Mijn vriendin in hetzelfde vliegtuig zien opstijgen als Daan, jawel dé Daan, de zanger : het is weer eens iets anders in het aanbod van toeval en merkwaardige samenlopen van omstandigheden. Op mijn smartphone kan ik volgen hoe hun Airbus A320 een bocht maakt rond de plantentuin van Meise, om vervolgens het ruime zwerk te kiezen richting Lissabon. Tegen dat ik de Brusselse ring heb bereikt, vliegen zij al boven Parijs, op een hoogte van tienduizend driehonderd-en-oneffen meters.

Ik blijf achter bij de koeien in de polders, bij een hond die naar mij kijkt als was ik de Messias. Soms legt deze hond zijn kop op mijn schoot zonder iets te zeggen, wat normaal schijnt te zijn, want de hond moet nog worden geboren die het woord tot je richt in jambische versvoeten. Toch voel ik mij soms onbehaaglijk bij zijn stilzwijgen, het lijkt alsof hij van mij iets verwacht. Een oplossing voor het klimaatprobleem bijvoorbeeld, of het antwoord op de vraag of Allah echt bestaat en groot is.

Voorts nog voorradig op het platteland, aan fauna in hondswarme dagen : een ontzagwekkende hoeveelheid vliegen die nergens voor terugdeinzen. Ik tref hun excrementen aan op mijn gelikte laptop, een clash tussen de wereld van de cloud en die van de mesthoop. Het is geleden van mijn prille jeugd dat ik de kans kreeg het verschijnsel vlieg zo uitvoerig te bestuderen. Hoe nijver zij haar pootjes tegen elkaar wrijft, hoofs buigend met haar kopje, als een wezen dat gedoemd is poetsend zijn dagen te slijten en toch als het vuil van de straat te worden bekeken.

De truc is iets te hoog te grijpen en snel te zijn maar weinig lucht te verplaatsen, en vervolgens aan de verlokking te weerstaan om in je eigen vuist te kijken. Als jongen stopte ik aldus gevangen vliegen in de diepvries, om mij erover te verbazen dat ze na ontdooiing niet opnieuw in beweging kwamen. Het was die geweldige tijd in een mensenleven waarin je nog denkt dat je in je eentje tot grote ontdekkingen zult komen, als amateur-uitvinder en cryonist van de achterkeuken. Soms ook rukte ik vliegen rats de vleugels uit, los van wetenschappelijke overwegingen, en liet ze vreugdeloos de vrije loop tot ik zin kreeg er met een elastiekje naar te mikken. De eerste almacht die een mens ervaart, betreft insecten. De kunst bestaat erin die wreedheid later niet uit te breiden naar zoogdieren, huisgenoten, ondergeschikten.

Tegenwoordig spring ik minder nonchalant met levens om en zet, als dat even kan, mijn plompe poten nààst torren, trilspinnen en kevers. Het geeft mij een bevrijd gevoel ze ongestoord te laten voortkruipen, hoe onbeduidend ze ook zijn in onze mensenogen. Een moeilijk geval was de vlinder die ik onlangs tegenkwam op de plavuizen. Hij had fraaie, paars-gele kokardes op de vleugels; de natuur weet dat schoonheid vaak schuilt in contrasten. Hij fladderde nog een beetje, tegen beter weten in, want uit zijn achterlijf stulpte een streep ingewanden. Ik aarzelde, zette de voet weer neer die ik al had opgeheven. Iets weerhield mij om die schoonheid kapot te trappen, terwijl het ook niet fair was dat het beest moest blijven zieltogen omdat het mooi was. Ik voelde mij laf en keerde terug op mijn schreden, om deze vlinder te bevrijden van de ontoereikendheid van de materie.

Het was een dagpauwoog, vernam ik later, en dat de vlinderpopulatie in vrije val is in Europa. Er zijn er maar half zoveel meer als in 1990, in onze pop-upwereld is geen plaats voor het oranjetipje en het tijmblauwtje. Mijn ongenoegen daarover werd gelukkig gecounterd door vreugdevoller items in de onophoudelijke nieuwsstroom. Koning Filip ging met vakantie, en het wikkeldeken (met vogelpatroon) waarin prins George naar huis werd gebracht, was in een mum van tijd in heel Groot-Brittannië uitverkocht.

JP.MULDERS@SKYNET.BE

JEAN-PAUL MULDERS

“De eerste almacht die een mens ervaart, betreft insecten. De kunst bestaat erin die wreedheid later niet uit te breiden naar zoogdieren, huisgenoten, ondergeschikten”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content