Ze boert goed. Haar literair werk wordt uitvoerig geloofd en met prijzen overladen. Maar dat stijgt haar zeker niet naar het hoofd : Geertrui Daem heeft geen greintje kapsones.

Griet Schrauwen Foto’s : Lieve Blancquaert

Mama is niet thuis?, zegt een kinderstemmetje. ?Ze is naar de Colruyt, over een half uurtje zal ze terug zijn. Belt u dan, of kan zij u bellen ?? Ook beroemde schrijfsters moeten als een doodgewoon mens boodschappen doen en ervoor zorgen dat er brood op de plank komt, want een beroemde schrijfster, dat is Geertrui Daem (44) intussen. En niet alleen dat, ze is ook een BOM : een Bewust Ongehuwde Moeder. Ze is pas terug van een vakantie met Ian, haar zoontje van tien. ?Varen in Ierland, niet simpel, hoor, alleen met zo’n kind. Maar het was zeer leuk. Kijk wat een mooie tekeningen Ian ervan heeft gemaakt.?

?Ik ben nooit getrouwd geweest, zet dat maar op mijn palmares?, lacht Geertrui. ?Eerst wilde ik geen kinderen, en dan ineens wel. Het klassieke verloop : uitstellen en uitstellen, en als je dan op een bepaald moment beslist toch een kind te willen, gaat het niet meer zo vanzelf. Ik had een relatie van zes jaar achter de rug. Als je dan weer op een degelijke, langdurige relatie moet wachten, komt het er niet meer van, of is het te laat. Nee, Ian heet niet Daem. Hij is erkend door zijn vader, die hier vlakbij woont en mee voor hem zorgt. Vroeger zei Ian wel eens dat hij wilde dat we samenwoonden, nu niet meer. Het heeft te maken met het milieu waarin hij zich bevindt. Hij zit nu in een schooltje waar reguliere ouderparen in de minderheid zijn.?

Het literaire werk van Geertrui Daem is uitvoerig bekroond. Ze ontving onder andere de Debuutpijs Boekenweek voor haar eersteling Boniface, ze kreeg de Paul de Montprijs voor haar toneeltekst De Meisjeskamer, en ze werd genomineerd voor de AKO-literatuurprijs 1995 met haar tweede verhalenbundel Een vader voor Elizabeth. Nu ligt haar eerste novelle in de boekhandel : Geboeid door liefde. De ondertitel Geen vader voor Elizabeth wekt wat verwarring. Haar vorige bundel telde al twee Elizabeth-verhalen : Een vader voor Elizabeth en De vader van Elizabeth, en nu heeft ze plots geen vader meer. In het eerste verhaal was het meisje in kwestie een kleuter die een vader krijgt toegekend. In het tweede verhaal is ze een puber die de identiteit van haar ware vader ontdekt. Nu ze weer in Geboeid door liefde vanonder het stof wordt gehaald, is ze een meisje dat gaat studeren aan de universiteit. Ze klust bij in café De Prof, ze ontdekt Nietzsche en de liefde, en ze neemt subtiel wraak op het mannelijk machisme. Nou, subtiel : haar ontmaagder, die overal zijn verovering gaat uitbazuinen, legt ze in de luren door aan de rol te gaan met een jongen die in haar studentenhuis woont. Aan het eind van het verhaal keert ze nog eenmaal terug naar het benepen provincienest van haar jeugd, waar het slecht afloopt met haar stiefvader. Vandaar de ondertitel : Elizabeth heeft geen vader of stiefvader meer.

Geertui Daem, met een diepe, hese stem, in haar werkmanshuisje in Gent, naast een bloempot paarse geluksklavertjes :

Die drie verhalen zijn los van elkaar te lezen, maar als ik ze na elkaar zet en ze bundel, heb ik mijn Elizabeth : de roman, waar men me steeds om vraagt.

Komt er nog een vervolg op ?

Zeker niet. Na dat eerste verhaal vond ik dat Wilfried nog niet dood mocht. Er moest nog van alles met hem gebeuren, maar nu is hij dood, en het is definitief afgelopen.

Je debuteerde pas laat. Je was veertig toen Boniface uitkwam.

Ik heb van alles gedaan : toneelspelen, tekenen, schilderen, beeldhouwen. Allemaal manieren om emoties te uiten : die van mezelf, of die van andere mensen. Het schrijven, het medium dat mij het beste ligt en waar ik het meeste plezier aan beleef, heb ik pas laat en toevallig ontdekt. Een leraar op school zei wel dat ik literair talent had, maar ja, hoe gaat dat. Het schrijven begon pas rond ’85. Mijn toenmalige vriend en ik hij was ook acteur vonden onze draai niet meer in het theater : er was niks, er kwamen geen goede aanbiedingen, en we bedachten om samen een stuk te schrijven. We schreven er een op basis van Ondine, een figuur uit De Kappelekensbaan van Louis Paul Boon. Wie kregen er zelfs een klein subsidieke voor. Daarna vroeg Mong Rosseel, van Vuile Mong en zijn Vieze Gasten, om iets voor kinderen te maken. Pas daarna, en dan zijn we al ’90, begon het schrijven van verhalen. Men vroeg mij om een sterk verhaal te vertellen, hier in Gent. Toen dacht ik : dat van de duivelsuitdrijving. Zo begon het.

Dat was Boniface, een autobiografisch verhaal, veronderstel ik.

Boniface, dat ook het eerste verhaal is in de bundel met dezelfde naam, gaat over een non op school die duivels uitdreef. Het is inderdaad allemaal echt gebeurd, maar ik heb het samengeperst in de tijd. Mijn andere verhalen zijn slechts in zeer geringe mate autobiografisch, in die zin dat het personages zijn die ik zelf ken of ken van horen zeggen, of een compilatie van verschillende karakters. Mijn moeder heeft me bijvoorbeeld allerlei verhalen over mensen uit het dorp verteld, en met die gegevens sla ik aan het fantaseren. Als ik te veel weet, staat dat mijn verbeelding in de weg. En een onderwerp dat te dicht bij mezelf ligt, belemmert mij bij het schrijven. Ik ben te beschroomd om mezelf ten tonele te voeren. Meer en meer begin ik mijn verhalen helemaal te verzinnen, zonder enige grond in mijn eigen ervaringen.

Je bent eigenlijk actrice. Heb je een theateropleiding gevolgd ?

Niet echt, toch niet op school. Ik heb regentaat gedaan. Onlangs kreeg ik plots een telefoontje met de vraag om weer zedenleer te geven. Ik viel echt uit de lucht. Het is van voor ’76 geleden dat ik voor de klas stond. ?Oei, oei, oei?, zei die madame, en het was niet meer nodig. Nee, het onderwijs, dat zag ik al lang niet meer zitten. Ik gaf vroeger zedenleer in het Bijzonder Onderwijs, of in de A4, bij van die mannen die niet kunnen lezen of schrijven. Wat een toestanden ik daar meemaakte : ze gingen elkaar te lijf met passers, ze keelden elkaar gewoon. Vreselijk, en je bent zelf pas 20 of 21 als je daarin terechtkomt. Toen ik uit het onderwijs stapte, wilde ik naar het conservatorium om een toneelopleiding te volgen, maar het kwam er niet van. Ik weet zo goed dat ik vóór ’76 lesgaf omdat ik in dat jaar een stagekaart kreeg. Dat was het jaar van het nieuwe theaterdecreet : als je 25 bent en je krijgt een jaarcontract bij een erkend gezelschap of je speelt er 50 stukken, dan kun je een stagekaart aanvragen. Krijg je daar vijf stempeltjes op, dan ben je beroeps. Zo werd ik actrice.

Sta je nog wel eens op de planken ?

Sinds ik schrijf, word ik niet meer gevraagd om te acteren. Ik ben nu schrijfster, hé. Voorlezen uit eigen werk doe ik wel, maar dat hoort bij het schrijven. Ze vragen mij wel eens om een toneelstuk voor hen te schrijven, maar dat moet er dan op een bepaald moment ook liggen, en zo werk ik niet.

Vind je het jammer om niet meer gevraagd te worden ?

Mmm. In het begin dacht ik : het hoeft niet meer. Nu zou ik het zonde vinden als het er nooit meer van kwam.

Tekenen en schilderen, komt dat er nog van ?

Ik heb vroeger sierkunsten gestudeerd, en nadat ik uit het onderwijs stapte, volgde ik twee jaar beeldhouwen als vrije leerling. Maar nu doe ik er niets meer aan : ’t is het ene of het andere.

Je evolueert meer en meer naar een voltijds schrijverschap ?

Voor zover je dat voltijds kunt noemen. Schrijven is geen nine to five job. Als de inspiratie er is, schrijf ik. En dat betekent dat ik meer niét schrijf dan wel. Het is zo onvoorspelbaar. Ik loop een tijd met een idee rond, en als ik er dan aan begin, komt het er in één keer uit. Ik kan niet lang stilzitten en nadenken. Gewoonlijk heb ik een enkel lijntje in mijn hoofd. Ik begin aan iets en weet nooit waar ik uitkom, al schrijvend beland ik totaal ergens anders. Daarin zit mijn schrijfplezier. Maar na ieder verhaal val ik in een zwart gat. Dan denk ik : het is op, alles wat ik wilde zeggen, is gezegd. In het begin was die onderhuidse angst veel sterker. Heel naïef dacht ik telkens opnieuw : dit is het allerbeste dat ik ooit schreef. En : als dit het was, wat dan ? Maar na een poos kwam er altijd wel iets nieuws. Als de inspiratie ooit opdroogt, hou ik er ook meteen mee op, ik ga mezelf geen geweld aandoen. Het plezier om dingen te formuleren, mag geen lijden worden. Ik beschouw schrijven ook niet als werken : ik moét niet, ik kán, en dat is heel comfortabel. Dat het dan nog geapprecieerd wordt, is aardig meegenomen. Ik kan me voorstellen dat het treurig is als een boek niet verkoopt, of als niemand ervan opkijkt.

Heb je al wat nieuws klaar ?

Ja, maar het wordt pas veel later gepubliceerd, en het is natuurlijk nog veel beter dan het vorige. (Lacht.) Een lang en mooi verhaal, meer op de psychiatrische toer. Een meisje is smoorverliefd op een artiest, ze wil met hem gaan samenwonen, en hij wordt gek. Dat komt in de beste families voor, nietwaar. Het verhaal is af, maar ik denk dat er nog een stuk bijkomt. Een tweede verhaal, of misschien brei ik er gewoon een vervolg aan. Dat weet ik nog niet. Voorlopig heb ik het opzijgelegd. Het thema is vrij deprimerend, ik wil eerst weer een tijdje kinderen aan het woord laten.

Het valt me op dat Louis Paul Boon de inspiratie leverde voor je eerste toneelstuk. Je bent vaak door recensenten met hem vergeleken.

Pfff. Laat ze maar zeggen. Trouwens : nu valt het woord Boon minder vaak. Dat is altijd zo. In een eerste boek word je vergeleken met een illustere voorganger. Een tweede boek vergelijken ze met het eerste, en meestal draait dat negatief uit. Dat was bij mij gelukkig niet het geval.

Je werd zelfs genomineerd voor de AKO-literatuurprijs van ’95, en meteen behoor je tot het kruim van de Nederlandse literatuur. Kwam dat niet totaal uit de lucht gevallen ?

Ik zal goed geweest zijn, zeker. (Lacht hard.) Connie Palmen kreeg de prijs, maar het was in ieder geval een grote eer om samen met haar en Van derHeijden genomineerd te worden. En het scheelt een stuk in de verkoop : in Nederland is Elizabeth enorm goed verkocht.

Wat wil dat zeggen, enorm ?

Goh… 10.000 exemplaren. Van Boniface zijn er 6000 verkocht, hoofdzakelijk in Vlaanderen.

En je toneelstukken ?

In De meisjeskamer heb ik zelf nog gespeeld, en dat was heel leuk om te doen. Mijn toneelstuk Het moederskind kwam uit op hetzelfde moment uit als Elizabeth. Het viel volledig tussen de plooien, niemand besteedde er aandacht aan. Nu is er in Nederland toch belangstelling voor : een theatergezelschap overweegt om het op de planken te brengen.

Heb je nu veel contact met andere auteurs ?

Heel weinig. Wel met Kristien Hemmerechts. De reeks Geletterde Mensen deden we met zijn drieën : Kristien, Leo Pleysier en ik. Dat was echt plezierig. Zestien of zeventien voorstellingen samen, op twee maanden tijd. Dan leer je iemand echt kennen. En die tournee in Zuid-Afrika. Dat land had een gezelschap van vijf Vlaamse en vijf Nederlandse schrijvers uitgenodigd om lezingen te houden. Het was puur toeval dat ik erbij was, en ik wist het pas drie weken van tevoren. De barones, hoe heet ze, Monika Van Paemel, kon ineens niet meer mee, en daardoor kwam er een plaatsje vrij voor mij. Dat vond ik een wreed goed idee. Het was zeer interessant, een schitterende ervaring en zeer imponerend. Eddy Van Vliet heeft er niet veel aan gehad, hij heeft er bijna twee weken in bed gelegen met griep en heimwee.

Zijn er mensen naar wie je erg opkijkt ?

Niet echt. Dat is voorbij. Er zijn mensen van wie ik bijvoorbeeld vind dat ze ontzettend goed schrijven, en dat ik wilde dat ik het zelf zo kon. Maar bewonderen, nee. Vroeger keek ik erg op naar Elvis Presley. Maar die adoratie eindigde op de dag dat Elvis trouwde met Priscilla en niet met mij. Vanaf die dag is mijn bewondering voor gelijk welke mens over.

De meeste mensen kiezen wat ze gaan doen op hun achttiende en ze blijven daar hun hele leven bij. Jij bent enkele keren van richting veranderd. Dat moet je maar durven.

Ach, ik heb altijd de dingen genomen zoals ze kwamen : je moet niet proberen greep op het leven te hebben, maar laten komen wat komt. En dat heeft te maken met durven loslaten. Ik had altijd de nooddruft om te worstelen met materie : met klei, met potlood en papier, met verf… En toch was ik nooit echt tevreden met wat ik deed, ik vond mezelf niet goed genoeg. Dat is nu voorbij, en dat is vooral goed voor mezelf, zeer bevrijdend.

De verkoop van je boeken is niet onaardig. Maar het is zeker geen vetpot. Daar kun je toch niet van leven ?

Nee. Ik stempel. Van schrijven word je niet rijk, en dat is ook niet de bedoeling : ik doe het gewoon voor mijn plezier. Zijn er inkomsten van mijn boeken, dan ben ik enkele maanden uit de werkloosheid. Als actrice stempelde ik ook tussen verschillende opdrachten in. Elke acteur die freelance is, kan niet anders. Het zit in het systeem ingebakken : tijdens een repetitieperiode blijf je stempelen. Maar ik ben heel tevreden met de situatie zoals ze is. Ik ben mijn eigen baas, ik heb altijd mijn zin gedaan… Ik heb mijn huisje, en binnenkort koop ik hierachter nog een lapje grond zodat ik ook een echte tuin heb. Ik ben gelukkig met een sober leven.

Geboeid door liefde, uitgegeven bij Icarus, 80 blz. 395 fr.

Vroeger keek ik erg op naar Elvis Presley. Maar die adoratie eindigde op de dag dat hij trouwde met Priscilla en niet met mij.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content