Je hebt van die periodes waarin je blij bent dat je een geest hebt, omdat de materie je op allerlei manieren in de steek laat. Het begint met een kapotte alternator in je auto. Nu is er weinig minder sexy dan een alternator, vooral als die het laat afweten na een tête-à-tête op zaterdagavond. Wegenwacht gebeld, auto weggetakeld. Vervangwagen onder de kont geschoven. De daaropvolgende dagen verplaats ik mij in een kleine Koreaan in een kleur die als battleship grey kan worden omschreven. Alleen de kanonnen ontbreken, terwijl juist die van pas zouden komen op de snelweg ter hoogte van Evere. Het blijft helaas niet bij die alternator. Ik weet niet hoe dat bij u gaat, maar bij mij komen defecten in serie. Een hele tijd blijft alles om mij heen min of meer flawless functioneren. Dan opeens breekt een periode aan waarin machines en gebruiksvoorwerpen er collectief de brui aan geven. Van ritssluitingen tot slazwierders : ze spannen samen met als doel je het leven zuur te maken.

Het volgende dat aan de beurt komt, is mijn telefoon, die een salto mortale maakt naar de troebele diepten van de wc-pot. De frivoliteit van zo’n val is verbazend ; zo’n ding maakt dan eerst een gek sprongetje waardoor het even – een oogwenk, een ondeelbare fractie van een seconde – lijkt of het toch niet, maar dan toch wel in het water duikelt. Héh-hèh ! De begeleidende lach is die van Nelson uit The Simpsons. Het helpt als je dan – nerd in ’t diepst van je gedachten – over het juiste schroevendraaiertje beschikt om zo’n toestel te openen en met een strook keukenpapier uit te drogen. Een nacht in spagaat op de chauffage. De volgende ochtend werkt alles weer min of meer zoals tevoren. Het toestel wordt mij nog dierbaarder, zoals de schaarse dingen die je trouw blijven in bange dagen. Ik voel respect voor alles wat onderdompeling overleeft, alsook liefdesverdriet, lange winters en roodvonk.

Vervolgens proberen mij beurtelings in de steek te laten : de broodrooster, de parlofoon en het gewricht van mijn schouder. Dat vind ik zo erg niet nu mijn telefoon uit de dood is verrezen en ik weer kan chatten met vrienden overal ter wereld. Via Messenger bijvoorbeeld, een stukje software dat onromantisch een cross-platform mobiele berichtenapp genoemd wordt. Dat is even fantasieloos als zou je, zoals Wikipedia, de vagina omschrijven als ‘het inwendige deel dat bij vrouwelijke dieren (waaronder de mens) de baarmoeder verbindt met de buitenkant van het lichaam’. Evenals de vagina is Messenger spannender dan je kunt afleiden uit zulk een droge omschrijving. Messenger is opwindend als de ochtend van een lentedag, als lucht die zindert boven de daken. Zolang de mens bestaat, heeft hij de behoefte gevoeld het contact tussen de geslachten te vergemakkelijken. De chat-app is daarin the next level. Het volstaat iemand te befrienden om een paringsdans in te leiden van emoji’s en grapjes, van broekzak naar hart en vice versa, zonder gevaar een blauwtje te lopen of op je bek te gaan.

Op terrassen en op de werkvloer : overal kan de aandachtige waarnemer – ping ! – tegenwoordig het opgewekte geluidje opvangen van dit elektronische, draagbare Temptation Island. Het klinkt als een vrolijk geval van glasschade. De ontvanger neemt nieuwsgierig zijn of haar toestel, leest het bericht en glimlacht niet zelden verzaligd. De chat-app doorbreekt de sleur van de dag en doet het hart van miljoenen mensen huppelen. Dat hij ook relaties breekt, is collateral damage van Disney-fantasieën over ridders op het witte paard, en jonkvrouwen met haren waarlangs naar torenkamers kan worden geklommen.

Ik zou het wel boeiend vinden om in de centrale, als zoiets bestaat, al die boodschappen en hartstochten gedurende een uur of zo over schermen te zien rollen.

jp.mulders@skynet.be

JEAN-PAUL MULDERS

Ik weet niet hoe dat bij u gaat, maar bij mij komen defecten in serie

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content