Kinderpsychiater Hilde Sijmons: ‘Onze tolerantie voor angsten is te groot’

© Illustraties Ephameron

Alle kinderen zijn weleens bang. Maar soms wordt die angst zo groot dat hij verlamt: van kinderen die niet meer alleen durven slapen tot extreem verlegen kinderen. De boodschap van kinderpsychiater Hilde Sijmons: grijp op tijd in.

Het slechte nieuws eerst: angststoornissen zitten in de lift. De laatste jaren is het aantal verdrievoudigd, vrezen experts. Kinderen en jongeren ontkomen niet aan deze maatschappelijke trend. Maar liefst vijf tot tien procent zou kampen met een angststoornis. Het goede nieuws: kinderen zijn makkelijker te behandelen en te genezen dan volwassenen én als ouder kun je veel meer doen dan je wellicht denkt. Wat dan precies, vroegen we aan kinder- en jongerenpsychiater Hilde Sijmons, gespecialiseerd in angsten.

5 tot 10 procent van de jongeren kampt met een angststoornis. Dat is veel.

Hilde Sijmons: ‘Dat is veel, en het maakt van angststoornissen de meest voorkomende psychiatrische stoornis bij kinderen. Dat verbaast misschien, want in de media is er veel meer aandacht voor ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD en autismespectrumstoornissen. Emotionele moeilijkheden bij kinderen en jongeren zijn lang over het hoofd gezien. Zo werd depressie bij kinderen in het psychiatrisch classificatiesysteem (DSM) pas erkend vanaf 1980, en ook het wetenschappelijk onderzoek is nog relatief recent.

Intussen is er gelukkig een verhoogde bewustwording van psychische moeilijkheden bij kinderen, en zoeken ouders sneller hulp. Dat heeft voor een schijnbare toename gezorgd. We leven in een maatschappij die zeer veeleisend is en waarin ook kinderen moeten voldoen aan heel wat verwachtingen. De druk op hen is toegenomen. Of dat ook leidt tot een toename van angsten is moeilijk wetenschappelijk te bewijzen.’

Een bang kind zal zich steeds meer terugtrekken en zo ervaringen missen. Beetje bij beetje wordt zijn leven beperkter, tot het enkel thuis nog veiligheid ervaart.

Zien jullie gevolgen van de coronacrisis? Bij volwassenen is er alleszins een toename in angsten merkbaar.

‘Bij kinderen die al met psychologische problemen worstelen, zien we twee scenario’s. Voor sommigen bleek de lockdown een zegen, doordat de stress van school en sociale contacten wegviel. Anderen zakten net dieper in hun angst, dwang of depressie. Daarnaast is er ook een groep kinderen die door de pandemie opnieuw of voor het eerst angst ontwikkelt. Voor kinderen is deze situatie erg beangstigend, maar de meesten kunnen dat wel aan. Van kinderen met een gevoeligheid voor angst, of kinderen die al wat negatieve ervaringen in het leven hadden, is de emmer al gedeeltelijk vol. Voeg daar een pandemie en lockdown aan toe en die emmer kan weleens gaan overstromen.’

Elk kind is weleens bang. Maar wat is het verschil tussen ‘normale’ angst en een angststoornis?

‘Dat kinderen angsten hebben is inderdaad normaal. Ze kennen de wereld nog niet en het onbekende maakt bang. Naarmate ze ontdekken hoe de dingen in elkaar zitten en leren dat de nieuwe prikkels of situaties geen reëel gevaar vormen, neemt de angst hiervoor bijna automatisch af. Als angsten wel blijven hangen en een belemmering gaan vormen voor het functioneren van het kind, wordt de angst problematisch en zal die níét vanzelf verdwijnen. Wanneer kinderen niet meer naar school of uit logeren durven, bijvoorbeeld, een bepaalde straat vermijden omwille van een blaffende hond of nacht na nacht bij hun ouders in bed kruipen omdat ze bang zijn. Dan is er vermijdingsgedrag ontstaan en dat belet dat het kind de angst leert overwinnen.’

U zei het al: sommige kinderen hebben een grotere gevoeligheid voor angst dan andere. Is dat iets wat er van nature in zit?

‘Je hebt kinderen die vol vertrouwen en zonder vrees op de wereld afstappen. Het leven gaat hun makkelijker af. Ze maken meer aangename dingen mee, omdat ze daar meer voor openstaan. Maar er zijn ook kinderen die dat basisvertrouwen missen, die bedachtzamer door het leven gaan en gevaar zien achter elke hoek. Zij zullen sneller angstig op gebeurtenissen reageren en ze minder makkelijk van zich kunnen afschudden.

Biologische kwetsbaarheid en temperament spelen daarin een rol: bij het ene kind kan een negatieve gebeurtenis inhakken op het leven en angst creëren, terwijl een kind dat geen aanleg heeft voor angst, op dezelfde gebeurtenis misschien met een andere problematiek zal reageren, maar niet met angst. In families van mensen met angsten zien we een verhoogde frequentie van angst bij andere familieleden. Er is dus een zekere overerfbaarheid. Maar opvoeding en de manier waarop je omgeving reageert op je angsten spelen een minstens even grote rol.’

Kleine stapjes

Hoe kun je als ouder je kind wapenen?

‘De beste reactie houdt het midden tussen enerzijds het accepteren van de angstige aard, en anderzijds je kind aanmoedigen om de angst te overwinnen. Dat laatste mag in kleine stapjes: beloof dat je in de buurt blijft als je kind iets doet waarvoor het bang is of doe het samen. Zo wordt het ‘gevaar’ een beheersbaar risico.

Veel ouders zullen – goedbedoeld – proberen om hun kind af te schermen van hun angst. Is het bang om te gaan logeren, dan mag het thuisblijven. Bang van monsters onder het bed? Dan kijken ze voor slapengaan onder het bed. Dat is een kortetermijnoplossing, maar het werkt niet op de lange termijn. Je kunt je kind beter leren dat monsters niet bestaan. En leer je kind geleidelijk aan uit logeren gaan. Stapje voor stapje, op zijn of haar tempo. Blijf communiceren, vorm een team. ‘Ik begrijp dat je dit moeilijk vindt. Is er iets dat je vandaag wél al kunt doen? Hoe kunnen we er samen voor zorgen dat je dit binnenkort wel durft?’ Je kind moet door de angst leren gaan. Als je niet in het water springt, kun je niet leren zwemmen.’

Kinderpsychiater Hilde Sijmons: 'Onze tolerantie voor angsten is te groot'
© Illustraties Ephameron

Een moeilijke opdracht, want als ouder wil je je kind een zo groot mogelijk gevoel van veiligheid geven en het beschermen tegen alle gevaren van de wereld.

‘Dat is de valkuil. Als je als ouder ziet dat je kind het moeilijk heeft, wil je bescherming bieden. Dat is een normale reflex en dat moet ook de eerste reflex zijn: mijn kind ziet af, ik grijp in. Het is een wankel evenwicht tussen beschermen en stimuleren, en dat vraagt begrip en inzicht van ouders. Ouders zijn daar niet voor opgeleid, ze volgen hun buikgevoel en dat geeft om allerlei redenen – zoals hun eigen ervaringen en gevoeligheid voor angst – niet noodzakelijk het juiste advies. Het is een van de redenen waarom we ouders intensief betrekken bij de behandeling van angststoornissen. Bij jongere kinderen ligt de klemtoon zelfs eerder op het werken met de ouders dan met het kind. Door inzicht te krijgen in de processen rond angst en door zich bewust te worden van de impact van hun eigen handelen, kunnen ouders een enorme steun zijn voor hun kinderen. Bovendien is het voor ouders die zelf angstig ingesteld zijn een hele opgave om hun angsten niet over te brengen op hun kinderen. Ze hebben soms hulp voor zichzelf nodig om hun kind te kunnen helpen.

Het omgekeerde gebeurt trouwens ook. Ik zie veel ouders hun geduld verliezen en hun kinderen bruuskeren. ‘Kom zeg, doe niet zo flauw. Doe dat nu gewoon.’ Maar een kind moet ook bang mogen zijn.’

Het helpt niet dat kinderangsten vaak zo irrationeel zijn. Mijn oudste zoon was bang van gitaren. De jongste van verklede mensen.

‘Kinderangsten worden vaak weggelachen, net omwille van die irrationaliteit. En degenen die de angst niet hebben, ouders, maar ook leeftijdsgenoten, kunnen zich niet inbeelden hoe het is om met die angst te leven. Een eerste stap is dat ouders de angsten van hun kind aanvaarden. Want de angst kan voor jou irrationeel lijken en dat misschien ook zijn, maar hij ís er en hij is echt.’

Hoe pak je kinderangsten aan die niet irrationeel zijn? Verlatingsangst, angst voor de dood?

‘Geen enkele angst komt vanuit het niets. Ook doods- en scheidingsangst ontstaan vaak na een concrete aanleiding, zoals het overlijden van een grootouder, zeker als het voor een kind de eerste confrontatie met de dood is. Alleen is hun angstige reactie soms niet in verhouding met het reële risico op de dood van andere familieleden. Achterhaal waar de angst vandaan komt en praat erover.’

Hulp zoeken bij een kinderpsycholoog of -psychiater is een vorm van preventie, zegt u. Als je je kind weerbaar maakt, plukt het daar op latere leeftijd de vruchten van.

‘Door zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling in te grijpen, vermijd je dat er patronen ingesleten raken. Kinderen die geleerd hebben hun emoties te begrijpen en hun angsten te beheersen, vergroten hun weerbaarheid op langere termijn. Zo verklein je de kans op psychische problemen op latere leeftijd. Stel dat een kind bang is om naar school te gaan en de ouders staan toe dat het thuisblijft, dan krijgt het de boodschap: als ik iets moeilijk vind, dan blijf ik daarvan weg. Je hebt vluchtgedrag gecreëerd. Kinderen die het gewend zijn om zich terug te trekken in moeilijke situaties, zullen dat later in hun leven herhalen, want dat is hoe ze geleerd hebben om te gaan met hun angst. Ze hebben nooit een kans gekregen om andere patronen te ontwikkelen.

Het goede nieuws: jonge kinderen kun je nog heel goed helpen om hun angsten te verminderen of overwinnen. Jong geleerd is oud gedaan.’

Kinderpsychiater Hilde Sijmons: 'Onze tolerantie voor angsten is te groot'
© Portret Filip Naudts

Luisterend oor

Hoe zit het met jongeren? Bij hen kun je niet zeggen: ik neem je bij de hand en stapje voor stapje gaan we die angst overwinnen.

‘Nee, maar met jongeren kun je beter praten en zo trachten te achterhalen wat de oorzaak van de angst is. Oudere kinderen weten soms heel goed waar hun angst vandaan komt, al is het voor hen niet altijd evident om dat ook te delen. Van pesten tot afwijzing en zaken als seksuele intimidatie en aanranding, het kan allemaal een rol spelen. Jongeren kampen bovendien vaak met een laag zelfwaardegevoel, wat hen belemmert om hun angsten te overwinnen. Zij hebben de steun van hun ouders broodnodig. Wees een luisterend, niet-oordelend oor. Een kind dat de steun van zijn ouders voelt, voelt zich gesterkt en heeft meer moed om zijn angsten te overwinnen.

Wanneer moet je als ouder inzien: dit kunnen we niet meer alleen, hier hebben we professionele hulp bij nodig?

‘Onze tolerantie voor angsten is enorm groot. Te groot. Ouders laten de situatie soms veel te lang aanslepen. Angst lijkt iets wat zo lang mogelijk binnenskamers moet blijven. Maar angst kan heel hardnekkig zijn en een grote rem op het leven leggen. Want een bang kind zal zich steeds meer terugtrekken en zo meer en meer ervaringen missen. Het gaat niet meer naar de jeugdbeweging, geeft hobby’s op, verliest contact met vriendjes… Beetje bij beetje wordt zijn leven beperkter, enkel thuis ervaart het nog veiligheid.

We stellen vast dat ouders pas bij ons komen als ze zich zorgen maken over de gevolgen van de angststoornis: leerproblemen, pesterijen of sociale isolatie, onvoldoende zelfstandigheid… Voor een klein lichamelijk probleem stappen ze sneller naar de dokter dan voor een groter mentaal probleem. Psychologische hulpverlening is nochtans geen schande. Het wil niet zeggen dat je als ouder iets verkeerd doet of dat je kind niet flink is. Met een allergie ga je ook naar de dokter voor een zalfje. Als je weet dat het leven van je kind zoveel beter wordt door psychologische hulp, waarom dan wachten? Waarom niet dat ‘zalfje’ komen halen dat hen van hun angst kan bevrijden?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content