Je moet eerst even buiten adem raken om dan ademloos te kunnen kijken. In de woning van Dimitri Jeurissen leidt een spoor van kunst, boeken, verhalen en veel trappen je naar de dakverdieping, waar een bijzondere verrassing wacht.
‘De woning had al persoonlijkheid, een persoonlijkheid die nauw aansloot bij de onze. Dan is het een kwestie van je spullen oppakken, ze weer neerzetten en voortleven.’ Thuiskomen zonder te wennen dus. Jarenlang woonden Dimitri Jeurissen en zijn gezin in een loft in Sint-Gillis, sinds drie jaar huren ze de woning van een vriendin. Door die vriendschap voelde de plek al zeer vertrouwd aan, bovendien werd het vier verdiepingen tellende pand in Vorst verbouwd door Pierre Lhoas. Met die architect werkte Dimitri ooit samen bij de verbouwing van de loft. ‘Wanneer je kleine kinderen hebt, is een loft een fijne, directe manier van samenwonen. Maar met opgroeiende tieners evolueer je vanzelf van een horizontale naar een meer verticale indeling waarbij elk zijn plek zoekt en vindt.’
Binnenstebuiten
Bij de verbouwing koos de architect ervoor om de klassieke indeling van een woning om te gooien: de slaap- en werkkamers onderaan, de keuken met eetkamer bovenaan. Dimitri: ‘We leven vandaag allemaal zo graag in onze keuken, het klopte dus dat het beste van dit huis gereserveerd werd voor die bestemming.’ Het beste, dat betekent een open, industriĆ«le keuken met maximale lichtinval en een zonnig, ruim dakterras waar de beplanting overvloeit in de groentinten van het aangrenzende park. Bezoekers komen na de vele trappen lichtjes buiten adem boven, om vervolgens ademloos over Brussel uit te kijken. ‘Zicht en licht waren essentieel bij onze zoektocht. In New York woonden we een tijdlang schijnbaar on top of the world, en ook vanuit onze loft hadden we een fantastisch uitzicht. Deze bovenste verdieping gaf de doorslag.’
De ramen zijn niet alleen erg groot, ze zijn ook zo opgevat dat ze als garagepoorten omhoog kunnen, waardoor er geen onderscheid meer lijkt tussen binnen en buiten. De muur tegenover de keuken werd zelfs bekleed met fake klimop, een kunstwerk van de Duitser Thomas Demand. ‘Ik kocht de wandbekleding ooit in de Serpentine Gallery in Londen. De rol stond al jaren te wachten op de ideale bestemming.’
Kunst als tijdlijn
Op de verdiepingen onder de kleurrijke keuken zijn de tinten ingetogener: in de woon- en werkkamers, slaapkamers en hal is het de kunstverzameling die voor kleur zorgt. ‘Met veel kunstenaars raakte ik on the road bevriend. Sommige objecten kreeg ik in ruil voor het werk dat ik voor hen deed.’ Andere objecten kocht hij in het buitenland, veelal van jonge kunstenaars, maar evengoed op de vlooienmarkt. ‘Elk kunstwerk vormt een ankerpunt, een bepaald moment in mijn leven. Ik omring me graag met die herinneringen, bovendien inspireren de werken me.’ Ze eisen hun plek op in huis, zonder afstand. ‘Kunst moet bereikbaar zijn. Ik wil voluit kunnen leven met alles wat ik graag zie, dus ook met mijn collectie.’
Net als zijn kunstcollectie groeide ook de verzameling meubelen doorheen de jaren organisch. Erfstukken, vondsten op de vlooienmarkt, een vintage designstuk: het gaat Dimitri niet zozeer om het meubelstuk an sich, maar om het verhaal dat eraan vastkleeft. Een houten toonbank die ooit dienstdeed in de stoffenwinkel van zijn grootvader, de Panton Chairs die jaren bij zijn vader aan zee stonden, een lamp die bevriend kunstenaar Koenraad Dedobbeleer ontwierp. Het kleine chromen tafeltje verhuisde al meer dan twintig jaar mee, aan de werktafel die Ann Demeulemeester voor Bulo ontwierp ontstonden al talloze ideeĆ«n. Dan is er nog de eenzit, een Tsjechische kopie van een Hans Wegner-ontwerp uit de jaren vijftig, die hij op een vlooienmarkt in New York kocht. ‘Tijdens het verhuizen viel me op dat we niet zo veel meubelen hebben. Het zijn mijn boeken en kunstwerken die voor de aankleding zorgen in huis.’
ID Dimitri Jeurissen
Is 54 en woont samen met zijn vrouw, singer-songwriter Jeanna Criscitiello, en zijn drie kinderen in Vorst.
Is medeoprichter van Base Design, een Brussels ontwerpbureau met vestigingen in New York, GenĆØve en Melbourne.
Bepaalde de identiteit van talloze culturele instellingen en commerciƫle merken.