Het nut van een mancave: vier mannen over hun bijzondere plek
Een kamer helemaal voor jezelf, waar je kunt doen wat jij graag doet. Van een kelder en een caravan tot een cinema en een minimuseum: vier mannen over hun bijzondere plek, zeg maar gerust cave.
De videotheek en cinema van Laurentijn Callewaert (31)
‘Ik ben al van kinds af aan gebeten door de horrormicrobe. Enorm gefascineerd was ik door het artwork van de videotapes uit de eighties. Ik had mezelf voorgenomen: zodra ik alleen ga wonen, wil ik een videotheek én een cinemakamer. En zo gebeurde het. (lacht) Ik ga zoals vroeger films uitkiezen, lees de hoestekst en laat me verrassen.
Ik heb zo’n 3000 titels, enkel horror, op verschillende formats. In het begin zat ik elke dag in mijn cinema, nu is dat één à drie per week. Maar vaak zit ik gewoon in mijn videotheek de collectie te bewonderen, met een leuk muziekje op. Daar kom ik echt tot rust. Mijn vriendin is trouwens ook into horror en zij was enorm onder de indruk toen ze hier de eerste keer kwam. Mijn meest bijzondere bezit is een pre-certification videotape van Antro-
pophagus, een film die door de British Film Commission verboden werd. Begrijpelijk, want daarin wordt de buik van een zwangere vrouw opengesneden en de foetus opgegeten. Het is een heel zeldzame tape, tweedehands betaal je daar tot 600 euro voor.
Ik vind het heerlijk om mezelf bang te laten maken door een film, ik wil dat gevoel dat ik als kind had opnieuw oproepen. Heel fijn ook om met een bende vrienden een film die over the top is te bekijken met bier en chips erbij en te lachen om de overdreven effecten. Ik heb trouwens ook een horrorpodcast, The Nightbreed, die ik samen met mijn broer Floriaan maak. En ik maak kortfilms met het horrorcollectief Midsplatternight Pictures die al op het Razor Reel Flanders Film Festival in Brugge zijn vertoond. De bedoeling is nu om een langspeelfilm uit te brengen. Ook horror, uiteraard.
Weet je, het moeilijkste is om plaats te blijven vinden voor mijn collectie. Dat is elke keer weer zoeken. Maar het lukt altijd wel.’ (lacht)
Het minimuseum van Marco Mertens (54)
‘Welkom in mijn museum. Ik omring me graag met curiosa en hebbedingen allerhande. Ik ben geen gamer, kijk amper tv, maar heb een fascinatie voor speciale dingen die me raken. De inspiratie komt van het college in Maasmechelen waar ik schoolliep. Daar stond een kast met opgezette dieren – mijn museum heeft dus veel met nostalgie te maken. Er staan bijgevolg veel oude dingen: oude munten, antieke beelden, ook wel moderne zaken. Stuk voor stuk dingen die voor mij waardevol zijn. Al vindt mijn vrouw dat ik ermee moet stoppen; ze ziet met lede ogen aan hoe ik – soms stiekem – met allerlei spullen thuiskom. Mijn favoriet is een stuk slagtand van een mammoet die nog in de buurt van mijn huis heeft rondgelopen. Gekregen van Belpop-kenner Jan Delvaux. Die woont aan het meer van Rotselaar, dat is uitgegraven voor de aanleg van de E314, en de tand is daar toen gevonden. Ook heb ik een haaientand van een dier dat hier tien miljoen jaar geleden nog gezwommen heeft. Het is zo mooi dat het van hier komt.
Ik zit hier echt elke dag. Ik ben fotograaf en mijn Photoshop-werk doe ik altijd hier. Dit is mijn ruimte, maar het is geen verboden plek voor mijn vriendin, integendeel. Ik vind het zelfs leuk als hier mensen komen, dan kan ik tonen wat er allemaal staat. Altijd leuk als ze mijn opgezette kevers zien. Of mijn opgezette fazant, pissebedden van 12 cm lang, vlinders, en zelfs een ministruisvogel. Ook mooi: hier kan ik ongestoord naar mijn muziek luisteren. Elders in huis zijn mijn kinderen de baas en staat er de godganse dag hiphop op. Hier zijn het dingen als R.E.M., Bonnie ‘Prince’ Billy, Antony and the Johnsons en Joy Division. En dat is genieten.’
De oude caravan die Kristof Devos (39), auteur en illustrator, als atelier gebruikt
‘Zeven jaar geleden werkte ik thuis in een atelier, maar met jonge kinderen bleek het niet zo makkelijk om gefocust te blijven. Er moest maar een deur opengaan en ze konden binnenkomen. Tegelijk leek het me heel charmant om in een afgesloten buitenruimte te zitten. En dus wilde ik me een woonwagen aanschaffen, maar daar heb je een tractor voor nodig, dat zag ik niet zitten. Toen kwam het idee voor een caravan, maar dat vond mijn vrouw dan weer geen goed plan. In ons hoofd was dat een groot wit lelijk ding. Ik heb uiteindelijk een oude Constructam op de kop getikt die ik heb gestript en waarvan ik iets nieuws heb gemaakt.
Werken in de caravan versterkt mijn concentratie, het is een ideale plek om mijn geest vrij te laten. En aangezien iedereen tegenwoordig thuis werkt, zit ik er elke dag.
Ik heb hem over the top ingericht, veel meer dan ik thuis zou doen. Er ligt een dambordpatroon op de vloer en de kasten zijn felgeel, het mocht wel een beetje zotter. Niet om me te inspireren hoor. ‘Wie wacht op inspiratie is een amateur’, zei Chuck Close ooit. ( lacht) Wel moet alles aan kant zijn, anders kan ik niet aan de slag.
Het is in de eerste plaats mijn plek, maar natuurlijk willen de kinderen er ook weleens in als ik aan het werk ben. Dat is soms moeilijk, maar ik wil ze zeker niet wegjagen. Niet dat dat zo vaak gebeurt – dat ze er het huis voor uit moeten, is toch een beetje een barrière.
Ik luister hier vaak naar muziek en die is erg afhankelijk van het boek dat ik maak. De Wind en Wij, mijn nieuwste boek, heb ik zelfs in stilte gemaakt. Voor mijn vorige boek heb ik dan weer voortdurend Lazaretto van Jack White opgelegd. Heel fijn om zo te werken. De caravan heeft echt een bepaalde waarde gekregen, we gaan er zelfs mee op reis nu. Wie kan dat zeggen van zijn atelier?’
De kelder van Wout De Vylder (58), waar naast zijn modelspoorbaan ook het drumstel van zijn zoon staat
‘Ik heb een druk leven en toen we ouders werden van een drieling, is het er allemaal nog drukker op geworden. Misschien moet ik iets doen wat echt van mezelf is, dacht ik toen. Het zijn treintjes geworden. Als kind had ik een treintafel en alles wat ik nu van materiaal heb, heb ik tweedehands gekocht of gekregen – allemaal Märklin-treinen uit de jaren zestig, mijn kindertijd. Alleen kon ik dat toen niet betalen. (lacht) Ik noem het graag mijn Panamarenko-tafel: er zijn geen landschappen, alles is functioneel gelaten. Ik wil gewoon zoveel mogelijk treintjes laten rijden, daarom ziet het er ook niet zo mooi uit. Ik ontwerp ook altijd andere plannen voor de sporen. Dat geeft me rust in mijn hoofd. Alles is volledig analoog, terwijl miniatuurbanen tegenwoordig allemaal via de computer gestuurd zijn. Als elektricien vind ik het fantastisch om niet-bestaande systemen te maken in plaats van alles kant-en-klaar te kopen.
In de herfst en winter zit ik hier heel vaak, in de zomer ga ik liever naar buiten. Er mag hier gerust bezoek komen, maar eerlijk: mijn vrienden zijn er eigenlijk helemaal niet in geïnteresseerd. Daarom ben ik hier meestal gewoon alleen. En dat is prima. Er staat hier trouwens ook een PlayStation en een drumstel voor onze oudste zoon, dat wint voor hem van de treinen. Niet dat we hier vaak samen zijn, dat zou niet lukken.
Ik val soms in slaap terwijl ik plannen maak voor mijn treinen. In bed, na een drukke werkdag, droom ik daar dan geweldig bij weg.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier