Katrijn Van Bouwel
‘Hoe “even een muur verven” een processie van Echternach wordt’
‘Verbouwen is als een danse macabre, het doet me verlangen naar een zoete, snelle dood’, zucht columniste Katrijn Van Bouwel.
Terwijl ik in gedachten ‘daar komt de bruid’ neurie, schrijdt mijn zusje naar voren. Ze ziet er schitterend uit, zelden zo mooi als nu, weerspiegeld in de blik van haar toekomstige. Ik slik nog maar eens een traan weg en grabbel naar een zakdoek. Dan besef ik dat ik de grootste blunder heb gemaakt die je kan maken op een huwelijk. Enkel de bruid mag in het wit zijn. Niet de getuige. Ik blijk behoorlijk onder de witte verf te zitten. Niet gewoon subtiel aan mijn nagelriem, maar tot mijn ontzetting ontdek ik grote witte vegen op mijn armen – daar waar ik “even per ongeluk tegen de muur leunde”. Vannacht – zo’n vier uur geleden – stond ik nog verfborstels uit te kuisen. Wij bevinden ons namelijk in de kring van de hel der renovatie. Als dit nestdrang is, dan begrijp ik waarom ze dat zo noemen: je werkt jezelf onherroepelijk in de nesten.
Hoe u0022even een muur vervenu0022 een processie van Echternach wordt
Ondertussen ken ik de doe-het-zelfzaken uit de buurt op mijn duimpje, de sluiproutes van hun personeel (nooit door de hoofdgang, altijd langs de kanten van de winkel, om zo min mogelijk aangeklampt te worden door wanhopige klussers). De waanzin van hoe “even een muur verven” een processie van Echternach wordt door afplakken, primen, schuren, verkeerde verf, en het hele boeltje dan maar opnieuw. En hoe de ene taak automatisch aan de andere haakt, als een wrede polonaise (“nu we dit toch aan het doen zijn, kunnen we niet anders dan…”). Een danse macabre die me doet verlangen naar een zoete, snelle dood, al dan niet ingezet door een of ander giftig product dat je echt niet mag gebruiken in slecht verluchte ruimtes.
Voor iemand die in haar hoofd leeft, is handenarbeid – en met die pollekes in het haar zitten – uitermate confronterend. Geen paragrafen maar primers, geen hoofdstukken maar hoofdschakelaars. Geen woorden, maar daden. Een ivoren toren bouwen, in plaats van erin te nestelen. Daar valt vast veel existentieels uit te puren, maar ’s avonds lig ik niet te filosoferen over het wonder van dingen maken, maar geveld door de moker waarmee ik een paar uur eerder nog een muur sloopte. Mijn kussen bezaaid met stof tot nadenken. Ik bijt mijn tanden stuk op beslissingen waarvoor ik amper gekwalificeerd ben, en krijg het resultaat op mijn bord – en knarsend tussen mijn tanden, als ik des middags schaft.
Mijn geliefde ontpopt zich tot stukadoor in spe, embryonale elektricien en beginnende bezetter. Hoe onbeholpener ik mezelf voel, hoe meer ik hem bewonder
Als tegengif probeer ik trots te zijn op wat we opbouwen, hier thuis. Letterlijk dan. Mijn geliefde ontpopt zich tot stukadoor in spe, embryonale elektricien en beginnende bezetter. Hoe onbeholpener ik mezelf voel, hoe meer ik hem bewonder, zeker omdat hij nog academischer is dan ik. Hij mengt mortel, balanceert op ladders en richt in mijn hart ongeweten extra kamers in. En dan denk ik, met een optimisme dat me doet denken aan hoe we een paar maand geleden “gauw de trap gingen doen voor de baby er was” en nu met een container sloopafval zitten: een huwelijksboot bouwen, hoe moeilijk kan het zijn? En ik vang alvast het bruidsboeket, omdat je over sommige dingen niet te veel moet nadenken, maar doen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier