Belgische soja in de winkelrekken: hoe duurzaam is dat?

Een meisje helpt bij de voorbereiding van groentesatés met tofu © Getty
Eva Kestemont
Eva Kestemont Journalist Weekend.be

Tofu van eigen bodem roept enkele vragen op, want is soja niet iets dat vooral in Zuid-Amerika gekweekt wordt en daar gepaard gaat met allerhande wantoestanden? ‘Het zou hier de compleet tegenovergestelde wereld zijn’, klinkt het.

Wie nu en dan een plantaardig vervangproduct koopt, heeft tussen de aanbieders daarvan misschien wel al eens producten van De Hobbit zien liggen. Die Belgische maker van onder andere tofu, tempeh en allerlei spreads leeft volgens een duidelijke filosofie: wat verkocht wordt, moet niet alleen biologisch zijn, maar ook natuurlijk en transparant. Daarom toont het bedrijf zich nu erg trots om een van de partners te zijn die biologische en in België geteelde soja mee op de kaart kan helpen zetten.

Na enkele jaren lang testen is het namelijk zover: drie Belgische boeren voorzien De Hobbit van genoeg lokaal geteelde soja om een 100 % Belgische tofu mee te maken en die in de winkelrekken te leggen. Het doel is om de productie nog op te krikken en in de toekomst nog maar de helft van de nodige soja voor alle producten van De Hobbit elders in Europa te moeten gaan zoeken.

Lokaal geteeld voedsel klinkt leuk, maar de sojateelt komt doorgaans niet al te fraai in beeld. In Zuid-Amerika, waar de meeste soja vandaan komt, gaat hij vaak gepaard met boskap en enorme monoteelt, waardoor er zich ‘groene woestijnen’ vormen. Moeten wij dat in België dan ook beginnen vrezen, of kan soja hier net deel uitmaken van een duurzaam verhaal? Wij vroegen het aan Simon Eyers, die werkt voor de derde partner in dit verhaal, landbouwondersteunend bedrijf Arvesta.

Laten we beginnen bij het begin: hoe zijn jullie er ooit op gekomen om soja te gaan telen in België?

Simon Eyers: ‘Het is duidelijk dat we als maatschappij moeten nadenken over hoe we onze eiwitconsumptie gaan vormgeven in de toekomst, zowel voor wat wij eten als voor wat boerderijdieren eten. Op ons bord maken we de shift naar meer plantaardige voeding, in de stal willen we minder afhankelijk worden van import. Het is dan ook maar logisch dat we aan de slag gingen met soja.

Als je alle 2,5 miljoen ton soja die we vandaag in België importeren hier zou moeten telen, kom je niet toe met de landbouwgrond in ons land

Simon Eyers

Daarmee begonnen we al in 2016, op kleine schaal. Samen met het Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO) hadden we enkele kleine proefvelden, waarop we onderzochten welke variëteiten hier kunnen werken en hoe we de opbrengst kunnen verhogen. Op de piek van het onderzoek zaaiden we 70 à 80 hectare soja in. Om je een idee te geven: het totale landbouwareaal van België bedraagt 1,6 miljoen hectare.’

Dat is wel heel kleinschalig.

Eyers: ‘Ja, en het is vandaag zelfs weer wat gekrompen. Er zijn heel wat uitdagingen aan soja telen in België, en al helemaal op de conventionele manier. Je kan het hier perfect doen, maar een Belgische boer houdt er, in tegenstelling tot een Franse, niet veel aan over. Dat komt doordat de grond hier duurder is en doordat hier bepaalde gewasbeschermingsmiddelen niet gebruikt mogen worden. De prijzen op de wereldmarkt voor soja zijn zo laag dat boeren hun grond liever voor iets anders gebruiken.

Met conventionele soja doen we vooral verder om de kennis te verzamelen, om voorbereid te zijn als de omstandigheden eventueel zouden veranderen. Maar sinds twee jaar heb ik het gevoel dat biologische soja wél een interessant verhaal kan zijn. Die prijzen liggen significant hoger. De kosten blijven min of meer hetzelfde, maar de omzet wordt verdubbeld. Daarbij komt dat de biomarkt aan het aantrekken is. Zeker in combinatie met Belgische partners als De Hobbit zie ik het Belgisch sojaverhaal nog wel groeien.’

Hoe ziet die samenwerking tussen jullie en De Hobbit er juist uit?

Eyers: ‘De boeren leveren hun soja bij ons, wij drogen, sorteren en verpakken hem, en vervolgens doen de mensen van De Hobbit er hun ding mee. Als je een duurzaam verhaal wil opbouwen op lange termijn, moet je alle kanten van het verhaal vertellen. Er moet begrip zijn voor het werk dat landbouwers doen en ze moeten er een eerlijke prijs voor krijgen. Tegelijk moeten zij een kwalitatief product leveren. Maar dat zijn zaken die tijd vragen. Zo merken we nu dat de oogst van dit jaar anders is dan die van vorig jaar. Daar moeten we dan samen naar kijken. Dat kan gelukkig makkelijk, omdat we zo dicht bij elkaar zitten. Het blijft een kleinschalig verhaal, maar wel een mooi. Landbouwers zijn doorgaans ook trots dat ze aan zoiets kunnen meewerken.’

Zal je een smaakverschil proeven tussen tofu die gemaakt werd van Belgische sojabonen tegenover tofu van Europese bonen?

Eyers: ‘Er zijn uiteraard verschillen tussen de soja uit het ene en het andere land, net zoals er al kwaliteitsverschillen kunnen zijn van perceel tot perceel, maar die zijn niet merkbaar voor de consument. Dat gaat dan over verschillen zoals een iets hoger eiwitgehalte.’

Erwten zie je ook vaak terugkomen in vegetarische producten. Hebben zij meer potentieel dan soja in België?

Eyers: ‘De meeste van die erwten komen vandaag nog uit Noord-Frankrijk, maar ook België zet stappen. Erwten lenen zich erg goed voor mengteelt met tarwe. Dat is een techniek waarbij op een perceel tegelijkertijd tarwe en erwten gezaaid en geoogst, en achteraf gescheiden worden. Daarmee krijg je een aantal interessante voordelen. Vlinderbloemigen als erwten, soja en veldbonen halen stikstof uit de lucht en leggen die vast in de bodem, waardoor je weinig bemesting nodig hebt voor de tarwe. Doordat het geen monoteelt is, zijn er ook minder gewasbeschermingsmiddelen nodig en dalen de kosten voor de landbouwer. Hij krijgt dus meer voordelen voor een zelfde opbrengst.

Voor groene woestijnen hoeven we zeker niet te vrezen. Integendeel, soja en bij uitbreiding andere vlinderbloemigen zijn teelten die we in onze rotatie moeten krijgen om de landbouwsector te verduurzamen

Simon Eyers

Vlinderbloemigen in het rotatiesysteem van landbouwers krijgen is niet alleen interessant omdat die markt er is, maar ook omdat het heel duurzame manier van werken is. Een significant deel van de CO2-voetafdruk van akkerbouw komt van kunstmest, dat kan je sterk verminderen door in te zetten op soorten die amper bemesting nodig hebben.’

Waarom werkt nog niet elke tarweboer op die manier?

Eyers: ‘Omdat het iets nieuw is. Mensen kennen het nog niet en aan iets nieuws hangen altijd bepaalde risico’s vast. Daarbij hebben heel wat boeren het vandaag al financieel moeilijk . Dan ben je er niet zo happig op om iets onbekend het voordeel van de twijfel te geven, want als dat mislukt, heb je niets meer.’

Lukt het nog om boeren te motiveren om in deze moeilijke tijden te innoveren?

Eyers: ‘Er zijn er zeker die goed boeren, maar het klopt dat de sector al  jaren onder druk staat. De regelgeving wordt alsmaar strenger. Toch zou dat net ook voor opportuniteiten kunnen zorgen. Kijk maar naar die mengteelt van tarwe en erwten: dat kan vandaag al perfect.’

Even terug naar de soja, want die wordt natuurlijk niet alleen door vegetariërs gegeten. Schuilt er in het Belgische verhaal ook een alternatief voor geïmporteerde dierenvoeding?

Eyers: ‘Als je alle 2,5 miljoen ton soja die we vandaag in België importeren hier zou moeten telen, kom je niet toe met de landbouwgrond in ons land. Dat zullen we dus nooit kunnen opvangen door enkel Belgische soja. Boeren telen vandaag wel zelf weer meer alternatieve eiwitrijke planten, maar dat is nog betrekkelijk kleinschalig. Toch zullen we om duurzamer te leven wat vaker naar plantaardige voeding moeten grijpen, afgewisseld met af en toe een kwalitatief en duurzamer geproduceerd stukje vlees. Het is een en-en-verhaal.   

Soja zover het oog reikt: dit gebied in Brazilië lijkt op het eerste zicht misschien een groene weelde, maar is doodser dan een woestijn.

Het hangt wat af van de diersoort, maar de eiwitconversie is niet heel efficiënt. Om een kilogram dierlijk eiwit te produceren heb je in onze regio vijf kilogram plantaardig eiwit nodig. Die plantaardige eiwitten in de vorm van voer dat je voorschotelt aan boerderijdieren is nooit een op een soja – een groot deel van dat plantaardig eiwit komt bijvoorbeeld van gras -, maar je ziet meteen wel dat je meer land nodig hebt om dierlijke eiwitten te produceren. ’

Als je denkt aan sojateelt, zie je die beelden van gekapt woud waar groene woestijnen voor in de plaats kwamen. Kan het anders of dreigen we een Zuid-Amerikaans probleem te verplaatsen naar onze contreien?

Eyers: ‘Als het gaat over Zuid-Amerikaanse soja zijn er drie grote problemen. Het eerste is ontbossing. Daar hoeven we in België niet voor te vrezen, want de voor landbouw beschikbare ruimte is gekend. Ten tweede heb je de grote hoeveelheden gewasbeschermingsmiddelen die er gebruikt worden. Dat is bij ons veel strikter gereguleerd. Dat beeld van een pesticiden spuitend vliegtuigje dat over de gewassen raast, is hier ondenkbaar. Hier zijn al regels over de spuitknop die een boer moet gebruiken, zodat er zeker niets kan druppen waar het niet bedoeld is. Een derde probleem is de monoteelt op enorme percelen. Ook dat zou hier niet kunnen, want die zijn bij ons veel minder groot, en soja zou slechts een keer om de zes jaar gezaaid kunnen worden, om ziektecycli te breken.

Er is zo’n grote afstand tussen wat we eten en onszelf. Dat is een gigantisch probleem

Simon Eyers

Voor groene woestijnen hoeven we dus zeker niet te vrezen. Integendeel, soja en bij uitbreiding andere vlinderbloemigen zijn teelten die we in onze rotatie moeten krijgen om de landbouwsector te verduurzamen. Het zou hier de compleet tegenovergestelde wereld zijn. Ik kan wel begrijpen dat dat een moeilijk verhaal is voor de consument. Er is zo’n grote afstand tussen wat we eten en onszelf. Dat is een gigantisch probleem: mensen weten niet hoe hun eten gemaakt wordt. Kijk naar de kippensector: als ik jou morgen een kuiken en een euro geef, en de opdracht dat dier daarmee op te kweken tot een slachtrijpe kip, dan weet jij dat dat compleet krankzinnig is. Toch is dat de prijs die een boer ervoor krijgt, omdat wij kip willen aan lage prijzen.’

Een faire prijs betalen voor ons eten zou inderdaad heel wat van de problemen oplossen, maar dat is vandaag, in de huidige economische context en stijgende levensduurte, een moeilijk verhaal om te vertellen.

Eyers: ‘Toch gaven we relatief gezien bijna nog nooit zo weinig uit aan eten. En ook: de prijs van iets als tarwe in brood maakt voor de consument amper het verschil. Als een boer tien procent meer zou krijgen voor zijn tarwe, betekent dat minder dan een procent prijsverschil voor de consument. Heel wat van de toegevoegde waarde wordt verder in de keten gecreëerd. Dat we boeren geen faire prijs kunnen betalen zonder zelf te verarmen, is een drogreden die gebruikt wordt door retailers en de voedingsindustrie.

Je kan de wereld voeden op een duurzame manier, daar is dit verhaal van Belgische soja een bewijs van. Maar dan is er wel nog verandering nodig, en dat is waar veel mensen bang voor zijn. Het is zaak van erin te blijven geloven.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content