Stress ligt op mijn schouders want ik moet mijn Facebookaccount nog aanpassen en iets grappigs verzinnen voor op Twitter, dat is een hele job, 24/7 de werkzaamheden aan het viaduct van Vilvoorde en andere grijze naargeestigheden vangen in kwinkslagen van 140 tekens. Het zou belangwekkend zijn te weten hoeveel nuttige uren daarin kruipen, samengeteld over de hele wereld, maar wij doen dat graag en gretig want onstilbaar is onze drang ons tegen elkaar aan te schurken. Van de postkoets en het vliegtuig tot de sms en de tweet : bijna alle uitvindingen zijn erop gericht de wereld kleiner te maken en met de rest van de mensheid in verbinding te komen. Alsof wij één wereldomvattend organisme zijn dat per ongeluk over zeven miljard eenzame lichamen versplinterd is geraakt en nu kost wat kost weer wil samensmelten.

Zelf ben ik niet meer zo’n gulzige afnemer van de sociale media. Dat komt doordat ik lang geleden, in de tijd toen banken en politici nog betrouwbaar leken, verslaafd ben geweest aan wat de oermoeder van de sociale media kan worden genoemd, te weten chatten via internet ofte IRC. Dagen, nachten, weken, ja een hele taartpunt van mijn toen nog zo korte leven heb ik op die chatkanalen doorgebracht, omstuwd door domme bots, machtswellustige ops en zelfs een engerd die – zo herinner ik mij – altoos koekjes aan iedereen uitdeelde. Nu eens ouwehoerde ik tot een stuk in de nacht met een jongedame uit Indonesië van wie ik tegen het ochtendgloren door een hevig onweer werd gescheiden, even abrupt als we kennis hadden gemaakt. Dan weer datete ik met wildvreemde vrouwen die nick- names droegen als Nachtschade en Blackeyedbaby, maar steevast bloedeloos bleken of nymfomaan.

Wie in die tijd zo vaak online vertoefde, werd als een gek op een heuvel behandeld en niet als de bevlogen profeet van de sociale media die hij tegenwoordig zou zijn. Ik was door die nieuwe communicatievorm niettemin zo betoverd dat ik om vijf uur ’s avonds na mijn werk vlug wat inkopen ging doen om mij daarna op dat chatten te storten, met hart en ziel en nog wat duisterder lichaamsdelen. Rond twee uur ’s nachts trof ik dan mijn zak met etenswaren aan op tafel, de ijspralines uitgelopen in een vieze tong van gesmolten roomijs en chocolade. Noodgedwongen en met bloeddoorlopen ogen ging ik slapen.

Een en ander heeft ertoe geleid dat ik tot vandaag een afkeer heb van nutteloos getsjilp, getoeter en gebazel, alsook van het melden aan de wereldbevolking dat ik een eitje in de pan ga slaan. Als reactie op die indigestie ben ik terug van de zachtmoedige glans van papier gaan houden en kan ik de afwezigheid van interactie als een ontzaglijke verademing beschouwen, alsook het doorbladeren van boeken met titels als Krachtplaatsen en Leylijnen in Vlaanderen. Van de weeromstuit bak ik brood, maal ik bonen, leer ik de els van de beuk onderscheiden en herwin ik de kunst bloedmooie ampersands te tekenen. Met verstomming kijk ik naar de witte buikjes van de zwaluwen die dit jaar uitbundig aan mijn raam voorbijsuizen, testpiloten en luchtacrobaten, zelf nog zichtbaar onder de indruk van hun pas verworven vliegkunst.

Intussen vind ik het grappig om anderen zo frenetiek bezig te zien, elke generatie heeft recht op haar eigen indigestie en soms eet ik met graagte een borrelhap mee. Ik like dan iets of laat een tweetje de wereld infladderen, maar zuinig, zo zuinig. Ik heb maat leren houden. De dagen van de bloeddoorlopenheid zijn voorbij en mijn hart klopt tegenwoordig sneller van een dapper tikkende handopwinder dan van Foursquare of Flickr.

Steeds liever loop ik onthecht en offline door de straten, in de publieke ruimte – zoals ik het onlangs zag omschreven door iemand met gevoel voor ambtelijkheid. Ook in dat echte, vleselijke leven kom je trouwens een keur aan opmerkelijke tweets en statuslijnen tegen :

“Ons kindje is uitgerekend voor 9 oktober” (gehoord van een collega, je wordt al becijferd en je bent nog geeneens geboren).

“Afhankelijk van je anatomie moet je kiezen : of je toont je kont, of je toont je tieten maar nooit allebei – dat weet toch iedereen ?” (afgeluisterd op de trein, twee vriendinnen die over de kleren van een derde praten).

“Wij blijven Belgen, eendrachtig in herinnering aan Z.M. Koning Boudewijn” (gezien aan het raam van een armoedig huisje. Geen idee waarom de bewoners zo verknocht zijn aan gekroonde hoofden).

jp.mulders@skynet.be

Jean-Paul Mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content