Kevin Levie

Veganisme en duurzaamheid zijn meer dan een hippe lifestyle

Kevin Levie Blogger

Dat zo veel ondernemers bezig zijn met duurzaamheid is goed, maar we mogen niet vergeten dat er structurele veranderingen moeten komen.

Deze week at ik bij Mr & Mrs Watson, de ‘plant-based food bar’ in Amsterdam, die sinds de opening een paar maanden geleden iedere avond volgereserveerd is. Niet geheel ten onrechte: ze maken bijvoorbeeld een veganistische blauwaderkaas, die ik als hij in de supermarkt lag iedere dag zou kopen. Het eten kostte tachtig euro voor twee personen, wat niet ongebruikelijk is.

Het slechtste dat de vegan community kan overkomen, is gereduceerd worden tot een hippe lifestyle-keuze voor hoogopgeleide stedelingen

Veganisme is booming in Amsterdam: de Vegan Junk Food Bar opent binnenkort zijn derde vestiging in de stad, bovenop de tientallen andere vegetarische en vegan restaurants die er al zijn. Iedere Albert Heijn verkoopt de bekende raw fruit bars van Nakd (5 euro per pakje), voor bij je kokoswater of kombucha van Marqt. En op iedere straathoek kun je sustainable shoppen voor een shirt van hennep, tas van zeildoek (‘upcycling!’), of kurken yogamat (143 euro). Net als in Utrecht, Antwerpen, Londen of Berlijn.

Consumptiemaatschappij

Dat zo veel ondernemers bezig zijn met duurzaamheid is heel goed. Dat er zo veel veganistische keuzes zijn in restaurants en supermarkten ook: dat was tien jaar geleden wel anders. Toch heeft duurzaam en diervriendelijk eten en kleden onmiskenbaar een consumentistische, soms zelfs decadente component gekregen.

Er zijn natuurlijk nog steeds veel mensen die al heel lang vanuit eigen overtuiging consequent die keuze maken. Maar daarnaast zijn milieubewustzijn en veganistisch eten onderdeel aan het worden van het keuzepalet van een bredere stedelijke klasse, die daarmee haar bewustzijn van wat er in de wereld speelt markeert. En etaleert, want Instagram is uitgevonden om te delen dat je dingen koopt en opeet (de vegan kazen hierboven worden dagelijks meerdere keren gefotografeerd).

Duurzaam en diervriendelijk eten en kleden heeft een consumentistische, soms zelfs decadente component gekregen.

Je zou het ‘conspicuous consumption’, opzichtige consumptie, kunnen noemen. De term werd gesmeed door econoom Thorstein Veblen, die ruim honderd jaar geleden beschreef hoe de rijken met zilveren bestek en golftoernooien hun welvaart en goede smaak toonden.

In een recent boek onderzoekt Elizabeth Currid-Halkett opzichtige consumptie anno 2018: er tekent zich een nieuwe klasse af, stelt zij, van hoogopgeleide stedelingen — van freelance journalisten tot chirurgen — die uiteenlopende achtergronden en inkomens hebben, maar hetzelfde cultureel kapitaal delen en consumptievoorkeuren hebben die wereldwijd verrassend veel op elkaar lijken. Lattes (met havermelk) van vijf euro drinken in leuke koffiebars, bijvoorbeeld. Gezondheid belangrijk vinden, en veel sporten of aan yoga doen (in stijlvolle yoga pants). Festivals bezoeken, een platenspeler hebben. Een voorkeur hebben voor lokaal, ‘eerlijk’ gemaakte producten (‘conspicuous production’). En natuurlijk biologisch eten, en liever nog vegetarisch of veganistisch.

Vegan salade
Vegan salade© istock

Dat dat laatste steeds populairder wordt is heel goed — en met geen van de andere keuzes is op zichzelf iets mis. Sommige van mijn beste vrienden drinken wel eens een latte met havermelk, maar wie door wat hij consumeert laat zien dat hij snapt wat belangrijk is en zich bewust is van bijvoorbeeld klimaatverandering, zet zich daarmee ook af tegen anderen. Het is nu al zo dat jonge mensen met een goede opleiding die in de stad wonen, veel vaker dan anderen bezig zijn met milieu en duurzame consumptie (lees bijvoorbeeld ‘Kiezen aan de kassa‘).

Om meer mensen te overtuigen vegan te gaan eten, is er meer betaalbaar plantaardig eten in de supermarkt nodig.

Om meer mensen te overtuigen vega(n) te gaan eten, is er eerder meer betaalbaar plantaardig eten in de supermarkt nodig dan een groot aanbod aan dure granola bars. Als duurzame keuzes daarentegen alleen worden gezien als een duur speeltje van hoogopgeleiden, kan dat het draagvlak voor bijvoorbeeld maatregelen tegen klimaatverandering alleen maar doen afnemen.

Geweten kopen

We gaan de wereld niet redden met duur vegan junk food en tassen van oude autobanden alleen. Kleine én grote bedrijven zullen de komende jaren nog vaker dan nu appelleren aan groene en duurzame waarden bij het aanprijzen van hun producten, met als doel ons te bewegen tot ‘commodity activism’: dingen kopen die ons het gevoel geven dat we iets goeds doen. Dat is een effectieve marketingstrategie, maar wereldproblemen zijn niet te reduceren tot het nemen van de juiste aankoopbeslissingen.

Wereldproblemen zijn niet te reduceren tot het nemen van de juiste aankoopbeslissingen.

Bezig zijn met veganisme en duurzaamheid is ten diepste politiek: je kunt proberen zelf de juiste keuzes te maken en daarin voorop te lopen, maar uiteindelijk is dat een druppel op een hete plaat en moet er structureel iets veranderen om bijvoorbeeld een einde te maken aan de hele industriële landbouw en veeteelt.

Een te grote focus op consumptie werkt depolitiserend: het legt de verantwoordelijkheid voor verandering neer bij individuele consumenten die maar de juiste keuzes moeten maken, in plaats van bij de maatschappij als geheel.

Het slechtste dat de milieubeweging en de vegan community kan overkomen, is dat zij steeds meer gereduceerd worden tot een hippe lifestyle-keuze voor hoogopgeleide stedelingen.

Eerder verschenen op medium.kevinlevie.nl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content