Groenjournalist Marc Verachtert geeft tips voor een tjirpende vogeltuin
Journalist en tuinarchitect Marc Verachtert is auteur van verschillende boeken en werkte mee aan tuinprogramma’s op de VRT. Eerder dit jaar bracht hij het Zakboek voor de vogeltuin (Lannoo) uit.
Hoe lok ik vogels maar geen nieuwsgierige ogen naar mijn zonnige balkon?
“Met middelhoge, bloeiende en bes- of vruchtdragende struiken en bomen zoals Choisya ‘Aztec Pearl’ (Mexicaanse oranjebloesem), Amelanchier (krentenboompje), Cornus (kornoelje), Eleagnus ebbingei (olijfwilg) en Malus gracilis (micro- of miniappeltjes). Bloei betekent insecten en die worden gegeten door vogels. Insecten zijn vooral nuttig in de nest- en broedperiode. Later in het jaar hebben vogels nood aan zaden. Die vinden ze in kleine en middelgrote bessen. Groter fruit is dan weer nodig in herfst en winter, als je het niet zelf oogst tenminste. Klimplanten kunnen ook. Die kun je langs een scherm of hekwerk leiden om inkijk te voorkomen. Hedera (klimop), Clematis (bosrank), Lonicera (kamperfoelie) en Vitis vinfera (druif) zijn ideaal. Vooral de bladhoudende soorten, omdat ze de tuinvogels ook in de winter beschutting geven.”
Lukt dat ook op een schaduwrijke plek?
“Zeker. Met Aucuba japonica (Japanse laurier) die bonte bladen heeft met veel geelaccenten, of Nandina domestica (Hemelse bamboe), een bessendragende plant.”
Ik wil niet alleen vogels aantrekken, ik wil ze ook graag een veilige thuis aanbieden.
“Ideaal voor vogels is het als de struiken en bomen veel vertakkingen hebben. Zo hebben ze houvast om hun nest een stevige basis te geven. Misschien heb je zelf liever geen gedoornde planten, maar die geven vogels wel extra bescherming tegen belagers. Soorten die interessant zijn, zijn de blauwe hulst, schijnhulst, Portugese laurier en vuurdoorn. Vermijden dat vogels zich te pletter vliegen tegen je vensters moet niet noodzakelijk met stickers van roofvogels. Dingen voor of achter het glas zetten of hangen is even goed. Hangplanten, gordijnen, macraméhangers, of gewoon je vensters wat langer vuil laten worden.”
Wat met nestkastjes?
“Die zijn in een stadsomgeving zonder meer nodig voor meesjes. Maar mezen zijn kieskeurig wat invliegopening betreft. Zo wil de koolmees een rond gat van 32 millimeter, de pimpelmees 28 millimeter en de ringmus 40 millimeter. Hebben ze geen duidelijk opstapje en een eerder kleine ‘eetopening’, dan aarzelen vogels om ze te gebruiken.
Het vlieggat wijst beter naar het oosten of zuidoosten. Zo verminder je de kans op slagregen, noordenwind en zuiderzon. Daarom kies je ook beter voor vaste huisjes die niet met de wind kunnen meedraaien. Wat de hoogte betreft moet je mikken op twee meter en genoeg afstand bewaren van het huis, maar ook van de andere nestkastjes. De meeste vogels houden namelijk niet van soortgenoten in de buurt. Vijf meter afstand volstaat. De vogelhuisjes verstoppen hoeft niet, vogels houden van zicht op hun omgeving.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier