Nathalie Le Blanc botste deze week op het boek ‘Holy Shit!’ van Jaffe Vinck en prijst zichzelf gelukkig dat ze over een porseleinen toilet en zacht wc-papier beschikt.
‘Ze gaan wattenstaafjes verbieden.’ Mijn collega kijkt ontdaan naar haar computerscherm. ‘Hoe moeten we dan onze oren schoonmaken?’ Niet, zo blijkt. Artsen prediken al jaren dat oren zelfreinigende lichaamsdelen zijn, en dat we alleen de schelp mogen wassen. Maar wie zoals mijn collega toch wil blijven koteren hoeft niet te panikeren. Kartonnen en houten wattenstaafjes blijven toegelaten. Hout was trouwens het materiaal dat uitvinder Leo Gerstenzang in 1923 gebruikte. Hij zag dat zijn vrouw een plukje watten rond een tandenstoker draaide om iets uit het oor van hun zoontje te halen en schreef meteen een businessplan. Want ja, ook heel vanzelfsprekende dingen werden ooit uitgevonden. Neem toiletpapier. Als je op de plee een paar blaadjes afscheurt, denk je vast niet: wie heeft die geniale truc bedacht? Dat is jammer, want Joseph Gayetty verdient alle eer, vindt Jaffe Vink, die met Holy Shit! een kleine geschiedenis van ons toiletleven schreef. Voor Gayetty in 1857 zijn eerste vellen op de markt bracht, gebruikten we wereldwijd gewoon wat er voorhanden was. Onze handen dus, maar ook bladeren en takken, sneeuw en kokosnoten, maispluimen en – bij de Romeinen – een spons op een stok. Eenmaal de drukpers uitgevonden was, lagen er naast de emmer of het gat in de plank kranten, pamfletten en zelfs pagina’s uit boeken. Die inkt was niet gezond, vond Gayetty, dus bedacht hij iets beters. Maar niemand wilde vijftig cent voor vijfhonderd vellen betalen, en het was pas na de industriële revolutie, toen de papierindustrie ging boomen, dat er betaalbaar toiletpapier op de markt kwam. Maar comfortabel was dat nog niet, want papier wordt gemaakt van bomen en dus kwam er soms een splinter op een pijnlijke plek terecht. Pas sinds 1935 kunnen we onszelf met een gerust hart schoonvegen.
Vandaag hebben meer mensen een mobiele telefoon dan een veilig toilet
Vandaag kun je duurzaam toiletpapier kopen, gemaakt van onder andere bamboe of gerecycleerd papier, en de Australische firma Who Gives A Crap gaat zelfs nog verder. Het bedrijf doneert de helft van de winst aan ontwikkelingsprojecten rond sanitair. ‘Veertig procent van de wereldbevolking – zo’n 2,3 miljard mensen – heeft geen toegang tot hygiënisch sanitair’, lees ik op hun website. ‘Vandaag hebben meer mensen een mobiele telefoon dan een veilig toilet.’ Gevolg: slechte hygiënische omstandigheden, problemen en ziektes als cholera en diarree, iets waar elke dag 800 kinderen onder de vijf aan sterven. Het bedrijf heeft ondertussen 1,2 miljoen Australische dollar gedoneerd en tienduizenden toiletten gesponsord. Wie Jaffe Vinks boekje leest, kan zich perfect inbeelden hoe blij de ontvangers daarmee zijn. ‘Eeuwenlang was het: in de vrije natuur, onder de blote hemel, op het veld, aan de rand van een bos, bij een beek, en dan langs de kant van een dorpsweg, in een tuin, bij een hok, een stal en dan in een steeg van de stad, op straat, bij een huis, onder een raam, in de schaduw van een boom. Er werd overal gepoept en geplast.’ De Amsterdamse grachten, de Thames en de Seine, de Zenne en de Schelde, het waren open riolen. In het paleis van Versailles ging de Zonnekoning op een fluwelen stoel, maar de rest ging gewoon ergens in een donkere hoek. Geniet je van een schilderij van bijvoorbeeld Bruegel of van Dyck, beeld je dan ook eens de overweldigende stank in waarmee hun ‘onderwerpen’ moesten leven, stelt Vink voor. En dus zit ik nu al een paar dagen met een brede glimlach op mijn toilet, te genieten van het blinkende porselein, de guitige hondjes op het papier en het feit dat alles gewoon weggespoeld wordt. Ah, de niet zo kleine pleziertjes van het leven.
Holy Shit!, Jaffe Vink, uitgeverij Prometheus, 12,50 euro.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier