Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Wie houdt van stilte en natuur, zal ongetwijfeld wel varen bij een zeilvakantie. Of je het wijde zeegat kiest met of zonder assistentie van een bemanning, je komt als een gelouterd mens terug.

Tekst en foto’s Pierre Darge

Twee dagen nadat de 15 moedigen van de Vendée globe in Les Sables d’Olonne de zeilen hebben gehesen voor hun solotocht rond de wereld, loop ik bij het ochtendgloren door Oysterpond, de beschermde baai van Sint Maarten, op de Nederlandse Antillen, waar tientallen boten liggen aangemeerd. Het enige geluid komt van het tuig van de zowat 50 aangemeerde zeiljachten. Daartussen, duidelijk herkenbaar aan zijn grote mast, de Maroussia, de 62-voeter waarop ik vijf dagen lang te gast ben.

Sinds ik twee jaar geleden een deel van de Caraïben bezeilde, liet de aantrekkingskracht van een tocht die door de wind wordt beheerst, me niet meer los. Al zorgden de klassieke praktische bezwaren die tussen droom en werkelijkheid staan voor de nodige vertragingen en kwam van de geplande zeillessen niets in huis.

Tweeënzestig voet, zeg maar 20 meter, is een meer dan behoorlijke lengte voor een zeilschip, en aan boord van de Maroussia is zowat alle comfort aanwezig, inclusief vijf met hout bezette cabines en een salon van een grootte die men niet meteen met een zeilboot associeert. Maar eigenlijk is dat bijzaak, omdat ik toch verkies om aan dek te slapen. Omdat zeilen alles te maken heeft met ademen, met het opsnuiven van de wind en met het ruiken van de zee. Met kijken naar het water ook. Geen enkel vertier kan tegen die eenvoudige charme op.

Voor we de zeilen hijsen, heb ik een rondje in de marina gemaakt en geluisterd naar mensen en hun verhalen, onder meer over de onbetamelijke krachten van Louise, die een paar maanden geleden de eilanden danig heeft geteisterd en vele boten een voortijdig einde heeft bezorgd. Een vrouw die volhoudt dat de wedden hier bijlange na niet dezelfde zijn als in Parijs, zegt dat ze voor niets de qualité de la vie zou willen ruilen. ?In Parijs wordt hard gewerkt, maar er wordt ook veel afgegeven aan de staat. Het houdt nooit op, je kan niets anders dan meedraaien op het helse ritme. Iedereen heeft schulden, de criminaliteit blijft maar stijgen. Daarom verkies ik deze stek, met de mensen die van de zee houden, nee niet de snobs. Les gens de la mer sont différents. Ze hoeven niet zo nodig hun lichaam aan de zon bloot te stellen en daarna met hun gebronsde torso te paraderen.?

We zijn met zijn zevenen : Gildas, een Bretoen die met de zee ademt en als skipper over het welzijn van Maroussia waakt, zijn vrouw Sylvia die nauwelijks voeling heeft met de getijden maar die een kraan is in de keuken, Alain die alle zeeën bevaren heeft, nu voor een bestaan dichtbij huis gekozen heeft maar die pakken zeilervaring bezit. En wij, vier gasten met veel enthousiasme en weinig ervaring die al verrukt zijn over de uitdrukkingen en woorden die we de eerste dag opsteken : loefgierig, afvallen, overstag gaan. Onszelf wijsmaken dat we misschien van een heel klein beetje nut kunnen zijn en aandachtig luisteren naar de uitleg over het doel van deze oefening : de wind in het grootzeil en in de genua vangen zodat hij ons, samen toch goed voor 32 ton gewicht, daarheen brengt waar we vanavond wezen willen.

Een uur nadat we gebogen over de kaartentafel hebben gestaan om uit te stippelen welke koers de beste was om Saint-Barthélemy te bereiken, snappen we al waarom het grootzeil elektrisch kan worden gehesen. Dat vonden we niet echt sportief, en daarom hadden we voorgesteld het manueel te proberen zoals men dat potige jongens in films ziet doen. Om kort te gaan : het grootzeil is te zwaar voor onze ongeoefende spieren, het laatste stukje hijsen hebben we aan de elektrische energie gelaten, terwijl we stonden uit te hijgen en onze gedachten uitgingen naar stoere driemasters en het onmetelijke zeiloppervlak van die oude tuigen.

De voorbije twee jaar heb ik vaak geprobeerd uit te leggen wat zeilen zo aantrekkelijk maakt. Het preciese antwoord heb ik nooit gevonden. Alleen vage omschrijvingen : de eerlijke strijd met de elementen, het rustgevende van de golven, de relatieve eenzaamheid…

Nu staat er behoorlijk wat wind, en daardoor duiken we meteen in woelige waters, zetten ons schrap om niet in zee te schuiven, genieten van de capriolen die Maroussia maakt. Al vallen vrijwel meteen ook de eerste slachtoffers : twee van de gasten buigen zich meteen over de vrije emmer die ze tussen de knieën gekneld houden en proberen hem te vullen met wat rest van het ontbijt. Twee uur later leggen we voor de lunch aan voor een onbewoond eiland. Nu weet ik het weer : ik ben hier voor een paar dagen vertraagd ritme, voor de eenvoud van maaltijden buiten, voor de zon op het achterdek, de koelte onder het zeil, de afwezigheid van bijna alle geluid.

’s Avonds slenter ik door Saint-Barth, waar veel te veel volk is, en te veel lawaai, en de verkeersdrukte die men er niet verwacht. Ik snap weer waarom zeilers niet over zee gaan om een plek aan land te bereiken, de wal is nooit het einddoel van de oefening, de reis is het doel op zich, het onderweg zijn boeit, nooit het aanleggen.

Nog voor we Saint-Barthélemy hebben bereikt, hoor ik van Alain het verhaal van Bernard Moitessier die 28 jaar geleden bij de eerste wedstrijd solozeilen om de wereld, in het zuiden van de Atlantische Oceaan, in het zicht van de meet dus, en terwijl hij aan de leiding lag, niet verder naar het noorden voer maar voor een oostwaartse koers koos, nog een halve wereld bezeilde en dan in Tahiti aanlegde, waar hij de rest van zijn dagen sleet.

In de haven van Gustavia, tegenover de winkel van Cartier, breng ik de eerste nacht door op het dek van de Maroussia. Beneden in de kajuit is het warm, boven heerst koelte, en een gevoel van vrijheid dat me veel liever is dan het gepolijste hout. Bij het krieken van de dag zit ik rechtop in ?bed?, maak het ontwaken van de dag mee, de eerste geluiden, de taxi’s die zich in slagorde in de haven opstellen. Tegen tienen varen we voor de wind naar Tintamarre, een klein onbewoond eiland waar ik op zoek ga naar een Amerikaan die er een tijdje met zijn vrouw heeft geleefd tot zij genoeg kreeg van de eenzaamheid en vertrok. Nu blijkt ook de man spoorloos, op het eiland lopen alleen nog een paar kippen, zijn hutje is door Louise omvergeblazen, alleen een paar betonnen fundamenten en een nagenoeg intacte wc-pot getuigen van enige menselijke aanwezigheid. Voor de kust liggen twee catamarans voor anker, op het strand lopen een paar naturisten.

Elke dag leren we bij, wordt iets meer duidelijk van de wetten die op zee heersen, van de vele knepen om het laatste restje wind in de zeilen te vangen, het perfecte evenwicht te zoeken tussen snelheid en richting. Maar het weer is ook grillig en de volgende nacht zit ik uren rechtop op het dek, terwijl wind en regen sleuren aan de boot, waarvan de achtersteven soms een boog van 180 graden beschrijft. Elk ogenblik verwacht ik dat Maroussia op hol slaat, en met die angst ben ik niet alleen. ’s Anderendaags beschrijft Alain hoe hij beneden alle kuren van de wind heeft gevolgd, half wakker, half slapend, en klaar om in te grijpen.

De mooiste momenten breng ik aan het roer door, als er een stevige bries staat en we aan de wind varen, wanneer Maroussia zich op haar zij legt zodat het water over het dek roffelt en er kantjes van wit schuim ontstaan. Als ze haar eigen weg wil gaan, eerst weerstand biedt en zich dan overgeeft, gedreven door de wind, in toom gehouden door de zeilen en het roer. Terwijl ik me blijf verbazen over de sierlijkheid en de snelheid waarmee een jongedame van 32 ton door het water glijdt.

Als we aanleggen praat ik wat graag met Gildas die vijf jaar lang nieuwe, in Europa gebouwde schepen naar hun eigenaar in de Caraïben heeft gebracht, een trip van pakweg 33 dagen.

?Je bent dan alleen met zijn twee, soms met een paar extra vrienden en dat is het allermooiste wat ik tot hiertoe meegemaakt heb. Alleen op de grote zee, onder zeil. Je zit als nietig mens op de grote oceaan, ontmoet voorbij de Canarische eilanden misschien drie, vier andere schepen. En ondertussen wordt er gevochten in de Golf, blazen terroristen halve straten op, voltrekken hele drama’s zich in de wereld. En het raakt je eigenlijk steeds minder. On prend plus de recul à beaucoup de choses.? Dan droomt hij weer weg en zegt : ?Mijn vader is vijf jaar geleden met zijn boot van 10 meter naar Madagascar gevaren en zit daar sindsdien, terwijl mijn moeder in Libanon leeft.? En na weer een pauze ontvouwt hij zijn plannen voor verdere studies aan de zeevaartschool.

Het is vrijdagavond en we zijn onderweg van Dog Island naar Grande Case, op Sint Maarten, de ondergaande zon aan stuurboord, terwijl wolken zich opstapelen aan de horizon. Over een uur is het donker, Alain staat aan het roer, de rest van het gezelschap heeft zich over het dek verspreid en heeft een goed zittend plekje gezocht om alleen en stil te zijn. Er worden een paar sigaretten gerookt, ik heb de lectuur van Un homme libre van Olivier de Kersauson bijna beëindigd en geniet nu volop van de vaart. Niemand heeft behoefte aan praten. Ik denk aan andere, vredige tijden en mensen die ik onderweg heb ontmoet. De rust wordt alleen onderbroken door de vangst van een lange, smalle, gestreepte barracuda die we snel weer in het water laten omdat vele vissen besmet zijn, en daardoor ongeschikt voor consumptie.

Gisteren heb ik aan boord van de Sea Witch, een 32-voeter die met gebroken mast voor anker lag in Anguilla, een praatje gemaakt met Jean-Pierre en zijn vrouw. Op het achterdek hebben we samen een kop koffie gedronken, die de kleine Titouan voor ons heeft gezet. De lage kajuit lag er donker en rommelig bij, het bovendek leek meer een werkplaats. Jean-Pierre is steenkapper en heeft gebouwen gerestaureerd maar kocht 2,5 maanden geleden deze boot toen hij met een reder wrakken van de cycloon ging ophalen. Hij zit er ongeschoren bij en rolt een sigaretje. ?De boot was eigenlijk best te herstellen, dat had ik meteen gezien, en het water was niet in het interieur binnengedrongen. De meeste gaten zijn inmiddels gestopt, achteraan heb ik het schip wat verlengd. Ik weet niet hoelang ik nog werk heb, maar binnenkort zeilen we hier weg.? Hij glimlacht zwakjes, de koffie is op, Alain komt langs om me op te halen en ik weet niet of ik het trio moet benijden.

?Het vervolg valt niet te voorspellen?, zegt Alain. ?Vooral in Frankrijk hebben de tochten van Moitessier en anderen veel enthousiasme losgemaakt en dat heeft geleid tot een rage van zeilers die denken dat ze rond de wereld kunnen varen. Velen gaan daar erg onvoorbereid op af, maken bij de Canarische eilanden rechtsomkeer nadat ze op tijd hebben vastgesteld dat een leven op zee toch niet voor hen is weggelegd. Ze verkopen al snel hun boot, maar vaak hebben ze veel bruggen achter zich verbrand. Erger is het gesteld met diegenen die niet kunnen toegeven dat ze zichzelf hebben overschat. Weer een ander soort bouwt thuis in een garage zelf een boot, een proces dat soms jaren aansleept en waarbij de bouw misschien belangrijker wordt dan het uitvaren…?

In elke haven van betekenis liggen wel een paar tour-du-mondistes, die op kleine scheepjes, uitgerust met een windmolentje voor de energievoorziening, het lot proberen te tarten. ?Ik neem mijn hoed af voor die mensen, respecteer ze, schat hun inspanning vele keren hoger in dan die van jongeren die pas zijn afgestudeerd en dan met hun handje klaar staan, wachtend op een aalmoes van de staat. En intussen maar uit de nek kletsen over vrijheid.?

Het is zaterdag, het avontuur loopt op zijn eind. In de baai van Grande Case beleef ik de dageraad, liggend op het dek, zacht wiegend, met het rollen van de branding op de achtergrond. Voor het eerst deze week heeft het ’s nachts niet geregend en heb ik rustig kunnen doorslapen. Aan bakboord dobbert de Lady Agnes, een tweemaster onder Franse vlag, en een eindje verderop maakt de bemanning van de Canadese tweemaster zich klaar om het anker te lichten. Aan boord van een International 504 van Moorings, een elegante 50-voeter die langszij ligt, herken ik een gebruinde, sportieve veertiger en een frêle, blonde vrouw die een dag eerder ook in onze buurt het anker hadden uitgeworpen. Even steken we gedrieën de hand op, onbekenden, die onbekend zullen blijven. Gisteravond hebben we bij wijze van afscheid twee flessen champagne ontkurkt, lamsbout gegeten, later afgerond met chocolademousse. Een mooie afsluiter voor een dag met prettig veel wind, waarmee we een snelheid van misschien 8 knopen haalden. In de voormiddag, gewapend met een zwemvest, heb ik vanuit de dinghy foto’s gemaakt, terwijl de Maroussia met behendige hand geleid door Gildas telkens weer rondjes draaide rakelings langs ons bootje. Een adembenemend gezicht van elegantie en stoere kracht, in een spoor van schuim, soms bedreigend, vaker imponerend.

Gildas zet de ontbijttafel klaar, stil en efficiënt, zoals zijn manoeuvres onderweg. De Bretoen wacht nooit op de problemen, maar is ze telkens voor, zeilt erlangs. Sylvia zegt zo mogelijk nog minder, kijkt alleen stuurs als het eten klaar is en we nog net niet hebben aangelegd, zodat haar kookkunst door onze slechte timing bedroven dreigt te worden.

Toen ik gisteren naar haar ervaringen met dit leven informeerde, keek ze even op en antwoordde toen heel gedecideerd : ?Il y en a qui subissent la vie. Nous au moins, on ne la subit pas.?

De Maroussia onder zeil : ik blijf me verbazen over de sierlijkheid en snelheid waarmee deze jongedame van 32 ton door de golven glijdt.

Zicht op zee vanaf de ontbijttafel : een nooit vervelend spektakel.

Voor anker voor de kust van Anguilla proeven we van een onaardse rust. ’s Morgens wordt volgens aloude traditie de koers uitgezet met passer en kaart.

Even aan wal : strandcafé op Anguilla.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content