Vroeger zaten ze achterop, hun armen stevig om zijn middel, hun hoofd knus tegen zijn leren rug. Nu willen steeds meer vrouwen hun eigen bolide besturen. Wat hen drijft? “Als het vizier van mijn helm dichtklapt, ben ik alleen met mezelf en mijn machine.”

Linda Asselbergs / Foto’s Philippe Mathys

Zelf heb ik het op de motor nooit verder gebracht dan een hoopje ballast. Gewillige ballast, want niet tegenwerkend in de bochten. En met een onbegrensd vertrouwen in de bestuurder, die in ruil voor zoveel onkarakteristieke meegaandheid galant riooldeksels en de talrijke aberraties van het Belgische wegdek probeert te vermijden. Met het gevolg dat de duorijdster onderweg geregeld een dutje doet, slechts onderbroken door het onzacht tegen elkaar botsen van twee helmen bij een stoplicht. Echte bikesters halen hun neus op voor zo’n knikkebollende accessoire op de duozit. Waarom je lamme achterste ongemakkelijk op die paar vierkante centimeter similileer proppen en je passief laten meevoeren als je zelf stoer in het zadel kunt zitten, zelf kunt optrekken en in perfecte lijn een bocht ingaan. Voor de kick, het gevoel van controle, de bewonderende blikken als de helm afgaat en de lokken losgeschud worden.

Voorlopig zijn ze nog veeleer schaars, de gemotoriseerde amazones. Volgens An Martens, jonge motorfanate en auteur van een licentiaatsverhandeling communicatiewetenschappen over motorcultuur in Vlaanderen, zijn vrouwen maar goed voor drie tot vijf procent van het totale motorenbestand. Sterker nog, van de drieduizend leden van de Belgische Motorrijdersbond is niet eens één procent vrouw. Wat niet wegneemt dat de meeste motormerken op de groeiende trend inhaken en met een ‘vrouwenmodel’ op de markt komen. Nee, niet in shocking pink of met andere ‘vrouwelijke’ accenten, dat vinden de meeste motorrijdsters ronduit beledigend. Wél met een verlaagd zadel. Vrouwen mogen dan wel steeds langer worden, niet iedereen heeft de stelten van een catwalkmodel.

Waarom toch almaar meer dames het stuur in eigen handen nemen? Allemaal de schuld van de emancipatie, meneer. Vrouwen verdienen meer geld en beslissen zelf hoe ze het besteden. Niet onbelangrijk, als je weet dat een motor snel tien- tot twintigduizend euro kost. Dan hebben we het niet over een tam lichtgewicht, maar over een kanon van 750 cc of meer. Geen probleem, aangezien de motoren almaar lichter en handzamer worden. En de vrouwen almaar dynamischer en onafhankelijker. Wedstrijden als de Trophy girl oogsten maar weinig succes. Liever dan zich voor een typische vrouwenwedstrijd in te schrijven, nemen motorrijdsters deel aan wedstrijden verspreid over alle klassementen. In haar scriptie haalt An Martens het voorbeeld aan van de 23-jarige Duitse Katia Poensgen, die op het Europees Kampioenschap de hoogste onderscheiding in de categorie ‘supermotard’ haalde. Zelfs de zeldzame macho’s die vrouwen als indringsters in een tot voor kort exclusieve mannenwereld beschouwen, moeten toegeven dat de bikebabes die nu rijden, het écht kunnen.

An Martens (24, licentiate communicatiewetenschappen)

“Ik rijd met een R 1100 S, het type waarmee BMW tegenwoordig de cup rijdt op circuit. Dat zijn een hoop pk’s en ja, natuurlijk trek je dat wel eens open om te zien wat erin zit. Maar daarin schuilt voor mij niet de kick van het motorrijden. Nee, de échte sensatie, dat is de concentratie, het volledig opgaan in het rijden, een gevoel dat ik moeilijk kan beschrijven. Je pak aantrekken, je helm opzetten, het begint al als een soort ritueel. De klep gaat dicht en dan ben je alleen met jezelf en je machine. Bij autorijden gaat alles zo’n beetje aan je voorbij, alsof je thuis voor de televisie zit. Op de motor zit je midden in het gebeuren, je bolt met je machine over de weg zoals een schrijver met een pen over een blad papier glijdt. Dat is ongelooflijk veel intenser en toch kun je je gedachten de vrije loop laten. Eventjes ben je alle shit kwijt… Mooi bochtenwerk, dingen die je nooit eerder gelukt waren, daarvan kom je met heel veel energie terug, een beetje euforisch bijna.”

“Van jongs af was ik omringd door mannen in leren pakken, daar ben ik dan ook heel gevoelig voor. Mijn vader heeft altijd met motoren gereden en mijn pleegbroer en zijn beste vriend zaten altijd achter in de tuin aan machines te sleutelen. Op mijn zesde reed ik al met zo’n klein crossmachientje, een Italiet 50, over een klein parcours met springplanken. Wat me wel eens op de mesthoop deed belanden. We gingen ook vaak met de motor op reis, wij kinderen in het zijspan, onder een hoop bagage. Achteraf is mijn vader zelf een motorzaak begonnen, ik zit dus aan de bron. Op mijn achttiende heb ik meteen mijn motorrijbewijs gehaald, tegenwoordig moet je wachten tot je 21. Een eigen motor heb ik nog niet, dat is veel te duur, maar in afwachting mag ik de huurmotoren inrijden.”

“Of dat fysiek niet zwaar is voor een vrouw? Toch wel. Een motor is gemaakt om te rijden: zodra je onderweg bent, is er geen probleem. Maar ergens stoppen en parkeren, vooral aan een café waar iedereen staat te gapen, dat kan lastig zijn. Als ik die BMW achteruittrek, moet ik soms op mijn tenen staan. Dan zie je de mensen denken: ‘Ach, dat vrouwtje wil ook stoer doen.’ Maar liever dat dan met een aangepaste machine rijden. Ooit had ik panne en moest ik dat ding van 180 kilo tegen mijn heup leggen en naar een benzinestation sleuren; toen heb ik wat afgezweet. Je moet natuurlijk geen machine kopen die echt te groot voor je is. Motoren worden gemaakt naar de gemiddelde lengte van de man en de meeste vrouwen zijn nu eenmaal kleiner.”

“Of ik mij een beetje stoer voel op die zware machine? Bah ja, zeker. Mannen vinden dat sympathiek, een vrouw op een motor. Dan komen ze naast je staan bij een stoplicht: ‘En juffrouwtje, ben je er content van?’ Heel grappig. Onderweg merken ze vaak niets eens dat onder dat pak en die helm een vrouw schuilgaat. Maar als ze het doorhebben, vertragen ze wel eens en signaleren: ‘Kom, laat eens zien wat je kunt.’ Meestal negeer ik dat, maar soms denk ik: ‘Nu ja, je vraagt erom’ en dan doe ik extra mijn best. Kan gevaarlijk zijn, dat soort uitdagingen. Anderzijds zijn er ook mannen die eens knikken en je ‘meenemen’, zodat je met z’n tweeën of drieën langs de files laveert. Ja, je krijgt veel appreciatie van mannelijke collega’s.”

“Motorrijden heeft natuurlijk ook wel een erotische uitstraling. Hoe vaak ik al niet heb moeten horen: ‘Jaja, we weten wel waarom die vrouwtjes per se motor willen rijden. Het zijn de trillingen die het ‘m doen.’ Ja, euh, dat zal wel iets geven, zeker. Vooral bij zo’n bak waaraan je je helemaal moet vastklampen. Maar het is toch niet de reden dat ik rijd. Echt lastig gevallen worden door een man op een motor, dat is mij nog nooit overkomen. Het is meer een broederschap, rijders onder elkaar. Dat groeten onderweg begint er een beetje uit te gaan, met zoveel machines op de weg kun je wel bezig blijven. Maar ik ben wel eens met mijn vader naar een motortreffen in Duitsland geweest. Duizenden motors die van overal kwamen, allemaal samen in de sneeuw. Zoiets had ik nog nooit gezien. Keiruige kerels waren daar bij, onder de tatoeages en met van die vossenpelzen op hun kop. Maar net zo goed keurige oudere heren. Bij mij heeft het iets van een fetisj: een man in een leren pak op een mooie gestroomlijnde motor. En dan in hoge snelheid door de bocht, zoals bij een wedstrijd, met zijn knie over de grond. Zo schoon… Zelf droom ik van het ultieme strak leren pak, het liefst op maat gemaakt, zoals dat van Uma Thurman in The avengers, maar zoiets kost een bom geld.”

“Natuurlijk ben ik wel eens bang geweest. Net buiten Leuven heb je zo’n bocht van bijna 180 graden. Als je die te snel of niet geconcentreerd genoeg ingaat, van je lijn afwijkt en je jezelf naar de vangrail voelt gaan… Dan mag je vooral niet remmen, anders komt je machine recht en begin je te zigzaggen. Krijgt mijn vader in de winkel een total loss binnen, dan roept hij mij er soms bij: ‘Kom maar eens kijken.’ En het is waar, totale controle bestaat niet, er kan altijd iets mislopen. Gevaar, een motor straalt dat ook een beetje uit, dat hoort bij het imago van vrijheid en rebellie. Hoewel de huidige motoren zeer veilig zijn, met al die technologische snufjes en ABS. Bovendien zijn de meeste motorrijders zich terdege bewust van het risico. Ik ken mensen genoeg die na een feestje toch achter het stuur van hun auto kruipen, maar niemand die met een paar pintjes op zijn motor start.”

Marleen Vanhee (37, direct marketing manager bij Roularta Media Group)

“Ik weet nog goed dat ik als tiener in de Franse les een reclameslogan met een typische uitdrukking moest bedenken. Prompt tekende ik een motor en zette er in grote letters ‘Ca gaze!’ bij. En later zou ik een vrijer met een motor nemen. Zo jong zat het er dus al in. Dat van die vrijer is trouwens uitgekomen. In de familie van mijn man is de motor een traditie, zijn grootvader reed al. Voor mijn dertigste verjaardag kreeg ik van mijn man rijlessen cadeau. Tot dan had ik alleen achterop gezeten. En maar zeuren dat ik zelf wilde rijden en dat het niet snel genoeg ging. Tot ik aan die rijlessen begon, toen had ik ineens niet meer zo’n grote mond. Het gewicht van die machine, de versnellingen, het verkeer. Toen ik na het eerste uur theorie meteen al in het zadel moest, vroeg ik me toch af waar ik aan begonnen was. Maar rijles krijgen van je vader of van je man lijkt me nog veel lastiger. Na de derde les had ik de smaak trouwens goed te pakken. Ik ben ook onmiddellijk in groepsverband beginnen te rijden; dan ben je wel verplicht je aan te passen aan de snelheid en het ritme van de groep en leer je veel sneller bij.”

“Als bestuursleden van motorclub KAMC Eendracht Torhout organiseren wij uitstappen in groepsverband. Zomaar wat rond de kerk rijden of elke dag dezelfde route naar het werk, dat interesseert mij niet. Wat motorrijden voor mij fascinerend maakt, is de combinatie met mijn andere hobby, reizen. Op de motor beleef je dat zoveel intenser: je gebruikt al je zintuigen. Een ander land, dat ruik je meteen. Vlaanderen heeft trouwens ook een geur: op zondagmiddag ruikt het overal naar biefstuk friet. Je voelt ook alles: veranderingen in het wegdek, plotse temperatuurwisselingen. Uren door de mist rijden, dat is nog erger dan regen, dat is puur afzien. Maar achteraf zijn dat de uitstappen die de meest intense herinneringen oproepen en de meest straffe verhalen! Gewoon met de auto reizen vind ik maar flauw. Dat ondervond ik nadat ik boven de Grand Canyon zo luchtziek was geworden, dat ik achteraf een poos niet op de motor kon. In de ‘bagagewagen’ had ik het gevoel dat ik de helft miste, alsof ik door een scherm naar Amerika keek. Hét land om per motor te bereizen is voor mij Spanje: het weer is er meestal fantastisch, de wegen in zeer goede staat en je kunt kilometers rijden zonder iets of iemand tegen te komen. De voorbije zomer waren we dan weer in Toscane. Leuker nog dan het verblijf daar vond ik de reis over de bergen. Die cols, die passen, heerlijk. Nu eens sta je in de sneeuw, een paar uur later aan zee.”

“Het esthetische aspect? Als het warm is en je zweet onder je helm, vraag je je wel eens af hoe je eruit zult zien als je hem afzet. In de winter draag ik een leren broek en een Goretex-jas met extra voering, in de zomer een zwartleren motorpak met een wit en rood streepje, kwestie van veiligheid en elegantie met elkaar te verzoenen. En ik heb altijd een kam en een spiegeltje bij me, ook op de motor wil ik mezelf blijven. Trouwens, wat veiligheid betreft: ik zal niet beweren dat motorrijden totaal ongevaarlijk is, maar veel hangt af van je rijstijl. Bij Motorenen Toerisme actief hebben wij onlangs een circuitstage gevolgd: kijk- en remoefeningen, behendigheid, manoeuvres voor noodsituaties die ook op de openbare weg van pas komen. Die technieken herhaal je zo vaak tot ze een automatisme worden. Ik ben ervan overtuigd dat je door defensief te rijden veel ellende kunt voorkomen. Hoe ook, mijn passie is groter dan mijn doemdenken.”

“Of vrouwen anders rijden? Mijn man zegt wel eens: ‘Je ziet dat het een vrouw is’, maar dat heeft dan vooral met de zithouding te maken. Tijdens de circuitinitiatie had de instructeur mij in elk geval niet meteen als vrouw herkend. Van de 55 deelnemers waren er trouwens maar drie vrouwen, dat is toch veel te weinig. Kracht is natuurlijk wel een probleem: ik zou graag met een BMW GS 1100 rijden, maar als die volgetankt op zijn steun staat, kom ik daar niet mee weg. Mijn machine is een Yamaha TDM 850, een toermachine die iets van een enduro heeft ( een type motor dat vooral op onverharde wegen gebruikt wordt). Maar even goed is het een prima reismotor waarmee ik kilometers en kilometers kan afleggen zonder zadelpijn of een zere rug te krijgen. Tijdens onze vakantie in Italië zijn we met een stel vrienden naar de World Ducati Week geweest: vijf Ducati’s en één Yamaha. En onderweg op de autosnelweg natuurlijk ook één lange file Ducati’s: een schitterend gezicht. Wat niet wegnam dat ik mij daar nogal onwennig voelde op mijn Japanner. Gelukkig kwam er tijdens dat treffen een Italiaan op mij af: ‘Toch een goeie machine, zo’n TDM.’ Prettig toch, dat motorrijders zulke sociale mensen zijn. Het is waarschijnlijk ook niet toevallig dat zoveel motorclubs aan liefdadigheid doen. MR voor MS, dat is altijd een gigantisch succes. Het geeft ook een echte kick, zo’n vijfduizend motards die allemaal tegelijk hun machine starten.”

“Maar je wilde weten of vrouwen anders rijden dan mannen. Ik kan natuurlijk alleen maar voor mijzelf spreken. En laat ik het vooral voorzichtig uitdrukken: toen ik jonger was, reed ik nog onbesuisder; nu rijd ik met meer verstand dan sommige mannen.”

Arlette Verbeeck (41, hoofd catering van een groot bedrijf)

“Ik weet iets moois voor je verjaardag’, zei mijn man toen ik 35 werd en hij reed met mij naar de motorwinkel. Noem het een geheime droom die in vervulling ging. Want motorrijden zit bij ons een beetje in de genen. Mijn broer zou voor zijn achttiende verjaardag een auto krijgen, maar nee, hij wilde een motor. Wat mijn ouders te gevaarlijk vonden, zodat hij hem uiteindelijk van zijn eigen spaarcenten kocht. Ik weet nog goed hoe dat gevaarte mijn ogen deed blinken: ‘Mag ik eens meerijden?’ Mijn zus was ook meteen verkocht, die heeft nu ook haar machine. Míjn eerste motor was een 500, een Virago, perfect om te leren rijden. Niet dat ik geen twijfels had: was ik met 35 al niet wat oud om nog in het zadel te springen? In die tijd had je trouwens nog geen speciaal motorrijbewijs nodig, anders was ik er misschien nooit aan begonnen. Voor ik de weg op ging, oefende ik met een goeie kennis in een industriepark, waar ik niet veel kwaad kon. Moeilijk? Het schakelen is even wennen, ja, maar als je durft en er echt zin in hebt, is niets moeilijk. Ik had al zo vaak achterop gezeten, dat scheelde allicht. Die eerste motor was mij trouwens algauw te traag: als een van mijn zonen achterop zat, moest ik er echt het maximum uit persen om een vrachtwagen te passeren en dat vond ik verontrustend. Op zo’n chopper vang je ook nogal veel wind.”

“Nu rijd ik met een Suzuki GSX750, een toermachine, géén buikschuiver. Zit comfortabel, geeft goede steun in de rug. Een laagvlieger kun je mij bezwaarlijk noemen: sneller dan 150 heb ik nog nooit gereden, ook al haalt mijn motor gemakkelijk 220 kilometer per uur. De leeftijd zeker? Na een boete – ik reed 110 waar ik maar 90 mocht – denkt een mens ook wel twee keer na. Mijn man, die intussen zijn eigen motor heeft, klaagt wel eens dat ik achteropblijf; daarom rijd ik nog het liefst voorop, dan kan ik zelf het tempo bepalen. In het begin, toen het allemaal nieuw was, waren we echt fanatiek en trotseerden we elk weer. Nu ben ik een echte hobbyrijder; als het regent, neem ik liever de auto. Mijn idee van een leuke uitstap is een rit door de Ardennen, het liefst in een beperkt gezelschap. Zo’n rit in groep, dan rij je elkaar maar voor de wielen, vooral als er een paar bij zijn die voortdurend van positie veranderen. Dan moet je extra uit je doppen kijken en ben je ’s avonds doodmoe. Bovendien ben je gebonden aan uren en stopplaatsen, terwijl het bij het motorrijden volgens mij toch vooral om het gevoel van vrijheid gaat. Maar bij mooi weer met ons vieren een dag naar zee, daar ben ik altijd voor te vinden. Géén fileprobleem, nooit gebrek aan parkeerruimte. De helmen, handschoenen en zware jassen gaan bij aankomst meteen in een kluisje in het station, je wordt daar vindingrijk in. Mij zul je nooit in T-shirt of shorts op de motor zien, je blijft nu eenmaal een zwakke weggebruiker en goede beschermkledij is een absolute must. Laarzen met stevige hakken ook, ik ben nu eenmaal niet groot van postuur. We zijn ook wel eens naar Elzas gereden, elk met een zoon achterop. Goed, de bagage die je in de bakken kwijt kunt, is tamelijk beperkt, maar dat hoort bij het avontuurlijke van zo’n tocht.”

“Bij mooi weer ga ik op de motor naar mijn werk, rustig langs de files laverend. In het begin stond ik dan doodzenuwachtig helemaal vooraan bij de stoplichten: ‘Ik zal hier toch wel als eerste wegraken, zeker?’ Maar dat went snel. Niemand kijkt er nog van op dat ik als vrouw op een motor op mijn werk arriveer. Zo’n zes jaar geleden was ik de enige, nu zijn we op het bedrijf zeker al met ons vijven. Maar als ik ’s morgens te laat ben opgestaan, spring ik nooit op de motor. Ongecontroleerd jachten, dat is niets voor mij. Ik rij echt voor de ontspanning, omdat ik het graag doe. Wij zijn trouwens heel secuur op onze machines, elk jaar krijgen ze een grondige onderhoudsbeurt, ongeacht het aantal kilometers op de teller. Een collega die voor zijn ogen een motorongeluk zag gebeuren, deed zijn machine meteen van de hand. Na het weekend krijg ik ook vaak te horen dat de krant weer vol verongelukte motorrijders stond. Ja kijk, als voetganger kun je ook overhoop gereden worden. Niet dat ik het gevaar opzoek, op mijn leeftijd hoef ik mijn grenzen niet meer zo nodig te verleggen. Maar als je te zeer stilstaat bij het gevaar, kom je de deur niet meer uit.”

De motoren worden almaar lichter en handzamer.

En de vrouwen almaar dynamischer en onafhankelijker.

An Martens: “Zelf droom ik

van het ultieme

strak leren pak,

het liefst op maat gemaakt.”

Marleen Vanhee: “Een ander

land, dat ruik je meteen.

Vlaanderen ruikt op zondag

naar biefstuk friet.”

Arlette Verbeeck: “In het begin

stond ik zenuwachtig vooraan

bij de stoplichten: ‘Ik zal hier toch

wel als eerste wegraken, zeker’?”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content