hasselt gingen, naar de zusters. Er was een kindje, dat zouden we ophalen. Voor mij. Mijn protesten haalden niets uit, ze zou morgen voor de deur staan. ’s Avonds vertelde ik het aan mijn man. Hij zei nee noch ja, wist niet wat hij ermee aan moest. Ik weet nog goed dat ik geen oog heb dichtgedaan. De hele nacht zat ik rechtop tegen mijn kussen, de ene vraag na de andere spookte door mijn hoofd. Zou ik het kunnen ? Wat als het kind ziek werd ? Of als het ontzettend lastig zou zijn ? Toen ik de volgende morgen in de auto van mijn vriendin het reiswiegje zag staan, kreeg ik het Spaans benauwd. Waar begon ik aan ? Kun je je voorstellen wat een abnormale situatie het was ? Zomaar even een kind halen, alsof je boodschappen ging doen. De zuster in het ziekenhuis was drie koppen groter dan ik. Dat stelde me nog minder gerust. Maar ze nam me mee aan de hand. En daar lag ze. Onze Marleen, een echt kindje. ‘Ik kan het niet, echt niet’, riep ik. Ik was totaal in paniek, verlamd door angst. De zuster stelde dan maar voor om het kind eerst eens drie dagen mee naar huis te nemen. Als het echt niet zou gaan, konden we Marleen gewoon terugbrengen. Het was te absurd voor woorden. Nu, ik heb haar niet meer teruggegeven (lacht). De eerste twee dagen waste en verschoonde ik het kind, alleen omdat het moest. Ik voelde er niets bij. En toch gaf ik haar niet terug. Na een week of twee begon ik gevoelens voor het kind te krijgen.”

WIE BEN IK ?

Drie jaar later werd Katrien geadopteerd. Een lelijke baby, volgens Rachel : “Ze had stekelhaar, bijna paars was het. Het arme kind zag er niet uit, maar dat kon me niet schelen. Het was een kínd, het had recht op warmte en liefde, zoals elke baby. Maar ze veranderde al snel in een bijzonder mooi baby’tje met een superlief lachje.”

Marleen : “Ik was jaloers omdat ze er zo schattig uitzag. Ik was scheel, droeg een ooglapje en een bril. Het contrast kon niet groter zijn.”

Rachel : “Jullie verschilden dag en nacht, zowel uiterlijk als innerlijk. Marleen was een druk, overheersend kind. Katrien was het tegenovergestelde : lief en gemakkelijk. Tot ze in de puberteit kwam. Er was geen land meer met haar te bezeilen.”

Katrien : “Adoptie doet iets met je, het laat sporen na, daar ben ik van overtuigd. Waarom was ik als puber zo onhandelbaar dat ik zelfs een tijd naar een instelling moest ? Misschien heeft het er niets mee te maken, was ik anders ook zo moeilijk geweest. Maar iets zegt me dat het niet zo is. Ik kan me moeilijk binden, ben graag alleen en enorm gesteld op mijn vrijheid. Kinderen wil ik niet. Uit angst om me te hechten.”

Marleen : “Ik heb dan weer verlatingsangst. Waardoor ik behoorlijk jaloers kan zijn. In de loop der jaren heb ik het beter onder controle, maar soms overvalt het me en ben ik weer bezig met mensen op te eisen, omdat ik denk dat ik niet meetel.”

Rachel : “Marleen eiste me als kind al volledig op. Ze kon het niet verdragen als een ander vriendelijk tegen me was. Onze oude buurman was een enorm lief mens. Maar Marleen kon hem niet uitstaan. Ze had ook altijd zware heimwee als ze van huis was. Katrien had daar geen last van, die was als kind al vrijgevochten.”

Katrien : “Ik liep soms weg, op zoek naar mijn echte ouders. Op die momenten voelde ik me thuis niet op mijn plaats. Nergens eigenlijk. Ik doolde maar wat rond en vroeg me af wie ik was. Daar kon ik enorm mee worstelen. Het was thuis niet altijd even makkelijk voor me met zo’n dominante zus. Maar dat zei ik nooit tegen onze moeder. Die heeft nooit geweten hoe lastig ik het soms had. Als puber deed ik alles wat niet mocht : roken, drinken, drugs, spijbelen, afspreken met veel oudere mannen op café. Toch heeft mijn moeder me altijd gesteund. Onze band werd weer sterker toen de puberjaren achter de rug waren. De vraag waar ik vandaan kwam, werd zo belangrijk dat ik op een dag – ik denk dat ik 26 was – naar het gemeentehuis ben gestapt om inlichtingen te vragen. Het ging vrij makkelijk, op de geboorteakte stond de naam van mijn echte moeder, Christiane. Een paar maanden later had ik haar adres. Ik was razend nieuwsgierig en ben er op een dag naar toe gegaan. Ze stond nota bene in haar voortuin. Ik herkende haar op slag, doordat ik op haar lijk. ‘Dat is ze. Dat is je echte moeder’, flitste het door mijn hoofd. Ik stond te trillen op mijn benen.”

“Ik had mijn moeder bij de zoektocht betrokken, ik wilde het absoluut niet voor haar verzwijgen. Zij kwam op het fameuze idee om de pastoor in het dorp van mijn moeder op te zoeken en te vragen of hij contact kon leggen. Dat wilde de man wel. Hij heeft haar mijn telefoonnummer gegeven. Ze was erg van slag door het nieuws, ze had tijd nodig maar dan zou ze me zeker bellen. De volgende dagen was ik bloednerveus. Toen ze me uiteindelijk belde, was het alsof ik droomde. Ik luisterde naar de vrouw die mij ter wereld had gebracht. Daarna heb ik haar thuis opgezocht. Het eerste half uur wisten we geen van beiden goed wat we moesten zeggen. Uiteindelijk hebben we urenlang gebabbeld. We leken echt op elkaar. Haar bewegingen, haar manier van praten, het was bizar. Diezelfde avond heeft ze verteld wat er is gebeurd. Ze was zwanger geraakt van haar vriend met wie ze een stiekeme relatie had. Ze heeft hem blijkbaar verteld dat ze een abortus had ondergaan. Haar ouders dwongen haar om mij af te staan. Tijdens haar zwangerschap – ze was net achttien – kreeg ze van haar moeder een strak korset, zodat het zo lang mogelijk voor de wereld verborgen bleef. Ik schrok van haar verhaal, ik dacht dat ze me vrijwillig had afgestaan omdat ik een ongelukje van een onbekende buitenlander was.”

“De volgende stap was mijn vader vinden. Die bleek gelukkig getrouwd, zonder kinderen. Zijn vrouw vroeg om een DNA-test en toen bleek dat ons DNA grotendeels overeenkwam, heeft ze me meteen met open armen ontvangen. Inmiddels zijn ze niet meer uit mijn leven weg te denken. Ik kan het heel goed met mijn vader vinden en hij is erg blij dat hij een dochter heeft, al verscheen die een beetje laat in zijn leven. De band met mijn moeder verloopt moeizamer. Ze vindt het allesbehalve leuk dat ik zo goed met mijn vader omga, ze heeft alleen aan mijn halfzus verteld wie ik ben, niet eens aan mijn halfbroer. Op de een of andere manier kan ze me nog altijd niet plaatsten in haar leven, denk ik.”

GEDUMPT

Toen Rachel van haar dochter hoorde dat ze op zoek was naar haar natuurlijke moeder, was ze in shock : “Nu ben ik haar kwijt, dacht ik. Maar Katrien vertelde dat ik geen enkele reden had om bang te zijn : ik was haar enige echte moeder, ze wilde me nooit kwijt. Maar ze moest weten waar ze vandaan kwam. We zijn dan samen op onderzoek gegaan.”

“Bij Marleen kwam de onrust pas veel later. Ze was eind dertig toen ze wilde weten wie haar biologische moeder was. Omdat ik het met Katrien al had meegemaakt, vond ik het dit keer minder erg. Maar ik wist het vanaf het begin : ooit zou de dag komen dat ze wilden weten wie hun echte ouders waren.”

Marleen : “Ik ben nooit op zoek gegaan naar mijn moeder, want die héb ik. Ik wilde antwoorden, dingen weten. Het was ook niet mijn bedoeling om een band met mijn natuurlijke moeder op te bouwen. Misschien was het voldoende geweest als ik haar één keer had gezien. Via een ambtenaar van de burgerlijke stand zijn we begonnen. Ik wist dat mijn moeder Frans sprak, dat was alles. Onze speurtocht duurde niet lang. Mijn moeder bleek al zestien jaar dood te zijn. We kwamen uit bij haar graf, in Waterloo. Tot mijn verbazing lagen er verse bloemen. Dat betekende waarschijnlijk dat er nog familie was. De zuster van het opvanghuis waar ik te vondeling was gelegd, had gezegd dat er nog meer broers en zussen waren. Na lang zoeken vond ik ze terug. Vier zussen woonden in Wallonië, een broer en een zus in de VS. De eerste keer dat ik bij mijn zussen in België voor de deur stond, was ik bloednerveus. Ik ben redelijk stevig van postuur en stiekem hoopte ik dat de anderen ook niet mager waren. Maar de zus die opendeed, was nog twee keer zwaarder dan ik (lacht). Het was raar, want ik voelde me binnen het halfuur helemaal thuis. We waren zo blij dat we elkaar hadden gevonden. En hoewel we allemaal anders zijn, herkenden we dingen in elkaar. De bloedband is iets raars. Volgens sommigen is het pure onzin, maar ik geloof er sterk in.”

Rachel : “Wat moet ik dan zeggen ? Ik heb geen bloedband met jullie en ik kan het niet vergelijken, want ik heb geen eigen kinderen. Maar ik weet één ding : als een van jullie pijn heeft, al is het maar in je teen, dan voel ik het ook.”

Marleen : “Dat is het moedergevoel. Daar hebben we nooit tekort aan gehad, het is de basis van wie we zijn. Denk ik toch. Van mijn vier Waalse zussen zijn er twee door onze moeder zelf opgevoed. De andere hebben hun jeugd in tehuizen doorgebracht. De Amerikaanse broer en zus zijn ook geadopteerd. Net als ik zijn zij er goed uitgekomen. Wij hebben een warm nest gekend, een gelukkige jeugd. Mijn andere zussen hebben het veel moeilijker. Vooral de oudste is erg verbitterd. Zij ging als klein meisje mee als mijn moeder klanten ontving. Ze zat in een kamertje ernaast te wachten. Het is triest dat bijna alle kinderen van mijn moeder afgenomen zijn. Maar voor mij is het ook een geruststelling. Want nu weet ik dat het niet aan mij lag dat ze me gedumpt heeft. Ze liet ons allemaal aan ons lot over. De enige vraag die nooit beantwoord zal worden, is waarom ze me te vondeling heeft gelegd. Ik vermoed dat ze zich schaamde over haar zoveelste zwangerschap. Eigenlijk had ik nog een tweede brandende vraag aan haar willen stellen : of ze nog weleens aan me dacht. Als kind vroeg ik me bij elke verjaardag af of ze die dag had onthouden.”

Katrien : “Ik geloof ook in een bloedband. Vooral als ik naar mijn vader kijk. Het voelt zo vertrouwd.”

VERGIFFENIS

Beide zussen zijn blij dat ze hebben uitgezocht waar ze vandaan komen. Het geeft rust, ze kunnen weer verder met hun leven.

Marleen : “Ook al is het geen fraai verhaal, het is beter iets te weten dan helemaal niets.”

Katrien : “Ik kan begrijpen waarom mijn moeder me heeft afgestaan. Ze was net achttien, je moet al heel sterk in je schoenen staan om dan van huis weg te lopen en het kind ergens in je eentje op te voeden. Ik heb het mijn moeder vergeven, ik denk dat ik hetzelfde gedaan zou hebben in haar plaats. Maar ik ben pas rustiger geworden door het contact met mijn biologische vader. Dat heeft me erg goed gedaan, ik ben heel gelukkig dat ik hem heb gevonden. En voor onze moeder is het geen bedreiging, hij is tenslotte een vader. Met onze adoptievader heb ik geen contact, hij scheidde van mijn moeder toen ik heel jong was, ik kan me hem niet eens herinneren. Maar de tweede man van mijn moeder heb ik altijd als een vader beschouwd. Hij is helaas gestorven. Ik heb alleen mijn echte vader nog over.”

Marleen : “Ik ben nog altijd kwaad op mijn moeder. Vergeven is moeilijk. Als ik samen ben met mijn broers en zussen en ik zie wat een toffe bende we zijn, dan kan ik het haar niet vergeven dat ze ons uit elkaar heeft gehaald. Ik ga haar graf nooit meer opzoeken. Met het boek over mijn afkomst sluit ik dit hoofdstuk min of meer af. Ik weet het nu, het is goed zo. Anderzijds is het boek ook een pleidooi voor de mogelijkheid om discreet te bevallen, waarbij de identiteit van de moeder bewaard blijft. Omdat ieder kind ooit wil weten waar het vandaan komt.”

‘Gevonden’ van Marleen Van Minnebruggen en Bart Claes, uitgeverij Davidsfonds, 88 pagina’s, 14,95 euro.

DOOR JOANIE DE RIJKE & FOTO WOUTER VAN VAERENBERGH

“Als adoptiekind fantaseer je over je ouders : wie weet was mijn moeder een beroemde actrice, en mijn vader een bekende zanger”

“De zuster stelde voor om het kind drie dagen mee naar huis te nemen. Als het echt niet zou gaan, konden we Marleen gewoon terugbrengen”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content